ECLI:NL:RBOBR:2015:6950

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
SHE 15/6460, SHE 15/6458 en SHE 15/6535
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunningen voor de aanleg van het Dynamisch Beekdal

Op 3 december 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende voorlopige voorzieningen met betrekking tot omgevingsvergunningen verleend door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel. De zaak betreft de aanleg van het Dynamisch Beekdal, waarbij vergunningen zijn verleend voor verschillende activiteiten, waaronder het bouwen van kunstwerken, het aanleggen van een kanorustplaats en het kappen van bomen. Het Groene Hart heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld en verzocht om voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft eerder op 3 november 2015 een voorlopige voorziening getroffen, waarbij de besluiten van 24 september 2015 zijn geschorst voor bepaalde activiteiten tot en met 31 januari 2016.

In de huidige uitspraak heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen aanleiding is om de voorlopige voorziening geheel op te heffen, gezien de mogelijke onomkeerbare gevolgen van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft echter wel besloten om de voorlopige voorziening op te heffen voor specifieke werkzaamheden in het deelgebied Molenhoek en voor de aanleg van een persleiding, omdat het Groene Hart geen concrete bezwaren heeft geuit tegen deze werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de belangen van de agrariërs en beschermde diersoorten in het gebied in overweging moeten worden genomen en dat het College moet motiveren hoe de vergunde activiteiten bijdragen aan het herstel van het beekdalsysteem.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de noodzaak voor overleg tussen betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het College het griffierecht aan de verzoekers moet vergoeden, maar heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/6460, SHE 15/6458 en SHE 15/6535
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 december 2015 op de verzoeken om opheffing van de voorlopige voorziening van
1. het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel, te Sint Michielsgestel, verzoeker (SHE 15/6460)
(gemachtigde: B. van Houtum-Heil),
2. Combinatie De Vaartte ’s-Hertogenbosch, verzoekster (SHE 15/6458)
(gemachtigde: [gemachtigde A] ),
3. het dagelijks bestuur van Waterschap Aa en Maaste ’s-Hertogenbosch, verzoekster (SHE 15/6535)
(gemachtigden: mr. Laarhoven en ing. B. Pastor).
in de zaak tussen

Het Groene Hart, te Den Dungen,

gemachtigde: [gemachtigde B] .
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel.
Als derde-partij heeft aan de gedingen deelgenomen
Het Groene Hart, te Den Dungen, gemachtigde: [gemachtigde B] . Voorts hebben verzoekers ieder afzonderlijk als derde-partij aan de gedingen deelgenomen.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2015 heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel (het College) aan het dagelijks bestuur van Waterschap Aa en Maas (het Waterschap) een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van het Dynamisch Beekdal; deeltraject Molenhoek, Middelrode en Seldensate fase 3 en 4 voor de activiteiten bouwen (van een aantal kunstwerken en een waterwindmolen), aanleggen (van een kanorustplaats en andere diverse aanlegwerkzaamheden) en het kappen van bomen.
Bij besluit van 24 september 2015 heeft het College aan Combinatie De Vaart (de Combinatie) een omgevingsvergunning verleend voor de OVA-aanleg van het Dynamisch Beekdal; fase 5 en 6b (Hersend en Aaveld) ten behoeve van de activiteit aanleggen (van een kanorustplaats en andere diverse aanlegwerkzaamheden).
Het Groene Hart heeft tegen de besluiten beroep ingesteld. Deze zijn geregistreerd onder de zaaknummers SHE 15/3104 en SHE 15/3107. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, geregistreerd onder zaaknummers SHE 15/3102 en SHE 15/3106.
Bij uitspraak van 3 november 2015 heeft voorzieningenrechter de besluiten van 24 september 2015 geschorst, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten bouwen, uitvoeren van werkzaamheden en kappen op de percelen met de bestemming
Agrarisch met waarden- Natuur- en landschapswaarden” en de dubbelbestemming “Waterstaat-Waterbergingsgebied” tot en met 31 januari 2016 met uitzondering van de percelen met de genoemde bestemming gelegen binnen het zwart omlijnde gebied op de afbeelding in rechtsoverweging 15 van deze uitspraak.
Bij besluit van 17 november 2015 (het bestreden besluit 1) heeft het College het besluit van 24 september 2015 waarbij hij omgevingsvergunning heeft verleend voor de aanleg van het Dynamisch Beekdal; deeltraject Molenhoek, Middelrode en Seldensate fase 3 en 4, gewijzigd als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het College en het Waterschap hebben ten aanzien van het bestreden besluit 1 verzocht om opheffing van de door de voorzieningenrechter bij uitspraak van 3 november 2015 getroffen voorlopige voorziening. De verzoeken zijn geregistreerd onder zaaknummers SHE 15/6460 en SHE 15/6535.
Bij besluit van 16 november 2015 (het bestreden besluit 2) heeft het College het besluit van 24 september 2015 waarbij hij omgevingsvergunning heeft verleend voor de OVA-aanleg van het Dynamisch Beekdal; fase 5 en 6b ten behoeve van de activiteit aanleggen (van een kanorustplaats en andere diverse aanlegwerkzaamheden), gewijzigd als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb.
De Combinatie heeft ten aanzien van het bestreden besluit 2 verzocht om opheffing van de door de voorzieningenrechter bij uitspraak van 3 november 2015 getroffen voorlopige voorziening. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummers SHE 15/6458.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2015. Partijen hebben zich ter zitting doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een bodemgeding niet.
2. Het College heeft ter zitting aangegeven dat in zowel de besluiten van 24 september 2015 als bestreden besluit 1 en 2 abusievelijk is vermeld dat beroep tegen deze besluiten openstaat bij deze rechtbank. Het Groene Hart heeft desgevraagd ter zitting bevestigd dat zij, ook in het geval de rechtbank haar beroepen zou doorzenden naar verweerder als bezwaarschrift, dan wel wanneer zij zelf bezwaar zou maken tegen de bestreden besluiten 1 en 2 het College zou verzoeken om in te stemmen met rechtstreeks beroep. Het College heeft desgevraagd ter zitting aangegeven in te stemmen met rechtstreeks beroep. Onder deze omstandigheden is de rechtbank bevoegd de beroepen tegen de besluiten van 24 september 2015 inhoudelijk te beoordelen. Deze beroepen richten zich ingevolge artikel 6:19 van de Awb van rechtswege tegen de bestreden besluiten 1 en 2, zodat de rechtbank ook bevoegd is hierover een inhoudelijk oordeel te geven. Ter zitting is aangegeven dat alle zaken gelijktijdig met het beroep in de zaak SHE 15/1640 worden behandeld door de meervoudige kamer van deze rechtbank.
3. De Combinatie heeft ter zitting gewezen op twee knelpunten die in het werkproces zijn opgetreden als gevolg van de voorlopige voorziening. Dit betreft in de eerste plaats de aanleg van een sifon en herinrichting van een gebied, dat hieronder is aangegeven. Het Groene Hart heeft aangegeven dat geen bezwaar bestaat tegen opheffing van de voorlopige voorziening voor zover deze betrekking heeft op het hieronder aangegeven gebied en de aanleg van een sifon, omdat dit gebied de op basis van artikel 6 van het bestemmingsplan “Buitengebied Sint Michielsgestel”(het bestemmingsplan) te beschermen waarden reeds onherstelbaar zijn verstoord. De voorzieningenrechter zal de getroffen voorlopige voorziening opheffen met betrekking tot het besluit van 24 september 2015 inzake fase 5 en 6b voor zover deze ziet op het hieronder zwart omlijnde gebied en ten behoeve van de aanleg van de sifon.
4. Voorts heeft het Groene Hart aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de aanleg van een persleiding zoals aangeduid op de ter zitting overgelegde kaart ‘capaciteitsvergroting N279 ’s-Hertogenbosch-Veghel’, registratienummer 1404299-00260, mits de Combinatie bereid is toe te zeggen dat de leiding wordt verwijderd indien dat noodzakelijk is voor toekomstig natuurbehoud bij een, voor het Groene Hart positieve, uitspraak. Deze toezegging heeft de Combinatie vervolgens ter zitting gedaan. De voorzieningenrechter zal de getroffen voorlopige voorziening opheffen uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de aanleg van de betreffende persleiding. De voorzieningenrechter wijst de Combinatie er op dat de onderliggende benodigde omgevingsvergunning voor het verrichten van de werkzaamheden onderwerp is van beroep en dat zij de aanlegwerkzaamheden verricht op eigen risico.
5.1
Het Waterschap heeft specifiek om opheffing van de voorlopige voorziening gevraagd in de gebieden Seldensate en Middelrode (in fase 3 en 4) omdat de gronden die vrijkomen in deze gebieden worden benut bij de aanleg van de N279. De Combinatie heeft aangegeven dat het ook mogelijk is de benodigde grond voor de aanleg van de N279 van buiten het gebied te betrekken maar dat hieraan extra kosten verbonden zijn. Voorts hebben het College, het Waterschap en de Combinatie gevraagd de voorlopige voorziening op te heffen onder verwijzing naar de bestreden besluiten 1 en 2. Van deze besluiten maken deskundigenadviezen van Grontmij deel uit. In deze adviezen heeft Grontmij de aangevraagde activiteiten getoetst aan de op die percelen van toepassing zijnde gebiedsaanduidingen. Desgevraagd heeft het College ter zitting aangegeven de herstelopdracht in de tussenuitspraak van 21 oktober 2015 (ECLI:NL:RBOBR:2015:6028) zo te interpreteren dat hij dient te motiveren hoe de activiteiten bijdragen tot ontwikkeling van een (nieuw) beekdalsysteem en dat hij niet hoeft aan te geven of de activiteiten bijdragen tot herstel van het beekdalsysteem zoals dat er was voor 1930. Door het Waterschap en de Combinatie is aangegeven dat in de uitspraak van 3 november 2015 ten onrechte geen rekening is gehouden met de belangen van de agrariërs in het gebied. Als gevolg van de getroffen voorlopige voorziening kunnen de werkzaamheden niet worden afgerond voor aanvang van het zaaiseizoen. Als de werkzaamheden later worden uitgevoerd, dreigt bovendien een verstoring van aanwezige beschermde diersoorten in het gebied.
5.2
Het Groene Hart heeft aangegeven dat in de bestreden besluiten 1 en 2 de gebreken, die zijn geconstateerd in de uitspraak van 3 november 2015 in de besluiten van 24 september 2015, niet zijn hersteld. Zij bestrijdt dat de gevolgen van de ingrepen voor de op basis van artikel 6 van het bestemmingsplan beschermde waarden goed in kaart zijn gebracht in de adviezen van Grontmij. Volgens het Groene Hart heeft Grontmij verzuimd om aan te geven of de activiteiten leiden tot beekherstel. Hierbij interpreteert het Groene Hart de tussenuitspraak van deze rechtbank aldus dat verweerder dient te motiveren of (en zo ja hoe) de activiteiten bijdragen tot herstel van het beekdalsysteem zoals dat er was voor 1930. Tot slot pleit het Groene Hart voor aanpassing van de verleende vergunningen. Het Groene Hart vreest voor onomkeerbare gevolgen voor de beschermde waarden indien de voorziening wordt opgeheven en het Waterschap en de Combinatie weer aan de slag kunnen gaan.
5.3
Artikel 1.28 van het bestemmingsplan luidt: Beekdalsysteem: betreft de landschappelijke begrenzing van een beekdal waarbinnen ontwikkelingen met betrekking tot het watersysteem, de natuur, het landschap en extensieve recreatievormen kunnen plaatsvinden. Ingevolge artikel 6.1 van het bestemmingsplan zijn gronden in een gebied ter plaatse van de aanduiding “Beekdal” bestemd tot het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide beekdalsysteem.
5.4
Op basis van de genoemde tussenuitspraak van deze rechtbank dient het College te motiveren:
- wat de gevolgen van de vergunde activiteiten zijn voor de landschaps- en natuurwaarden in het gebied,
  • of de vergunde activiteiten volgens hem tot beekherstel leiden als bedoeld in artikel 1.28 van de planregels, en,
  • op basis van de uitkomsten hiervan, te beoordelen of aanpassingen aan de vergunde activiteiten mogelijk zijn, zonder dat de aanpassing ten koste gaat van het belang van de waterberging.
5.5
Omdat aan de besluiten van 24 september 2015 dezelfde gebreken kleefden als aan het besluit dat onderwerp van geschil was in de tussenuitspraak, moet het College, om de gebreken in de besluiten van 24 september 2015 te herstellen, dezelfde opdrachten vervullen.
5.6
Beantwoording van de vraag of het College is geslaagd in de eerste opdracht leent zich niet voor een uitputtende behandeling in voorlopige voorziening. Op verzoek van het Waterschap en de Combinatie zijn de verzoeken om opheffing met spoed behandeld en heeft het Groene Hart nog niet uitgebreid kunnen reageren op de beschrijving van de gevolgen door Grontmij, al heeft het Groene Hart ten aanzien van de deelgebieden Seldensate, Middelrode, Hersend en Aaveld al wel meer specifiek gereageerd. De voorzieningenrechter laat in het midden of deze kritiek terecht is of niet. Dit zal moeten worden beoordeeld door de meervoudige kamer van deze rechtbank op 19 januari 2016.
5.7
Met betrekking tot de tweede vraag overweegt de voorzieningenrechter het volgende. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geen oordeel gegeven over de betekenis van het begrip ‘beekherstel’. De rechtbank heeft zich beperkt tot het oordeel dat verweerder niet gemotiveerd is ingegaan op het bezwaar van het Groene Hart dat het project niet bijdraagt aan beekherstel. Derhalve is, anders dan partijen veronderstellen, in de tussenuitspraak in het midden gelaten wat beekherstel inhoudt, laat staan wat het referentiemoment is van het beekherstel (dat wil zeggen naar welke periode in het verleden de beek zou moeten worden hersteld). De term is, zoals uit deze procedure blijkt, voor meerdere uitleg vatbaar. De term ‘beekherstel’ is niet in de planregels van het bestemmingsplan zelf gedefinieerd. Bij de uitleg dient daarom eerst te worden gekeken naar de toelichting van het bestemmingsplan en daarna naar het algemeen spraakgebruik. De voorzieningenrechter leidt uit de toelichting van het bestemmingsplan, in het bijzonder bijlage 8 van deze toelichting, niet af dat onder beekherstel uitsluitend wordt verstaan herstel naar de toestand van voor 1930 (voor de kanalisering van de Aa). In bijlage 8 wordt namelijk het volgende aangegeven: “Bij beekherstel krijgen vergraven beken weer meer ruimte om te kronkelen door het landschap, zodat natuurlijke processen gestimuleerd worden. Dit beekherstel wordt het verst doorgevoerd bij beken met aanduiding ‘beekherstel A’.
5.8
De voorzieningenrechter mist tot slot in de nadere motivering van het College een antwoord op de derde vraag of aanpassingen aan de vergunde activiteiten mogelijk zijn, zonder dat de aanpassing ten koste gaat van het belang van de waterberging. Dit antwoord is wel van belang omdat het Groene Hart in haar reactie betwist dat alle activiteiten noodzakelijk zijn in kader van waterberging, vooral de ingrepen in de gebieden Seldensate en Middelrode.
5.9
Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet vaststaat dat door de herstelbesluiten de gebreken in de besluiten van 24 september 2015 geheel zijn hersteld. Er is nog wel een aantal zaken onduidelijk.
6.1
De voorzieningenrechter weegt de belangen bij opheffing van de voorlopige voorziening en de belangen bij instandhouding daarvan als volgt. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het op de weg van het Waterschap en de Combinatie had gelegen om de gestelde belangen van agrariërs en van beschermde diersoorten in het gebied wat eerder naar voren te brengen. Een verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening biedt geen ruimte om de inhoudelijke motivering van de uitspraak van 3 november 2015 aan te vechten. Deze feiten en omstandigheden waren bekend voor 3 november 2015. Destijds hebben partijen slechts in algemene zin gewezen op de mogelijke overlast voor bewoners van het gebied. De voorzieningenrechter ziet bovendien geen reden voor een ander oordeel. Het had op de weg van het Waterschap en de Combinatie gelegen de aanvragen eerder in te dienen. Ofschoon de late indiening van de aanvragen heeft geleid tot een spoedige besluitvorming (en toepassing van artikel 6.2 van de Wabo), dienen de gevolgen ervan uiteindelijk wel voor hun risico te komen.
6.2
Bij opheffing van de voorlopige voorziening kunnen onomkeerbare gevolgen optreden voor de aanwezige beschermde waarden in het gebied. Een inhoudelijk debat over aanpassing van de vergunning met het oog op de beschermde waarden, als de werkzaamheden al zijn uitgevoerd en de waarden al zijn verstoord, is zinloos. De voorzieningenrechter sluit niet op voorhand uit dat met geringe aanpassingen in de vergunningen de door het Groene Hart nagestreefde doelen al dan niet gedeeltelijk kunnen worden bereikt, zonder dat dit ten koste gaat van waterberging. Het zou beter zijn indien partijen met elkaar in overleg treden voorafgaand aan de behandeling door de meervoudige kamer om te zien of zij op specifieke onderdelen tot een compromis kunnen komen. Daarin zijn partijen ook gedeeltelijk geslaagd tijdens de behandeling op 30 november jongstleden. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat een dergelijk overleg eerder heeft plaatsgevonden, hetgeen valt te betreuren.
6.3
De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor een algehele opheffing van de getroffen voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding de getroffen voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit van 24 september 2015 met betrekking tot de 3e en 4e fase op te heffen wat betreft de werkzaamheden in verband met het deelgebied Molenhoek. Het Groene Hart heeft met betrekking tot deelgebied Molenhoek geen concrete kritiek heeft gegeven op het herstelbesluit 1. De voorzieningenrechter beschouwt de ingrepen in het deelgebied Seldensate en Middelrode, waar het Groene Hart wel kritiek op heeft geuit, als meer ingrijpend en zal de voorlopige voorziening met betrekking tot dit deelgebied niet opheffen. De voorzieningenrechter ziet ook geen aanleiding de voorlopige voorziening die is getroffen met betrekking tot het besluit van 24 september 2015 inzake fase 5 en 6b op te heffen, behoudens voor zover hiervoor al is aangegeven.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat het College aan de Combinatie en aan het Waterschap het door hun betaalde griffierecht vergoedt. Het door het College betaalde griffierecht zal door de griffier aan het College worden terugbetaald, gelet op artikel 8:87, derde lid, van de Awb. Voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter,
  • heft de bij uitspraak van 3 november 2015 getroffen voorlopige voorziening met betrekking tot de besluiten van 24 september 2015 op, voor zover het betreft het zwart omlijnde gebied dat is aangegeven in rechtsoverweging 3, de werkzaamheden in verband met aanleg van de persleiding genoemd in rechtsoverweging 4 en voor wat betreft deelgebied Molenhoek;
  • bepaalt dat de bij uitspraak van 3 november 2015 getroffen voorlopige voorziening met betrekking tot de besluiten van 24 september 2015 voor het overige in stand blijft;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 331,00 aan zowel het Waterschap als de Combinatie te vergoeden;
  • draagt de griffier op het door het college betaalde griffierecht terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Hooghuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.