ECLI:NL:RBOBR:2015:7458

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
302576 KG ZA 15-814
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over ontruiming van een woning met betrekking tot misbruik van recht

In deze zaak, die op 22 december 2015 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een kort geding waarin [eiser] zich verzet tegen de ontruiming van een woning door de besloten vennootschap RESMAN B.V. De voorzieningenrechter heeft eerder op 8 december 2015 een verstekvonnis gewezen, waarin de bewoners van de woning zijn veroordeeld tot ontruiming. [eiser] stelt dat hij ten onrechte anoniem is gedagvaard, aangezien hij op het moment van dagvaarden op het adres stond ingeschreven. Hij vordert dat de voorzieningenrechter Resman verbiedt om tot ontruiming over te gaan, omdat dit misbruik van recht zou zijn.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van [eiser] in conventie wordt toegewezen, omdat het verstekvonnis van 8 december 2015 op een kennelijke misslag berust. De voorzieningenrechter stelt vast dat de uitzondering van artikel 45, lid 4 Rv niet van toepassing is, omdat [eiser] bekend was op het adres en dus niet anoniem had mogen worden gedagvaard. Dit betekent dat Resman misbruik maakt van haar bevoegdheid indien zij tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis overgaat.

In reconventie vordert Resman, voorwaardelijk, dat [eiser] de woning ontruimt. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van Resman bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van [eiser] om in de woning te blijven wonen, vooral gezien de staat van de woning en het voornemen van Resman om deze te renoveren en te verkopen. De vordering in reconventie wordt toegewezen, en [eiser] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning en het betalen van een dwangsom bij niet-naleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/302576 / KG ZA 15-814
Vonnis in kort geding van 22 december 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESMAN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. E.E.W. Danen te Rosmalen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Resman genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 december 2015
  • de brief van mr. Schuckink Kool van 21 december 2015 met 2 producties
  • de brief van mr. Danen van 22 december 2015 met een aankondiging van een eis in reconventie en producties 1 tot en met 6
  • de mondelinge behandeling op 22 december 2015
  • het jurisprudentieoverzicht van [eiser]
  • de pleitnota van Resman.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft terstond mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Bij verstekvonnis van 8 december 2015 heeft de voorzieningenrechter “zij die verblijven in de onroerende zaak, zijnde een woning, of een gedeelte daarvan, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ” veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het pand aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen en ontruimd te houden met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van Resman zijn, en de sleutels af te geven aan Resman.
2.2.
Het vonnis is betekend en ontruiming van de woning aan de [adres] te [woonplaats] zal plaatsvinden op 23 december 2015 om 10.00 uur.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Resman te verbieden tot ontruiming over te gaan van de woning van Resman aan de [adres] te [woonplaats] .
3.2.
[eiser] legt daaraan - zo begrijpt de voorzieningenrechter - ten grondslag dat Resman misbruik maakt van haar bevoegdheid indien zij het verstekvonnis van 8 december 2015 jegens hem ten uitvoer legt. Het vonnis is gewezen jegens “zij die verblijven in de onroerende zaak, zijnde een woning, of een gedeelte daarvan, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ”. Vast staat echter dat [eiser] sinds 24 september 2015 op voormeld adres in het GBA staat ingeschreven, zodat hij niet anoniem had mogen worden gedagvaard. Het vonnis berust dan ook op een kennelijke misslag.
3.3.
Resman voert verweer.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
Resman vordert - voorwaardelijk, indien de vordering in conventie wordt toegewezen - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiser] te veroordelen om binnen 8 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] geheel te onruimen en ontruimd te houden en met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en zaken te verlaten en de sleutels ter beschikking van Resman te stellen, bij gebreke waarvan de door de deurwaarder uit te voeren ontruiming op kosten van [eiser] zal geschieden, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.2.
[eiser] voert verweer.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts verbieden, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
5.2.
Van een kennelijke misslag in het vonnis van 8 december 2015 jegens hen “die verblijven in de onroerende zaak, zijnde een woning, of een gedeelte daarvan, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ” is niets gesteld of gebleken. In zoverre kan het vonnis van 8 december 2015 gewoon ten uitvoer worden gelegd. Dat is echter anders waar het [eiser] betreft. Vast staat immers dat [eiser] sinds 24 september 2015 staat ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] , zodat niet kan worden gezegd dat zijn naam en woonplaats in redelijkheid niet hadden kunnen worden achterhaald. De uitzondering van artikel 45, lid 4 Rv, waarbij vermelding van de naam en de woonplaats in de dagvaarding achterwege kan blijven, doet zich hier dan ook niet voor. Dit betekent dat Resman misbruik maakt van haar bevoegdheid indien zij tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 8 december 2015 jegens [eiser] overgaat. De vordering in conventie zal dan ook worden toegewezen, zoals hierna geformuleerd.
5.3.
Resman zal als de meest in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht 78,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal € 699,19

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De eis in reconventie zal worden toegestaan, nu deze al donderdag 17 december 2015 is aangekondigd en ter zitting nader is toegelicht en onderbouwd. Ook de bij brief van 21 december 2015 door mr. Danen in het geding gebracht producties zullen worden toegestaan. Gelet op de korte termijn waarop de zaak aanhangig is gemaakt (de concept dagvaarding is eerst vrijdag 18 december 2015 om 19.15 uur aan de rechtbank en mr. Danen verzonden) hadden de producties niet veel eerder kunnen worden overgelegd en de producties zijn ook niet zodanig omvangrijk dat [eiser] geacht kan worden in zijn procesbelang te zijn geschaad.
6.2.
Het spoedeisend belang van Resman volgt genoegzaam uit haar voornemen om de woning op te knappen en vervolgens op korte termijn te verkopen. Door [eiser] is ook niet betwist dat de woning dateert van 1905 en dat sprake is van groot achterstallig onderhoud aan de woning.
6.3.
Resman is eigenaar van de woning en zij hoeft de inbreuk op haar eigendomsrecht niet te dulden. De voorzieningenrechter weegt daarbij mee dat de woning op het moment dat [eiser] het pand is gaan bewonen, nog was verhuurd en volledig was ingericht. Voldoende aannemelijk is geworden dat Resman het pand thans op korte termijn wil opknappen en verkopen en dat een grondige renovatie van de woning voortvarender zal verlopen indien zich in de woning geen bewoners bevinden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gezien het voorgaande, het belang van Resman bij ontruiming van de woning zwaarder dient te wegen dan het belang van [eiser] om in de woning te kunnen blijven wonen. De vorderingen van Resman liggen dan ook voor toewijzing gereed. Nu ontruiming van de woning aan [eiser] reeds is aangezegd tegen 23 december 2015 10.00 uur en [eiser] dus rekening heeft kunnen houden met de ontruiming tegen deze datum, zal de termijn van ontruiming worden verkort tot nihil.
6.4.
De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen. Deze zal worden beperkt als volgt.
6.5.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Resman worden begroot op € 527,00 salaris advocaat.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
verbiedt Resman het vonnis van 8 december 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, geregistreerd onder nummer C/01/300748 / KG ZA 15-705 jegens [eiser] ten uitvoer te leggen,
7.2.
veroordeelt Resman in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 699,19, waarvan € 58,38 aan explootkosten na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak moet worden voldaan aan de griffier,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.5.
veroordeelt [eiser] om na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen en ontruimd te houden met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van Resman zijn, en de sleutels af te geven aan Resman, bij gebreke waarvan de door een deurwaarder uit te voeren ontruiming op kosten van [eiser] zal geschieden,
7.6.
veroordeelt [eiser] om aan Resman een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 7.5. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt, met dien verstande dat de eerste dag na betekening geen dwangsommen zullen worden verbeurd,
7.7.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voorzover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, (mede) in aanmerking genomen de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
7.8.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Resman tot op heden begroot op € 527,00,
7.9.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2015.