ECLI:NL:RBOBR:2016:1121

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
01/860401-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met landbouwtrekker leidt tot zware verwondingen en taakstraf

Op 11 maart 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 augustus 2015 in Heusden, gemeente Asten, als bestuurder van een landbouwtrekker met aanhangwagen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanmerkelijke verkeersfout door met beperkt zicht naar rechts een voorrangskruising te naderen en daarbij geen voorrang te verlenen aan een van rechts komende personenauto. Dit resulteerde in een aanrijding waarbij de bestuurder van de personenauto, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep, te weten een complexe breuk van de linker elleboog.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet voldoende heeft vergewist van de verkeerssituatie ter plaatse, terwijl zijn zicht ernstig werd belemmerd door een bedieningspaneel in de cabine van de landbouwtrekker. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat heeft geleid tot het ongeval. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De officier van justitie had een taakstraf van 90 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden geëist. De rechtbank heeft echter besloten om een lagere taakstraf van 60 uren op te leggen, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is er een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij blijk heeft gegeven van inzicht in de ernst van zijn handelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/860401-15
Datum uitspraak: 11 maart 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 februari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 januari 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2015 te Heusden, gemeente Asten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (landbouwtrekker met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, Zeilhoekweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, gekomen ter hoogte van het kruisingsvlak van de Zeilhoekweg met de voorrangsweg N279 de snelheid van de landbouwtrekker onvoldoende te matigen en/of door te blijven rijden en/of zich (hierbij) niet tijdig en/of voldoende, te vergewissen en/of te blijven vergewissen van de verkeerssituatie ter plaatse terwijl het zicht voor hem, verdachte, naar rechts ernstig werd belemmerd door het (afneembare) bedieningspaneel voor de aansturing van de mestinjecteur, en/of (vervolgens) die kruising op te rijden en/of over te steken en daarbij geen voorrang te verlenen aan een op de N279 van rechts komende personenauto die hem, verdachte, dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde landbouwtrekker en die personenauto, tengevolge van welke botsing of aanrijding een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (complexe) breuk van de linker elleboog, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2015 te Heusden, gemeente Asten, als bestuurder van een voertuig, namelijk als bestuurder van een landbouwtrekker met aanhangwagen, daarmede rijdende over de weg, Zeilhoekweg, gekomen ter hoogte van het kruisingsvlak van de Zeilhoekweg met de voorrangsweg N279 de snelheid van de landbouwtrekker onvoldoende heeft gematigd en/of zich (hierbij) niet tijdig en/of voldoende, heeft vergewist en/of is blijven vergewissen van de verkeerssituatie ter plaatse, terwijl het zicht voor hem, verdachte, naar rechts ernstig werd belemmerd door het (afneembare) bedieningspaneel voor de aansturing van de mestinjecteur, en/of (vervolgens) die kruising is opgereden en daarbij geen voorrang heeft verleend aan een op de N279 van rechts komende personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

Op 10 augustus 2015 is verdachte als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een landbouwtrekker met aanhangwagen (geladen met mest en een mestinjecteur), daarmee rijdende over de Zeilhoekweg in Heusden, gemeente Asten, het kruisingsvlak van genoemde weg met de voorrangsweg N279 genaderd en is door blijven rijden zonder zich daarbij tijdig voldoende te vergewissen en te blijven vergewissen van de verkeerssituatie ter plaatse. Het zicht voor verdachte naar rechts werd ernstig belemmerd door een aan de binnenzijde van de cabine van de landbouwtrekker op ooghoogte bevestigd (afneembaar) bedieningspaneel voor de aansturing van de mestinjecteur. Verdachte is vervolgens het kruisingsvlak opgereden en overgestoken en heeft geen voorrang verleend aan een op de N279 van rechts komende personenauto, die verdachte dicht was genaderd, waardoor een aanrijding tussen beide motorrijtuigen is ontstaan. Ten gevolge van deze aanrijding heeft de bestuurder van de personenauto, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een complexe breuk van de linker elleboog.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld.
Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag aanmerkelijk onder de maat is gebleven van wat van een bestuurder van een motorrijtuig (i.c. een landbouwtrekker met aanhangwagen) wordt geëist.
Bij de beoordeling van de schuldvraag komt het, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank overweegt dat het als bestuurder van een landbouwtrekker met aanhangwagen niet verlenen van voorrang aan een bestuurder van een personenauto op een voorrangsweg, als een ernstige verkeersovertreding is aan te merken. Van een verkeersdeelnemer wordt verwacht dat hij, indien hij een voorrangsweg nadert, de nodige voorzichtigheid en oplettendheid betracht en zijn snelheid zodanig aanpast dat hij in de omstandigheid is om tijdig te stoppen.
Gebleken is dat het zicht van verdachte in de landbouwtrekker naar rechts gedeeltelijk werd ontnomen door een bedieningspaneel voor de aansturing van de mestinjecteur. Deze was aan de binnenzijde van de cabine op ooghoogte rechts naast de bestuurder voor de B-stijl van de landbouwtrekker aangebracht. Verdachte heeft verzuimd dat afneembare paneel te verwijderen, voordat hij ging rijden. Als hij het paneel verwijderd zou hebben, dan zou hij onbeperkt zicht naar rechts hebben gehad en zou hij de auto van het slachtoffer eerder opgemerkt kunnen hebben.
Verdachte heeft er voor gekozen om het bedieningspaneel niet te verwijderen en is de voorrangsweg al rollend opgereden zonder zich tijdig voldoende ervan te kunnen vergewissen of dit veilig was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich door aldus te handelen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen en is het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(primair)
op 10 augustus 2015 te Heusden, gemeente Asten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (landbouwtrekker met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, Zeilhoekweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, gekomen ter hoogte van het kruisingsvlak van de Zeilhoekweg met de voorrangsweg N279, door te blijven rijden en zich hierbij niet voldoende te vergewissen en te blijven vergewissen van de verkeerssituatie ter plaatse, terwijl het zicht voor hem, verdachte, naar rechts ernstig werd belemmerd door het afneembare bedieningspaneel voor de aansturing van de mestinjecteur, en vervolgens die kruising op te rijden en over te steken en daarbij geen voorrang te verlenen aan een op de N279 van rechts komende personenauto die hem, verdachte, dicht was genaderd, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde landbouwtrekker en die personenauto, ten gevolge van welke aanrijding een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een complexe breuk van de linker elleboog, werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft ten aanzien van het primaire feit gevorderd een taakstraf van 90 uren, te vervangen door 45 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft als bestuurder van een landbouwtrekker met aanhangwagen een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft bewust een onnodig risico genomen een ongeval te veroorzaken door met beperkt zicht naar rechts een voorrangskruising te naderen en op te rijden. Verdachte had voorafgaand aan het besturen van de landbouwtrekker het in de cabine op ooghoogte aanwezige bedieningspaneel voor de mestinjecteur moeten verwijderen, zodat hij ook naar rechts voldoende vrij zicht had. Het slachtoffer is door het ongeval ernstig gewond geraakt.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten straftoemeting, zoals deze zijn vastgesteld in het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de rechtbanken en gerechtshoven, in het geval van een aanmerkelijke verkeersfout, waarvan zwaar lichamelijk letsel het gevolg is en waarbij geen alcoholgebruik in het spel is, een onvoorwaardelijke taakstraf van 90 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden als uitgangspunt nemen.
Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan het slachtoffer aangedane leed inziet. Uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte van het verkeersongeval heeft geleerd. Verdachte heeft verklaard dat hij het punt waaraan het afneembare bedieningspaneel in de cabine wordt bevestigd naar achteren heeft verplaatst waardoor het bedieningspaneel niet langer het zicht belemmert. Bovendien is uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat verdachte verschillende malen telefonisch contact heeft opgenomen met het slachtoffer en hem ook in het ziekenhuis heeft bezocht.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten.
De rechtbank zal aan verdachte een lagere taakstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, passend en geboden. Anders dan de verdediging acht de rechtbank geen termen aanwezig om deze taakstraf voorwaardelijk op te leggen, mede gelet op de hierna tevens aan verdachte op te leggen (voorwaardelijke) rijontzegging.
Met de verdediging ziet de rechtbank in het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte in het onderhavige geval geen toegevoegde waarde. Wel zal de rechtbank aan verdachte, in het belang van de verkeersveiligheid, een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden opleggen. Deze ontzegging zal niet worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich gedurende een proeftijd van twee jaren aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.
De rechtbank acht de aan verdachte op te leggen straffen in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezen verklaarde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

De uitspraak.

De rechtbank:
verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor primair bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het primair bewezen verklaarde oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende
straf:
een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
60 uren, te vervangen door
30 dagen hechtenisindien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht;
legt op de volgende
bijkomende straf:
een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen(bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van
6 maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 11 maart 2016.