Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 juni 2015
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de akte overlegging producties van Gemeente Oirschot,
- de akte overlegging producties van De Meeuw,
- het proces-verbaal van comparitie van 18 februari 2016.
2.De feiten
“De Wilde Eend stelt zich, in haar hoedanigheid van moedermaatschappij van De Meeuw Groep B.V., jegens de gemeente Oirschot onvoorwaardelijk en onherroepelijk garant voor de nakoming van de (afname en betalings)verplichtingen als vermeld in de artikelen 1 t/m 3, art. 15.4 en 15.5 van de koopovereenkomst van 28 juni 2013. Deze garantstelling is beperkt tot een maximumbedrag van € 222.000,-”
“Wij hebben niet stilgezeten en de nodige kosten gemaakt, inmiddels staat die teller op ruim € 200.000,-! (waarbij ik de fiscale en juridische adviezen nog buiten beschouwing laat). Vandaar ook dat ik het onbegrijpelijk vind dat van gemeentezijde nu a.h.w. gesteld wordt dat er al sprake van een vertraging zou zijn, terwijl wij, in alle openheid, eerst nu, vanwege de lastige financiële situatie bij De Meeuw, om uitstel vragen. Als dat de insteek wordt, zal, mede gezien de slechte financiële situatie van De Meeuw, de Raad van Commissarissen zeker de ontbindende voorwaarde inroepen.”
“In vervolg op ons gesprek van zojuist, stel ik voor dat jullie mij voor 12.00 uur morgen bevestigen dat het goedkeuringsbesluit van de Raad van Commissarissen van De Meeuw Groep B.V., als bedoeld in artikel 17 van de koopovereenkomst (…) , met 3 maanden uitgesteld kan worden, dus tot 15 september 2014. Dat uitstel van 3 maanden geldt tevens alle andere relevante data in de overeenkomst. (…).”
“Op vrijdag 6 juni hebben wij overleg met u gevoerd over de ontstane situatie met betrekking tot de afname van het complex Groot Bijsterveldt. Wij hebben u van dit gesprek een verslag toegestuurd. U heeft op ons op 10 juni een ‘Jaarbericht 2012’ van ‘De Meeuw Groep B.V.’ overhandigd én een voorstel –dat u ook per email aan wethouder [naam wethouder] heeft gestuurd- met uw denkwijze over een oplossingsrichting. Onze dank hiervoor. U heeft vandaag 12 juni een kort telefonisch gesprek gehad met Dhr. [naam ambtenaar] en Dhr. [naam wethouder] en een nadere email verzonden. Hierover wordt met u door Burgemeester [naam burgemeester] contact opgenomen. Wij willen graag met u tot een oplossing komen, maar, zoals u zult begrijpen, hebben wij nog enige tijd nodig om de voorstellen te bestuderen en nog enkele zaken nader uit te zoeken. Ook moeten wij het college over uw voorstellen en onze bevindingen consulteren. Wij zullen dat met veel urgentie aanpakken, maar verwachten dat wij tot ca. 1 juli nodig hebben om op uw voorstel gefundeerd te kunnen reageren. Wij willen u verzoeken daarmee rekening te houden.”
“Voor de goede orde, gezien het enorme belang, bevestig ik hierbij het gesprek dat wij telefonisch hadden, afgelopen vrijdagmiddag, waarin jij aangaf dat de gemeente meer tijd nodig heeft om tot een afgewogen oordeel te komen over ons voorstel van dinsdag 10 juni. Het streven is dat er uiterlijk 1 juli a.s. overeenstemming wordt bereikt. Tot die tijd, c.q., totdat overeenstemming bereikt is over het door ons gewenst uitstel, behoudt de Raad van Commissarissen van De Meeuw Groep B.V. dan ook het recht om geen toestemming te verlenen, e.e.a. zoals vastgelegd in artikel 17 van de koopovereenkomst terzake. Vertrouwend hiermee de essentie van ons gesprek correct te hebben weergegeven.”
“Zolang wij samen geen overeenstemming hebben bereikt over een wijziging van de koopovereenkomst, blijven de bepalingen daarvan onverkort van kracht. Dit geldt ook voor de in de koopovereenkomst opgenomen termijnen. Wij stemmen dan ook niet in met een verlenging van ‘alle termijnen’ in de koopovereenkomst met drie maanden, zoals u heeft voorgesteld in uw e-mailbericht van 12 juni 2014 en stemmen ook niet in met een verlenging van de termijn voor het inroepen van het recht van ontbinding ten aanzien van de goedkeuringsbevoegdheid van de raad van commissarissen van De Meeuw Groep B.V. zoals u heeft voorgesteld in uw e-mailberichten van 12 en 16 juni 2014.”
“Direct nadat het besluit door de Raad van Commissarissen was genomen en aan mij bekend was geworden, heb ik contact opgenomen met de gemeente in de personen van burgemeester [naam burgemeester] en wethouder [naam wethouder] . Ik heb hen omtrent het besluit ingelicht, waarna van de zijde van de burgemeester en de wethouder het uitdrukkelijke verzoek is gedaan om nog niet conform artikel 17 lid 2 het inroepen van de ontbindende voorwaarde aan u kenbaar te maken. Ik heb dit verzoek gehonoreerd, onder de voorwaarde dat alle termijnen uit de koopovereenkomst, waaronder de termijn als genoemd in artikel 17 lid 1 zouden worden verlengd. Tussen burgemeester [naam burgemeester] en ondergetekende werd alstoen afgesproken dat de gemeente zich nog zou uitlaten over deze verlenging en de termijn van de verlenging, maar dat tot het moment dat daar omtrent overeenstemming was bereikt de ontbindende voorwaarde als genoemd in artikel 17 lid 1 zou blijven gelden.”
“Vanochtend spraken wij elkaar over de brief die het college jou op 1 juli heeft gestuurd. In die brief stond ons tegenvoorstel op jouw eerdere mail en hebben wij jou twee weken de tijd gegeven om hierop inhoudelijk te reageren. Met deze mail kom ik op ons gesprek terug. Vanochtend gaf jij aan dat je – gelet op de brief van 1 juli 2014- direct tot ontbinding via de notaris wenst over te gaan. Ik begreep uit ons gesprek dat je meer tijd nodig hebt om inhoudelijk te kunnen reageren op ons tegenvoorstel. Gelet op het bovenstaande wil het college de termijn voor het geven van een schriftelijke reactie, genoemd in de brief van 1 juli, verlengen tot 1 augustus 2014. In de tussentijd zijn wij ook bereid om met jou in overleg te treden over ons tegenvoorstel.”
“Met stijgende verbazing en overgaand in kwaadheid heb ik uw brief van 17 juli jl., verzonden 21 juli jl., gelezen. Gebaseerd op onjuiste argumenten probeert u een situatie te bewerkstelligen dat De Meeuw Groep B.V. te laat zou zijn geweest met het gebruikmaken van de in de overeenkomst opgenomen ontbindingsmogelijkheid. Niets is minder waar. Het was nu juist de Gemeente, in de persoon van uzelf en in de persoon van [naam wethouder] die mij uitdrukkelijk verzochten om de u bekende brief van de raad van Commissarissen niet aan de notaris af te geven. Voor de Gemeente was het van het grootste belang dat de overeenkomst niet ontbonden zou worden. Ik heb daarmee ingestemd nadat u uitdrukkelijk had ingestemd met een opschorting van alle termijnen, waaronder die van de ontbindingsmogelijkheid. Deze mondelinge afspraak heb ik in mijn mail van 16 juni nog aan u bevestigd. In lijn met deze afspraak is er vervolgens nog verder gesproken. In dat verband mag ik u wel verwijzen naar mails van o.a. 1 juli van mij(opmerking rechtbank: deze bevindt zich niet in het procesdossier)
en de mail van [naam wethouder] van 4 juli. Nimmer, althans niet voor de brief van 17 juli heeft de Gemeente aangegeven dat zij terug wilde komen op de mondelinge afspraak tussen u en mij. (…). Van de door u gevraagde bevestiging kan gezien het voorgaande dan ook geen sprake zijn, althans zeker niet de nakoming die u voor ogen heeft. (...). ”
3.Het geschil
in conventie
€ 2.117,50, vermeerderd met rente en kosten.
4.De beoordeling
nietgesteld dat zij reeds aan de inhoud van brief van 12 juni 2014 van de gemeente, waarin de gemeente op de vraag van De Meeuw om –onder meer- drie maanden uitstel voor het goedkeuringsbesluit van de Raad van Commissarissen heeft geantwoord dat zij daarover pas ca. 1 juli kan beslissen, het vertrouwen heeft ontleend dat de termijn voor ontbinding is opgeschoven totdat de beslissing van Gemeente Oirschot op het verzoek bekend is gemaakt aan De Meeuw. Immers, in het geval dat De Meeuw daarop vertrouwd zou hebben, zou het in de rede hebben geleden dat in lijn daarmee de Raad van Commissarissen daadwerkelijk het besluit zou hebben uitgesteld, terwijl de Raad van Commissarissen in tegendeel daarmee het besluit ook al op 12 juni heeft genomen. De Meeuw beroept zich daarentegen
welop een mondelinge afspraak tussen hem en de gemeente tot opschorting van de ontbindingsmogelijkheid tot het moment dat de Gemeente Oirschot een formeel standpunt heeft ingenomen op de voorstellen van De Meeuw van 10 juni 2014. Zij heeft daartoe aanvankelijk gesteld dat dit bij een telefoongesprek op 12 juni tussen hem en de wethouder en bij een telefoongesprek op 13 juni tussen hem en de burgemeester als zodanig is afgesproken. Ter zitting heeft [naam medewerker van De Meeuw] daarover nog gesteld dat hij betwijfelt of de wethouder met zoveel woorden heeft gezegd dat hij uitstel zou krijgen voor het indienen van het beroep op de ontbindende voorwaarde, maar dat de wethouder dit wel heeft gesuggereerd en hem heeft gezegd dat de burgemeester [naam medewerker van De Meeuw] daarover zou bellen.
5.De beslissing
30 maart 2016voor uitlating door De Meeuw of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen en donderdagen in de maanden mei tot en met juli 2016 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,