ECLI:NL:RBOBR:2016:1169

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
16 maart 2016
Zaaknummer
01/880471-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vervalsing van taxatierapport en diploma's bedrijfseconomie

Op 16 maart 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het vervalsen van een taxatierapport en zijn diploma's bedrijfseconomie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 3 februari 2016, en het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 2 maart 2016. De officier van justitie had een geldboete van € 5000,- geëist, subsidiair 60 dagen hechtenis, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de vervalsingen.

Ten aanzien van het eerste feit, de vervalsing van het taxatierapport, concludeerde de rechtbank dat er geen bewijs was dat de verdachte het rapport had aangepast of vervalst. De rechtbank merkte op dat het taxatierapport dat in de administratie van de gemeente Nuenen was aangetroffen, een datum had die buiten de tenlastegelegde periode viel. Dit betekende dat het rapport niet de basis kon zijn voor de aankoop van onroerend goed door de gemeente. De rechtbank vond ook geen bewijs dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van een vervalst rapport.

Wat betreft het tweede feit, de vervalsing van diploma's, oordeelde de rechtbank dat hoewel de diploma's vervalst waren, er geen bewijs was dat de verdachte deze in de tenlastegelegde periode had gebruikt of verstrekt aan de gemeente Nuenen. De arbeidsovereenkomst tussen de verdachte en de gemeente was al in 1998 aangegaan, en er was geen bewijs dat de verdachte zijn diploma's opnieuw had moeten tonen bij het aangaan van nieuwe functies. Gezien deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880471-14
Datum uitspraak: 16 maart 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum 1] op [geboortedatum 2] 1962,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 februari 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 15 juli 2010 te Nuenen en/of elders in Nederland een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen
immers heeft verdachte in strijd met de waarheid:
- een taxatierapport van Kendes Rentmeesters & Adviseurs
- inhoudende een taxatie (van het garagebedrijf met grond) van de [adres 1] (gedateerd april 2009)
- opgemaakt en/of doen opmaken en/of gewijzigd
- terwijl het daarin genoemde totaalbedrag (te weten 2.795.000,) afweek van het in het originele taxatierapport van Kendes Rentmeesters & Adviseurs genoemde totaalbedrag (te weten 1.145.000,-)

zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;

artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 15 juli 2010 te Nuenen en/of elders in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad, een geschrift dat bestemd was om te dienen tot bewijs van enig feit, als ware dit geschrift echt en onvervalst
immers heeft verdachte in strijd met de waarheid:
- een taxatierapport van Kendes Rentmeesters & Adviseurs
- inhoudende een taxatie (van het garagebedrijf met grond) van de [adres 1] (gedateerd april 2009)
- opgemaakt en/of doen opmaken en/of gewijzigd
- terwijl het daarin genoemde totaalbedrag (te weten 2.795.000,) afweek van het in het originele taxatierapport van Kendes Rentmeesters & Adviseurs genoemde totaalbedrag (te weten 1.145.000,-)
bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, aan (het bestaan van) voornoemd geschrift heeft gerefereerd in een door hem opgestelde memo (van 9 juli 2009) aan het college van B&W (van de gemeente Nuenen) en/of voornoemd geschrift in de administratie van de gemeente Nuenen heeft doen opnemen en/of heeft doen toekomen en/of heeft verstrekt (ten behoeve van het aangaan van een overeenkomst tot aankoop van een perceel aan de [adres 1] ) terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat dat geschrift bestemd was tot gebruik als ware dat geschrift echt en onvervalst;
artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 maart 2004 tot en met 31 juli 2014 te Rotterdam en/of Nuenen en/of elders in Nederland (telkens) twee, in elk geval een of meer geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/ of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen immers heeft verdachte (telkens) in strijd met de waarheid navolgende geschriften opgemaakt en/of doen opmaken:
- een diploma en/of doctoraalexamen, althans een geschift, inhoudende een afgelegd doctoraal examen bedrijfseconomie door [verdachte] , afgegeven door de Erasmus Universiteit Rotterdam, gedateerd op 18 juni 1991 en ondertekend door Prof. drs J. Bulte en/of
- een (staatspraktijk)diploma bedrijfseconomie op naam van [verdachte] , gedateerd op 5 mei 1985 en ondertekend door G.G. de Haas (voorzitter examencommissie) en W.F. van Straaten (secretaris examencommissie)

zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken; artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht

en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 maart 2004 tot en met 31 juli 2014 te Rotterdam en/of Nuenen en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad twee, in elk geval een of meer valse of vervalste geschriften dat/die bestemd was/waren om te dienen tot bewijs van enig feit, als ware dit/deze geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
te weten de/het navolgende (telkens) in strijd met de waarheid opgemaakte geschrift(en):
- een diploma en/of doctoraalexamen, althans een geschift inhoudende een afgelegd doctoraal examen bedrijfseconomie door [verdachte] , afgegeven door de Erasmus Universiteit Rotterdam, gedateerd op 18 juni 1991 en ondertekend door Prof. drs J. Bulte en/of
- een (staatspraktijk)diploma bedrijfseconomie op naam van [verdachte] , gedateerd op 5 mei 1985 en ondertekend door G.G. de Haas (voorzitter examencommissie) en W.F. van Straaten (secretaris examencommissie)
bestaande dat gebruik maken hierin dat hij verdachte die/dat geschrift(en) (telkens) heeft verstrekt of doen toekomen aan de Gemeente Nuenen (mede ten behoeve van het aangaan van een arbeidsovereenkomst), terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst;
artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Zij heeft ten aanzien van feit 1 en feit 2 een geldboete ter hoogte van € 5000,- subsidiair 60 dagen hechtenis gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.

Vrijspraak.

Ten aanzien van feit 1:
Aan verdachte is, kort gezegd, onder 1 ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 april 2009 tot en met 15 juli 2010 een taxatierapport heeft vervalst en in diezelfde periode van dat vervalste taxatierapport gebruik heeft gemaakt. De vervalsing zou bestaan uit het wijzigen van de originele taxatiewaarde van € 1.145.000,- in een taxatiewaarde van € 2.795.000,- en het gebruik zou er uit bestaan dat verdachte heeft gerefereerd aan dit vervalste taxatierapport in een aan het college van B&W gericht memo van 9 juli 2009, dan wel dit rapport in de administratie van de gemeente Nuenen heeft doen opnemen, dan wel het rapport aan de gemeente heeft verstrekt of doen toekomen.
Het aangepaste c.q. vervalste taxatierapport zou leidend zijn geweest in de verdere besluitvorming van het college van B & W van de gemeente Nuenen bij de aankoop van onroerend goed gelegen aan de [adres 1] , aldus de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit kan worden afgeleid dat verdachte een taxatierapport heeft aangepast/vervalst, al dan niet in de ten laste gelegde periode.
Uit het dossier blijkt wel dat er in de administratie van de gemeente Nuenen een taxatierapport is aangetroffen met een aangepaste (hogere) taxatiewaarde dan die in het originele taxatierapport is opgenomen. De “
modified” datum van dit aangetroffen rapport betreft echter 3 februari 2011 te 09.29 uur is. Deze datum valt buiten de tenlastegelegde periode en is bijna 8 maanden na de datum van het tekenen van de koopovereenkomst met betrekking tot de [adres 1] , te weten 15 juli 2010 en kan aldus niet de basis hebben gevormd voor de aankoop door de gemeente Nuenen. Volgens de officier van justitie is als gevolg van de aanpassing op 3 februari 2011 het totaalbedrag in het taxatierapport op € 3.207.000,- uitgekomen. Verdachte wordt echter verweten dat hij het totaalbedrag heeft aangepast naar een bedrag van € 2.795.000,-.
Bovendien heeft de Rijksrecherche geconcludeerd dat het niet duidelijk is hoe het bij de gemeente aangetroffen en
modifiedtaxatierapport tot stand is gekomen en wie dit heeft opgemaakt.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte opzettelijk van een vervalst taxatierapport gebruik heeft gemaakt/ dit rapport heeft afgeleverd/voorhanden heeft gehad als ware het echt en onvervalst.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt in de door verdachte opgestelde memo d.d. 9 juli 2009 immers niet gerefereerd aan het in de tenlastelegging aangeduide taxatierapport, nu in dit taxatierapport een totaalbedrag van € 2.795.000,- wordt genoemd voor het garagebedrijf inclusief gronden, terwijl in de memo voor het garagebedrijf inclusief gronden een bedrag van € 2.390.000,- wordt genoemd. Evenmin is gebleken dat verdachte een taxatierapport met een totaalbedrag van € 2.795.000,- in de administratie van de gemeente Nuenen heeft doen opnemen en/of heeft doen toekomen en/of aan de gemeente Nuenen heeft verstrekt.
Ten aanzien van feit 2:
Aan verdachte is, kort gezegd, onder 2 ten laste gelegd dat hij in de periode van 3 maart 2004 tot en met 31 juli 2014 zijn diploma’s bedrijfseconomie heeft vervalst en gebruikt, welk gebruik er uit zou bestaan dat verdachte deze vervalste diploma’s in voornoemde periode heeft verstrekt of doen toekomen aan de gemeente Nuenen (mede ten behoeve van het aangaan van een arbeidsovereenkomst).
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen in het dossier kan worden vastgesteld dat het diploma/doctoraalexamen bedrijfseconomie en het staatspraktijkdiploma bedrijfseconomie, beide op naam van verdachte, zijn vervalst.
De rechtbank kan echter uit de bewijsmiddelen niet afleiden dat verdachte deze geschriften in de ten laste gelegde periode, te weten 3 maart 2004 tot en met 31 juli 2014, heeft vervalst/opzettelijk heeft gebruikt/afgeleverd/voorhanden heeft gehad, nu de arbeidsovereenkomst tussen verdachte en de gemeente Nuenen is aangevangen in 1998 en de vervalste diploma’s ten behoeve van en voorafgaand aan het aangaan van die arbeidsovereenkomst aan de gemeente zijn verstrekt.
Vanaf 1998 heeft verdachte diverse functies binnen de gemeente Nuenen vervuld.
Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte (telkens) bij aanvang van een nieuwe functie binnen de gemeente Nuenen zijn diploma’s opnieuw heeft moeten tonen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 en onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 en feit 2 is ten laste gelegde en spreekt verdachte hiervan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. V.G.T. van Emstede, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 16 maart 2016.