ECLI:NL:RBOBR:2016:1200

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2016
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
01/879851-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichtingen en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere brandstichtingen in Boxtel, alsook van bedreiging van politieambtenaren. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk stichten van brand in verschillende voertuigen, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 juni 2015 tot en met 12 juni 2015 negen branden heeft gesticht in/aan auto’s en een brand in een containerruimte. De verdachte heeft ook politieambtenaren bedreigd via sociale media. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele brandstichtingen wegens onvoldoende bewijs, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen aan benadeelden toegewezen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoonlijke situatie van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met haar geestelijke gezondheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/879851-15 en 01/820377-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 21 maart 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1980] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: Zwolle PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 september 2015, 15 december 2015 en 7 maart 2016.
Op de zitting van 15 december 2015 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 25 augustus 2015 (01/879851-15) en 24 november 2015 (01/820377-15).
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 7 maart 2016 is aangepast/gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 12 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (bestel)auto/bus (van het merk Dacia, type Dokker, met [kenteken 1] ), welke geparkeerd stond aan [adres 2] / [adres 3] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandversnellend middel en/of die auto/bus, ten gevolge waarvan die (bestel)auto/bus gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde auto/bus en/of de zich in die auto/bus bevindend(e) gereedschap en/of andere goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto/bus bevindende schutting en/of heg en/of woning(en) te duchten was; (delict 11 in het dossier)
2.
zij op of omstreeks 11 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (personen)auto (van het merk Alfa Romeo, type 156, met [kenteken 2] ), welke geparkeerd stond op het parkeerterrein van [bedrijf] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandversnellend middel en/of (een band van) die auto, ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die auto en/of de zich in die auto bevindend(e) goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto bevindende andere auto('s) en/of een heg en/of een restaurant (te weten [bedrijf] ) te duchten was; (delict 10 in het dossier)
3.
zij op of omstreeks 09 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (personen)auto (van het merk Toyota, type Yaris, met [kenteken 3] ), welke stond geparkeerd op een parkeerplaats in [adres 2] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandversnellend middel en/of die auto, ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die auto en/of de zich in die auto bevindend(e) goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto bevindende andere auto('s) en/of een heg en/of woning(en) te duchten was; (delict 9 in het dossier)
4.
zij op of omstreeks 08 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (personen)auto (van het merk Citroën, type 5C, met [kenteken 4] ), welke geparkeerd stond aan [adres 4] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandversnellend middel en/of die auto, ten gevolge waarvan die auto een/of een dakgoot van een garagebox geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de die auto en/of zich in die auto bevindend(e) goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto bevindende andere auto('s) en/of garagebox(en) en/of een of meer kliko('s) en/of een basketbalbasket en/of woning(en) en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) van (een) omliggende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(delict 8 in het dossier)
5.
zij op of omstreeks 07 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (personen)auto (van het merk Volkswagen, type Passat, met [kenteken 5] ), welke stond geparkeerd (in de parkeerstrook) gelegen in [adres 5] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandversnellend middel en/of met die auto, ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die auto en/of de zich in die auto bevindend(e) goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto bevindende andere auto('s) en/of woning(en) te duchten was; (delict 6 in het dossier)
6.
zij op of omstreeks 07 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (bedrijfs)auto/bus (van het merk Volkswagen, LT, met [kenteken 6] ), welke geparkeerd stond in [adres 6] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandversnellend middel en/of (een band van) die auto/bus, ten gevolge waarvan die auto/bus gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die auto/bus en/of de zich in die auto/bus bevindend(e) goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto/bus bevindende andere auto('s) en/of woning(en) te duchten was; (delict 7 in het dossier)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 07 juni 2015 te Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een (bedrijfs)auto/bus (van het merk Volkswagen, LT, met [kenteken 6] ), met dat opzet (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) heeft aangestoken, althans met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een brandversnellend middel en/of (een band van) die auto/bus, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
zij op of omstreeks 06 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een containerruimte/bijgebouw (van [stichting] ), immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met de/het containerruimte/bijgebouw, ten gevolge waarvan die/dat containerruimte/bijgebouw geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de/het containerruimte/bijgebouw en de zich in de/het containerruimte/bijgebouw bevindend(e) container(s) en/of andere goed(eren) en/of zich in de nabijheid van die/dat containerruimte/bijgebouw
bevindend(e) woning(en) en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) van die omliggende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was; (delict 4 in het dossier)
8.
zij op of omstreeks 06 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (personen)auto (van het merk Mazda, type 626, met [kenteken 7] ), welke geparkeerd stond op de oprit van een woning, gelegen aan [adres 7] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandversnellend middel en/of die auto, ten gevolge waarvan die auto gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die auto en/of de zich in die auto bevindend(e) goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto bevindende andere auto('s) en/of woning(en) te duchten was; (delict 5 in het dossier)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 06 juni 2015 te Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een (personen)auto (van het merk Mazda, type 626, met [kenteken 7] ), met dat opzet (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) heeft aangestoken, althans met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een brandversnellend middel en/of die auto, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
zij op of omstreeks 05 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (personen)auto (van het merk Opel, type Merviva, met [kenteken 8] ), welke stond geparkeerd op een parkeerterrein in [adres 8] / [adres 9] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandversnellend middel en/of die auto, ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die auto en/of de zich in die auto bevindend(e) goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto bevindende andere auto('s) en/of een kerkgebouw te duchten was; (delict 3 in het dossier)
10.
zij op of omstreeks 03 juni 2015 in de gemeente Boxtel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (bedrijfs)auto/bus (van het merk Volkswagen, type TDI Transporter, met [kenteken 9] ), welke geparkeerd stond in [adres 2] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk (met een aansteker en/of een lucifer) een of meer aanmaakblokje(s) aangestoken, althans opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandversnellend middel en/of die auto/bus, ten gevolge waarvan die auto/bus geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die auto/bus en/of de zich in die auto/bus bevindend(e) goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto/bus bevindende andere auto('s) en/of woning(en) te duchten was; (delict 2 in het dossier)
11.
zij op of omstreeks 05 mei 2015 te Boxtel, in elk geval in Nederland, politieambtenaren van politie eenheid Oost-Brabant (Basisteam Meijerij) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde politieambtenaren van politie eenheid Oost-Brabant (Basisteam Meijerij) dreigend via (een) Facebook account(s) van 112 Nieuwsgroep en/of 112 Boxtel en/of de webpagina van de Nationale Politie de woorden toegevoegd :"Kutpolitie...gooi een granaat bij jullie naar binnen kut mongolen" en/of "Ga politiebureau in boxtel opblazen met granaat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(delict 12 in het dossier)
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/820377-15 ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2014 tot en met 28 december 2014 te Boxtel en/of Kampen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door vele malen, althans meermalen, SMS-bericht(en) en/of Whatsappbericht(en) naar het (mobiele) telefoontoestel van die [slachtoffer] te verzenden/versturen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Bronnen.
een eindproces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, met proces-verbaal nummer OB1R15058, documentcode 2015129877.101015.1500.5908, afgesloten op 30 oktober 2015, pag. 1 tot en met 730 (hierna: bron 1).
een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 1] van 5 januari 2016 (hierna: bron 2);
een proces-verbaal van de zitting van 7 maart 2016, inhoudende de verklaring van verdachte ter terechtzitting (hierna: bron 3);
een eindproces-verbaal van de regiopolitie Oost-Nederland, district |IJsselland, met proces-verbaal nummer PL0600-2015009919, afgesloten op 11 augustus 2015, pag. 1 tot en met 98 (hierna: bron 4);
een proces-verbaal van bevindingen van districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, met documentcode 201511112.1119.6022, afgesloten op 12 november 2015, pag. 1 tot en met 5 (hierna: bron 5);
een proces-verbaal van bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaalnummer PL 2100-2015129877-32, afgesloten op 12 november 2015, (hierna: bron 6);
een proces-verbaal van bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaalnummer PL 2100-2015128836-4, afgesloten op 22 augustus 2015, (hierna: bron 7);
een proces-verbaal van bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaalnummer PL 2100-2015125525-5, afgesloten op 23 juni 2015, (hierna: bron 8);
een proces-verbaal van bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaalnummer PL 2100-2015123567-4, afgesloten op 8 september 2015, (hierna: bron 9);
een NFI-rapport d.d. 19 juni 2015 met zaaknummer 2015.06.15.018;
Inleiding.
Op verdachte rust de verdenking dat zij in de periode van 3 juni 2015 tot en met 12 juni 2015 te Boxtel negen branden heeft gesticht in/aan auto’s en een brand heeft gesticht in een containerruimte/bijgebouw. Tevens wordt zij ervan verdacht politieambtenaren van de politie eenheid Oost-Brabant op 5 mei 2015 te hebben bedreigd en in de periode van 1 december 2014 tot en met 28 december 2014 [slachtoffer] te hebben belaagd door hem vele sms-berichten en whatsapp-berichten te sturen (stalking).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8 primair, 9 en 10 ten laste gelegde brandstichtingen wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 6 acht de officier van justitie de subsidiair ten laste gelegde poging tot brandstichting wettig en overtuigend bewezen. Het gaat om auto’s die dicht bij elkaar gesitueerd waren en allemaal in een tijdsbestek van negen dagen in brand zijn gegaan. Binnen deze reeks hanteerde verdachte telkens dezelfde werkwijze. Iedere keer heeft verdachte binnen enkele honderden meters van haar huis brand gesticht. Van bijna alle branden staat vast dat verdachte vlak nadat de brand gesticht was, thuis kwam. Tevens staat vast dat verdachte in een aantal gevallen aanmaakblokjes gebruikte om die branden aan te steken. Ten tijde van de branden zat verdachte niet goed in haar vel. Verdachte stuurde weliswaar mailtjes naar de politie waarin zij branden aankondigde, maar wilde niet direct traceerbaar zijn. Verdachte googelde naar alles wat met de branden te maken had en haar telefoon stond vol met woorden die direct aan de branden gekoppeld kunnen worden. Zij communiceerde ook met haar begeleidster van [instelling] over de branden en heeft tegenover [persoon 2] van [instelling] een bekennende verklaring afgelegd. Uit beveiligingsbeelden blijkt dat verdachte op 3 juni 2015 en 12 juni 2015 aanmaakblokjes bij de supermarkt heeft gekocht. Zij kan niet goed aangeven waarom zij in zo’n korte tijd zoveel aanmaakblokjes nodig had en waar die aanmaakblokjes zijn gebleven. Nadat verdachte is aangehouden, hebben er geen autobranden meer in Boxtel plaatsgevonden. De delicten moeten niet los van elkaar worden bezien, maar in onderling verband en samenhang.
De officier van justitie acht de onder 11 ten laste gelegde bedreiging en de bij aparte dagvaarding ten laste gelegde belaging ook wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent het haar ten laste gelegde te hebben gepleegd, met uitzondering van de belaging.
De raadsman heeft vrijspraak van de ten laste gelegde brandstichtingen en de bedreiging bepleit. Verdachte heeft de betreffende e-mails gestuurd omdat het op dat moment niet goed met haar ging. Zij heeft door het sturen van de e-mails gedacht aandacht en hulp te krijgen. Dat is bijzonder onhandig van haar geweest. Verdachte heeft wellicht de schijn tegen, maar zij heeft de branden niet gesticht. De verklaring tegenover [persoon 2] is zeker geen bekentenis. Er kunnen genoeg oorzaken zijn waarom de door haar gekochte aanmaakblokjes niet zijn aangetroffen in de woning. Dat verdachte op het moment van de brandstichting niet thuis was, maakt mogelijk dat ze de brand heeft gesticht, maar bewijst het niet.
Er zijn veel omstandigheden die in haar richting wijzen, maar niet voldoende voor een bewezenverklaring. In geen van de zaaksdossiers is er voldoende bewijs voor een bewezenverklaring.
Ten aanzien van de aangetroffen en onderzochte telefoon van het merk LG heeft de raadsman bepleit dat iemand de telefoon van verdachte kan hebben gepakt. Haar dochter kende de code van haar telefoon en haar (ex)partner kan de telefoon hebben gepakt als deze niet beveiligd was.
Ten aanzien van de ten laste gelegde belaging heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake is van een wederrechtelijk inbreuk op de levenssfeer. De door verdachte verzonden berichten, waarvan wel gezegd kan worden dat die stelselmatig werden verzonden, zijn niet van dien aard, dat [slachtoffer] daar zwaar van onder de indruk zal zijn geweest.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pag. 28 tot en met 39) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot de feiten waarop deze in het bijzonder betrekking hebben.
Nadere bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling.
Kan de informatie die is aangetroffen op de telefoon van verdachte aan verdachte worden toegerekend?
Vaststaat dat de in beslag genomen witte telefoon van het merk LG van verdachte is.
Op deze telefoon zijn gegevens en/of bestanden aangetroffen, die -kort gezegd- kunnen worden gerelateerd aan een aantal brandstichtingen. Ook ten aanzien van de onder 11 ten laste gelegde bedreiging is informatie op de telefoon van verdachte aangetroffen, die kan worden herleid naar de in de tenlastelegging genoemde bedreiging.
Bij de politie heeft verdachte op 13 juni 2015 verklaard dat zij zelf haar telefoon van het merk LG gebruikte. Haar telefoon was altijd in haar broek, naast haar of onder haar kussen. Op de vraag van de politie wie de code van haar telefoon kende, heeft zij geantwoord: ‘Ben bang alleen mijn dochter. Maar mijn kinderen wonen niet bij mij.’ Op de vraag wanneer het de laatste keer was dat er iemand anders haar gsm heeft gebruikt, heeft zij geantwoord: ‘Dat was volgens mij sowieso mijn oude toestel.’ De toenmalige partner van verdachte, [persoon 3] , heeft bij de politie verklaard dat hij niet bekend is met de code van de LG.
Ter terechtzitting van 7 maart 2016 heeft verdachte verklaard dat haar telefoon wel eens onbeheerd in de woning op tafel lag, waarbij er soms geen code op de telefoon zat. Zij weet zeker dat haar toenmalige partner, [persoon 3] , op de hoogte was van een aantal codes van haar telefoon.
De rechtbank houdt verdachte aan haar bij de politie afgelegde verklaring met betrekking tot het gebruik van de telefoon door haar alleen. Nadat haar daar expliciet naar is gevraagd, heeft zij aangegeven dat zij alleen gebruik maakte van de telefoon en dat niemand anders, behalve haar dochter, de code van de telefoon kende. Haar (toenmalige) partner bevestigt ook dat hij de code van de telefoon van verdachte niet kende. Dat [persoon 3] gebruik heeft gemaakt van de telefoon, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden. De rechtbank ziet ook geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de dochter van verdachte de telefoon heeft gebruikt. De kinderen van verdachte woonden niet bij verdachte in huis en verdachte zag haar nog jonge kinderen sporadisch .
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat ook anderen van de telefoon gebruik hebben kunnen maken terzijde. Kennelijk heeft verdachte deze verklaring afgelegd om de waarheid te bemantelen.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat alleen verdachte gebruik maakte van de in beslag genomen en onderzochte telefoon van het merk LG en dat de op die telefoon aangetroffen gegevens aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Heeft verdachte de onder 1 tot en met 10 ten laste gelegde brandstichtingen gepleegd?
Is de verklaring van [persoon 2] belastend?
In haar requisitoir heeft de officier van justitie aangegeven dat verdachte tegenover [persoon 2] een bekennende verklaring heeft afgelegd met betrekking tot de brandstichtingen. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar redenering dat verdachte omtrent de branden een bekennende verklaring heeft afgelegd tegenover [persoon 2] van [instelling] .
[persoon 2] heeft verdachte in augustus 2015 opgezocht in de gevangenis. [persoon 2] heeft onder meer verklaard: ‘Een van haar eerste vragen aan mij was, denk je dat ik 9 of 13 branden heb gepleegd? Ik weet het aantal niet meer. [persoon 2] zweeg en ze zei: ‘Ja dus’. Toen hoorde hij haar zeggen ‘ik kan toch niet alleen gepakt worden omdat ik aanmaakblokjes bij me heb?’
Uit deze verklaring volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte een bekennende verklaring tegenover [persoon 2] heeft afgelegd.
Zijn de door verdachte verzonden berichten alleen een schreeuw om hulp geweest?
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat zij via het [emailadres 1] en aan de hulpverleenster [persoon 4] inderdaad mails/berichten heeft gestuurd, waarin de indruk wordt gewekt dat zij brand heeft gesticht. Verdachte heeft verklaard dat zij hiermee alleen de indruk wilde wekken brand te hebben gesticht, maar dat zij dit feitelijk niet heeft gedaan en dat de berichten alleen zijn verstuurd teneinde hulp te krijgen. De rechtbank acht deze verklaring, gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hierna is overwogen, volstrekt ongeloofwaardig.
De modus operandi.
Bij de afweging of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, weegt de rechtbank mee dat er in een aantal gevallen sprake is van dezelfde modus operandi. Deze zelfde werkwijze houdt in dat er brand is gesticht door aanmaakblokjes bij/op een wiel van de auto te leggen, waarbij de brand telkens is gesticht op de momenten dat verdachte haar huis voor korte tijd heeft verlaten en/of kort na de brand weer thuis is gekomen.
Deze branden hebben telkens plaatsgevonden op een relatief korte afstand van de woning van verdachte. In de woning van verdachte zijn aanmaakblokjes aangetroffen, waar verdachte geen redelijke verklaring voor heeft kunnen geven. Uit de informatie op de telefoon van verdachte blijkt overigens dat verdachte op het internet veelvuldig heeft gezocht naar de (auto)branden in Boxtel en daarmee een buitengewone belangstelling heeft gehad voor deze branden.
De rechtbank is van oordeel dat de hierna bewezen verklaarde feiten in onderlinge samenhang en verband moeten worden bezien.

Feit 1.

Verdachte rekende op 12 juni 2015 om 17.12 uur (aangepaste tijd) bij de Plus supermarkt in Boxtel onder meer aanmaakblokjes af. Daarna verliet zij de winkel. Op diezelfde dag omstreeks 17.30 uur zag [getuige 1] aan [adres 2] te Boxtel een vrouw, met een signalement dat voldeed aan het signalement van verdachte, bij een bestelbus omhoog komen. De vrouw liep weg toen hij keek. Hij stond ongeveer 25 meter van die auto vandaan en had onbelemmerd zicht op de auto. Verdachte erkent rond dat tijdstip langs die bewuste bestelauto te hebben gelopen. Ongeveer vijf tot tien minuten later zag [getuige 1] een grote steekvlam aan de voorkant van de bestelbus, waar hij eerder de vrouw had gezien. Omstreeks 17.51 uur komt er een melding van een autobrand aan [adres 2] te Boxtel, waarvan aangifte is gedaan. Op camerabeelden is zichtbaar dat verdachte op 12 juni 2015 omstreeks 17.45 uur haar woning aan [adres 10] betrad. Zij had een tas van de Plus supermarkt bij zich.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij niet heeft gebukt bij de bestelauto. De rechtbank volgt verdachte niet in haar verklaring dat zij niet heeft gebukt bij de auto. [getuige 1] verklaart meteen na de brand dat hij heeft gezien dat de vrouw bij de auto omhoog kwam. Ook bij de rechter-commissaris heeft hij volhard in zijn verklaring en nog aangevuld dat hij 25 meter van de auto vandaan stond en een onbelemmerd zicht op de auto had. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] .
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 genoemde bestelauto opzettelijk met de gekochte aanmaakblokjes heeft aangestoken en dat daarbij gemeen gevaar voor de in de auto aanwezige goederen en de nabij gelegen schutting te duchten was. De rechtbank betrekt daarbij de modus operandi bij de andere bewezen verklaarde brandstichtingen.

Feit 2.

Op 11 juni 2015 omstreeks 12.05 uur hoorde de eigenaar van de Alfa Romeo, die geparkeerd stond bij [bedrijf] te Boxtel, twee harde knallen van banden die klapten. Hij zag dat zijn auto in brand stond. Diezelfde dag omstreeks 12.00 uur zag [getuige 2] een vrouw met lang donker haar en een mitella lopen in het park Molenwijk te Boxtel. Honderd meter verder constateerde ze dat er een auto in brand stond. Toen zij terugkeerde, zag zij dezelfde vrouw weer met een man en een hond. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat de brand is ontstaan door aanmaakblokjes bij de linker voorband.
In de telefoon van verdachte, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft overwogen dat verdachte de enige gebruiker van deze telefoon was, is op 11 juni 2016 rond het tijdstip van 11.29 uur gezocht naar [bedrijf] met als zoekopdracht ‘camera’s bij restaur’. Verdachte bekent in de omgeving van het park te hebben gelopen en toen knallen van de auto te hebben gehoord.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze brand op 11 juni 2015 heeft gesticht en dat daarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

Feit 6.

Op 8 juni 2015 omstreeks 22.40 uur constateerde de eigenaar van een Volkswagen LT dat er bij het linker achterwiel van zijn auto, geparkeerd in [adres 6] te Boxtel, aanmaakblokjes brandden. Hij heeft deze aanmaakblokjes weggeslagen, waardoor er geen schade aan zijn auto is ontstaan. Deze locatie is op korte afstand van de woning van verdachte.
Uit camerabeelden is gebleken dat verdachte op 7 juni 2015 om 22.32.42 uur haar woning verliet en op deze dag om 22.44.50 uur bij haar woning terugkeerde.
Nu de aangever de brandende aanmaakblokjes onmiddellijk heeft weggeslagen en er geen brand aan de auto is ontstaan, zal verdachte worden vrijgesproken van brandstichting. De rechtbank acht evenwel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot brandstichting. De rechtbank betrekt daarbij de modus operandi bij de andere bewezen verklaarde brandstichtingen.

Feit 8.

Op 6 juni 2015 omstreeks 17.15 uur constateerde [benadeelde partij 1] dat zijn auto, geparkeerd op de oprit aan de [adres 7] te Boxtel, aan de linker voorzijde in brand stond. Op de linker voorband trof hij een pak aanmaakblokjes aan. Deze locatie is op korte afstand van de woning van verdachte. Op camerabeelden van [adres 10] te Boxtel is te zien dat verdachte omstreeks 16.26 uur die dag haar woning verliet en omstreeks 17.29 uur weer bij de woning arriveerde. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze brand heeft gesticht, waarbij de rechtbank de hiervoor beschreven modus operandi betrekt.

Feit 9.

Op 5 juni 2015 omstreeks 06.01uur kwam er een melding van een autobrand aan [adres 8] te Boxtel. De brand is aan de rechter achterzijde van de auto ontstaan als gevolg van het daar inbrengen/achterlaten van open vuur. Naast de auto stond een andere auto die door de brand is beschadigd. Direct na het tijdstip van de melding logt verdachte om 06.02 uur in op haar werk in Boxtel. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de brand enige tijd vóór 06.01 uur is gesticht, zeker gelet op het vroege tijdstip van de brand waarbij er doorgaans weinig mensen op straat zijn. Het ligt voor de hand dat er enige tijd is gelegen tussen de feitelijke brandstichting en de melding daarvan.
Op 5 juni 2015 om 21.38 uur komt er bij www.politie.nl een bericht binnen van het emailadres [emailadres 2] met de tekst: ‘Het is dat het regent anders had ik net zoals vanochtend een auto bij [adres 8] in rook opgaan. Zelfs politie rijd vanavond 2x langs me heen. Als ze me gecontroleerd hadden was ik er op heterdaad bij. Maar ik krijg nu de kans om morgen weer een auto in brand te steken. Bedankt, super!’. In voornoemd bericht wordt specifiek de brand in [adres 8] op 5 juni 2015 genoemd.
Het woord ‘autobrandje’ komt een aantal malen voor in de telefoon van verdachte en in de notities op de telefoon komt [emailadres 2] terug. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte degene was die gebruik maakte van genoemd e-mailadres.
Op grond van deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze brand heeft gesticht, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

Feit 10.

Op 3 juni 2015 omstreeks 22.57 uur kwam de melding van een brandende auto op [adres 2] . Verdachte woonde in de buurt van voornoemde straat. Op 28 mei 2015 kwam er op de site van de politie het mailtje binnen met als afzender [emailadres 3] , waarin als plaats delict [adres 2] werd genoemd. Dit emailadres werd aangetroffen in de telefoon van verdachte en zij heeft tegenover de politie het aanmaken van dit mailadres bekend.
Uit forensisch onderzoek blijkt dat het waarschijnlijk wordt geacht dat de brand was aangestoken met een brandversnellend hulpmiddel, zoals aanmaakblokjes. In elk geval zijn er geen vluchtige stoffen die wijzen op de aanwezigheid van een ontbrandbare vloeistof.
Uit camerabeelden blijkt dat verdachte op 3 juni 2016 in de ochtend aanmaakblokjes bij Jumbo heeft gekocht. Tegenover haar begeleidster [persoon 4] heeft zij aangegeven de brand te hebben gesticht.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 juni 2015 de bedrijfsbus in [adres 2] te Boxtel in brand heeft gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

Ten aanzien van feit 11.

De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat de aangetroffen informatie op de gsm van verdachte kan worden toegerekend aan verdachte. Op grond van de aangifte van [benadeelde partij 2] , teamchef van het basisteam Meierij, district ’s-Hertogenbosch, politie eenheid Oost-Brabant, de verklaring van [persoon 5] , de bevindingen met betrekking tot het gebruikte IP-adres en het digitaal onderzoek met betrekking tot de telefoon van verdachte, waaronder het aantreffen van relevante en unieke sleutelwoorden, die rechtstreeks verband houden met de bedreiging, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 11 ten laste gelegde bedreiging heeft gepleegd, zoals hierna bij de bewezenverklaring is vermeld.

Ten aanzien van de belaging (01/820377-15).

Verdachte heeft bekend in de ten laste gelegde periode veelvuldig sms-berichten en whatsapp-berichten naar de mobiele telefoon van haar ex-partner [slachtoffer] te hebben gestuurd. Deze (honderden) berichten hielden onder meer in: ‘Is nooit gezellig met jou!’ en ‘Ik ga jou een moeilijk leven bezorgen’ en ‘daar ga je voor boeten’ en soortgelijke berichten. Door deze berichten te sturen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank wederrechtelijk stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] voornoemd, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden. De rechtbank acht de belaging dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is bewezen verklaard.

Vrijspraak ten aanzien van de feiten 3, 4, 5 en 7.

De rechtbank stelt voorop dat direct bewijs dat verdachte de branden onder 3, 4, 5 en 7 heeft gesticht, ontbreekt. Evenmin bevindt zich in het dossier ten aanzien van deze branden voldoende indirect bewijs dat in onderlinge samenhang en verband een bewezenverklaring zou kunnen schragen.

Ten aanzien van feit 3.

Verdachte verliet op 9 juni 2015 omstreeks 17.58 uur haar woning in Boxtel, omstreeks 18.05 uur die dag heeft de bewuste autobrand in [adres 2] te Boxtel plaatsgevonden en een getuige zag op 9 juni 2015 kort na 18.00 uur een blanke vrouw met half lang zwart haar onder een boom aan [adres 2] . Niet is gebleken dat dit ook daadwerkelijk verdachte is geweest. Bij de auto zijn geen sporen van aanmaakblokjes aangetroffen. Voornoemde feiten en omstandigheden leveren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig bewijs op dat verdachte deze brand heeft gesticht.

Ten aanzien van feit 4.

Verdachte betrad op 8 juni 2015 omstreeks 08.59 uur haar woning aan [adres 10] . Kort daarvoor, omstreeks 08.45 uur heeft er een autobrand plaatsgevonden aan [adres 4] te Boxtel, zijnde een locatie dichtbij haar woning. Er werden in de nabijheid van de auto blokjes aangetroffen, waarvan de herkomst of samenstelling niet kon worden vastgesteld. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van (witte) aanmaakblokjes in het monster. Voornoemde feiten en omstandigheden leveren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig bewijs dat verdachte de onder 4 ten laste gelegde brand heeft gesticht.

Ten aanzien van feit 5.

Ten aanzien van de onder 5 ten laste gelegde brandstichting acht de rechtbank onvoldoende wettig bewijs dat verdachte de brand heeft gesticht.

Ten aanzien van feit 7.

Van 6 juni 2015 omstreeks 02.27 uur zijn geen beelden opgeslagen, waardoor niet is na te gaan of verdachte haar woning rondom het tijdstip van de brandstichting heeft verlaten. Het door de officier van justitie genoemde twitterbericht vanuit het [twitteradres] op 22 mei 2015, waarin wordt gezegd ‘zo op weg naar een containerbrand’, welke naam en twitter te linken zijn aan de telefoon van verdachte, vindt de rechtbank onvoldoende om betrokkenheid van verdachte bij de containerbrand geruime tijd later, namelijk op 6 juni 2015, aan te nemen.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3, 4, 5 en 7 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 12 juni 2015 in de gemeente Boxtel, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een bestelauto van het merk Dacia, type Dokker, met [kenteken 1] , welke geparkeerd stond aan [adres 2] / [adres 3] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk aanmaakblokjes aangestoken, ten gevolge waarvan die bestelauto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de zich in die autobus bevindend gereedschap en/of andere goederen en zich in de nabijheid van die auto bevindende schutting te duchten was.
2.
op 11 juni 2015 in de gemeente Boxtel, opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto van het merk Alfa Romeo, type 156, met [kenteken 2] , welke geparkeerd stond op het parkeerterrein van [bedrijf] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk aanmaakblokjes aangestoken, ten gevolge waarvan die auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de zich in die auto bevindende goederen en een heg te duchten was.
6.
Subsidiair:
op 07 juni 2015 te Boxtel, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten aan een bedrijfsbus van het merk Volkswagen, LT, met [kenteken 6] , met dat opzet aanmaakblokjes heeft aangestoken en een band van die autobus, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
8.
op 06 juni 2015 in de gemeente Boxtel, opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto (van het merk Mazda, type 626, met [kenteken 7] , welke geparkeerd stond op de oprit van een woning, gelegen aan [adres 7] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk aanmaakblokjes aangestoken, ten gevolge waarvan die auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de zich in die auto bevindende goederen te duchten was.
9.
op 05 juni 2015 in de gemeente Boxtel, opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto van het merk Opel, type Meriva, met [kenteken 8] , welke stond geparkeerd op een parkeerterrein in [adres 8] / [adres 9] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met die auto, ten gevolge waarvan die auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de zich in die auto bevindende goederen en zich in de nabijheid van die auto bevindende andere auto te duchten was.
10.
op 03 juni 2015 in de gemeente Boxtel, opzettelijk brand heeft gesticht aan een bedrijfsbus van het merk Volkswagen, type TDI Transporter, met [kenteken 9] , welke geparkeerd stond in [adres 2] , immers heeft zij toen aldaar opzettelijk aanmaakblokjes aangestoken, ten gevolge waarvan die bus gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de zich in die bus bevindende goederen te duchten was.
11.
op 05 mei 2015 te Boxtel politieambtenaren van politie eenheid Oost-Brabant (Basisteam Meijerij) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde politieambtenaren van politie eenheid Oost-Brabant Basisteam Meijerij dreigend via Facebook accounts van 112 Nieuwsgroep en 112 Boxtel en de webpagina van de Nationale Politie de woorden toegevoegd :"Kutpolitie...gooi een granaat bij jullie naar binnen kut mongolen" en "Ga politiebureau in boxtel opblazen met granaat".
In de zaak met parketnummer 01/820377-15:
op tijdstippen in de periode van 01 december 2014 tot en met 28 december 2014 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden door vele malen SMS-berichten en Whatsappberichten naar het mobiele telefoontoestel van die [slachtoffer] te versturen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van 01/879851-15 feit 6 primair: vrijspraak.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/879851-15 feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 subsidiair, 7, 8 primair, 9, 10 en 11 en de zaak met parketnummer 01/820377-15:
  • een gevangenisstraf van één jaar met aftrek van het voorarrest;
  • terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals de voorwaarden zijn geformuleerd in het reclasseringsrapport van 2 maart 2016, waarbij tevens wordt bevolen dat de tbs met voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad is;
  • vordering benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet-ontvankelijk;
  • gehele toewijzing van de vordering van [benadeelde partij 3] tot een bedrag van € 90,-- en oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
  • gehele toewijzing van de vordering van [benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 3.578,28 en oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
  • gehele toewijzing van de vordering van [benadeelde partij 5] tot een bedrag van € 2.750,-- en oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, dan is in ieder geval een klinische opname geïndiceerd, zodat verdachte de nodige hulp krijgt. Dit zou in de vorm van een terbeschikkingstelling met voorwaarden kunnen. Als verdachte maar voor twee feiten wordt veroordeeld, dan is het de vraag of een dergelijke maatregel proportioneel is. Mocht verdachte niet worden veroordeeld, dan zal zij zelf hulp zoeken. Verdachte wil nu de gewenste draai aan haar leven geven.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In het nadeel van verdachte
Verdachte heeft zich binnen een zeer korte periode schuldig gemaakt aan vijf voltooide brandstichtingen van auto’s en één poging tot brandstichting. De door verdachte gepleegde brandstichtingen hebben grote materiële schade veroorzaakt. De brandstichtingen vonden plaats in de gemeente Boxtel. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap en gevoelens van angst en onveiligheid bij deze gemeenschap opgeroepen.
Verdachte heeft via het internet politieambtenaren bedreigd. Dit betreft een ernstige bedreiging, waarbij onder meer is gedreigd dat er een granaat naar binnen zou worden gegooid. Dergelijke bedreigingen zorgen voor veel onrust bij de politieambtenaren, die hierdoor in hun werk belemmerd worden
Verdachte heeft gedurende een maand vele sms-berichten en whatsapp berichten naar haar ex-partner gestuurd. Van deze inbreuk op de persoonlijke levenssfeer heeft het slachtoffer, zo blijkt ook uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring, veel hinder en overlast ondervonden.
Uit een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder voor bedreiging en belaging onherroepelijk is veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
In het voordeel
De psycholoog N. van der Weegen heeft op 1 oktober 2015 een psychologisch rapport betreffende verdachte uitgebracht. De psycholoog heeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. De psychiater/psychoanalyticus T.W.D.P. van Os heeft in zijn psychiatrisch rapport van 13 oktober 2015 geconcludeerd dat het aannemelijk is dat verdachte op grond van de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling verminderd vrij was ten aanzien van haar doen en laten voorafgaande aan en ten tijde van de haar ten laste gelegde feiten, indien bewezen.
De rechtbank volgt deze conclusies en maakt deze tot de hare. De rechtbank beschouwt verdachte derhalve als verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten.
Conclusie met betrekking tot de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank uit het oogpunt van vergelding een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
De rechtbank legt een lichtere straf op dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank verdachte van een aantal ten laste feiten verdachte vrijspreekt.
De op te leggen maatregel.
Zoals hiervoor al aangegeven, hebben een psycholoog en een psychiater over verdachte gerapporteerd.
Op 1 oktober 2015 heeft de GZ-psycholoog N. van der Weegen een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden onder meer:
“Betrokkene lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Ook is sprake van een Post Traumatische Stress Stoornis. Dit was ten tijde van het ten laste gelegde hetzelfde.
Factoren voortkomend uit de stoornis en die van belang kunnen zijn voor de kans op recidive zijn haar onzekerheid, haar onvermogen om emoties op adequate wijze te hanteren, haar boosheid.
Rapporteur acht de kans groot dat betrokkene opnieuw delictgedrag zal vertonen indien ze onbehandeld blijft.
Betrokkene verkeert in instabiele omstandigheden. Ze heeft als ze uit detentie komt geen woning, geen werk, schulden en het contact met haar kinderen loopt nog niet naar tevredenheid. Rapporteur vreest dat betrokkene in de komende periode stress zal ervaren, hetgeen moeilijke emoties teweeg zal brengen. Betrokkene is niet goed in staat deze emoties adequaat te hanteren.
Betrokkene moet worden behandeld. Dat is tot op heden, ondanks diverse pogingen niet gebeurd. Betrokkene onttrekt zich steeds aan behandeling. Inmiddels heeft betrokkene op alle levensgebieden problemen. (…) Betrokkene heeft te weinig stabiliteit om een ambulante behandeling op adequate wijze te kunnen volbrengen. Het is nodig dat ze zich gedurende een periode alleen kan concentreren op haar behandeling. Om deze reden adviseert rapporteur haar klinisch te laten beginnen. Betrokkene is, zoals ze zelf ook zegt, geneigd een behandeling af te breken als ze het moeilijk vindt. Ze is gewend geraakt te vermijden.
Betrokkene geeft bij herhaling aan niet bereid te zijn zich op te laten nemen. Dit lijkt ze voornamelijk uit angst te doen. Binnen een min of meer vrijwillig kader zal betrokkene zich dan ook niet laten behandelen. Dan zou de enige manier om te voorkomen dat betrokkene zich onbehandeld buiten komt, oplegging van een tbs met dwangverpleging zijn. Dit lijkt echter een zwaar middel (…)”.
De psycholoog heeft op 4 maart 2016 aanvullend gerapporteerd.
Dit aanvullend rapport houdt onder meer in:
‘Betrokkene geeft aan en toont zich bereid mee te werken aan klinische behandeling. Ze geeft aan bereid te zijn zich aan de opgestelde voorwaarden te houden. Rapporteur acht haar ook in staat zich aan de opgestelde voorwaarden te houden. De door de reclassering opgestelde voorwaarden lijken haalbaar en afdoende te zijn. Rapporteur kan zich goed vinden in de door IFZ voorgestelde kliniek en het voorgestelde behandeltraject. Rapporteur legde betrokkene uit dat ze de rechtbank zullen adviseren haar binnen een tbs-maatregel met voorwaarden naar de door IFZ voorgestelde kliniek te laten gaan. Rapporteur heeft toegelicht waarom ze een opname binnen een stevig juridisch kader verkiest boven een opname binnen een vrijwillig kader. ’
Op 13 oktober 2015 heeft de psychiatier/psychoanalyticus drs. T.W.D.P. van Os een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
“Er is bij onderzochte sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten een post traumatische stress stoornis. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, te weten een verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis met borderline (…) en antisociale trekken (terugkerend antisociaal gedrag). Deze bestonden ook ten tijde van het ten laste gelegde.
Belangrijkste risicofactor is een duurzaam patroon van relationeel disfunctioneren in de diverse levensdomeinen. (…) Ze heeft een beperkt probleeminzicht, ze is impulsief, heeft een beperkt reflectief en empathisch vermogen, ze is vijandig en heeft een beperkte sociale en relationele vaardigheden en beperkte coping-vaardigheden om zich te handhaven in het maatschappelijk verkeer, een beperkte sociale steun en netwerk en een aanzienlijke kans op destabilisatie in reactie op te verwachten stress. Er is tot nu toe sprake van een moeizame behandeling binnen de psychiatrische hulpverlening, ze vraagt wel terugkerend om hulp maar wijst het vervolgens weer af vanuit haar gedesorganiseerde gehechtheid en gebrekkige vertrouwen in anderen. Omdat een delict scenario ontbreekt is een risicoprognose niet goed te maken. Onderzoeker kan slechts aangeven welke risicofactoren in zijn algemeenheid en op groepsniveau gevonden zijn. Dan is duidelijk dat er veel risicofactoren aanwezig zijn.
Zonder behandeling blijven de mogelijke risicofactoren die van belang zijn in het haar ten laste gelegde, indien bewezen, onveranderd. Behandeling en begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen. Ambulante behandelingen zijn geprobeerd maar men is er niet in geslaagd om met onderzocht binnen een dergelijk traject resultaat te boeken. (…) Onderzoeker heeft een klinische behandeling als voorwaarde in het kader van een voorwaardelijk strafdeel overwogen. (…) Gezien de ernst van het haar ten laste gelegde en ook het feit dat zij een langdurige zorgmijdster is terwijl zij daarnaast weinig zicht heeft op haar eigen aandeel in de voortzetting van haar problematisch leven is er een risico dat de klinische behandeling stagneert en dat zij uiteindelijk onbehandeld op straat komt. Om te voorkomen dat zij onbehandeld op straat komt terwijl het algemene risicoprofiel wijst op een verhoogd gevaar, indien bewezen, adviseert onderzoeker onderzochte een klinische behandeling en een langdurig ambulant vervolgtraject op te leggen. Echter onderzochte wijst een klinisch traject af. Het is aan de rechtbank in hoeverre de vergaande maatregel van een tbs opportuun is”.
De psychiater heeft op 5 maart 2016 aanvullend gerapporteerd.
Dit aanvullend rapport houdt onder meer in:
‘Een klinische behandeling werd geadviseerd. Onderzochte wees een dergelijk traject af. Ze is inmiddels teruggekomen op haar standpunt en staat nu wel achter een klinische behandeling. Motivatie is geen vaststaand gegeven en fluctueert over de tijd. (…)
Onderzoeker adviseert deze behandeling te laten plaatsvinden binnen een tbs maatregel. Onderzoeker meent dat een tbs met voorwaarden voldoende garanties geeft dat dit traject kan worden doorlopen. De reclassering heeft de voorwaarden reeds beschreven en onderzoeker kan zich daar goed in vinden.’
De reclassering Nederland, adviesunit 5 te Zwolle, heeft op 2 maart 2016 een rapport ‘voorbereiding tbs met voorwaarden’ opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het navolgende in - zakelijk weergegeven -:
Wanneer behandeling uitblijft wordt door het NIFP de kans op recidive, gelet op de aanwezige risicofactoren zoals aanwezige problematiek en het justitieverleden, ingeschat op hoog. Dit wordt door de reclassering onderschreven.
De toekomst moet uitwijzen in hoeverre de klinische behandeling succesvol zal zijn.
Indien tbs met voorwaarden wordt opgelegd, dan is dit praktisch uitvoerbaar.
Betrokkene is aangemeld bij een behandelinstelling en is geaccepteerd bij [instelling 2] te Den Dolder. De reclassering heeft de voorwaarden voor de tbs met voorwaarden geformuleerd. Deze voorwaarden zijn uitvoerig met verdachte besproken en verdachte heeft aangegeven zich aan de voorwaarden te willen houden.
Ter aanvulling op haar rapport heeft de deskundige mevr. G.M. Tupamahu van de reclassering op de zitting van 7 maart 2016 aangegeven dat de verwachting is dat verdachte binnen enkele weken na het vonnis kan worden opgenomen in de kliniek indien de terbeschikkingstelling met voorwaarden duidelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de gedragsdeskundigen en van de reclassering over. Tijdens het begaan van de feiten bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank overweegt dat de hierna te kwalificeren feiten (157 Sr) misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en de bewezen verklaarde misdrijven van artikel 285, eerste lid en artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht misdrijven betreffen als vermeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk maakt.
De rechtbank merkt daarbij op dat de bewezen verklaarde misdrijven geen feiten betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is van oordeel dat omtrent de behandeling van verdachte aansluiting dient te worden gezocht bij de conclusies en adviezen van de gedragsdeskundigen en het meest recente door de reclassering opgemaakte rapport van 2 maart 2016. Uit deze rapporten volgt eensluidend dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden het juiste kader voor verdachte biedt. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting ziet de rechtbank geen aanleiding om van de conclusies en adviezen van de gedragsdeskundigen, alsmede de gronden waarop zij berusten, af te wijken.
De rechtbank zal dan ook, met inachtneming van de inhoud van het maatregelrapport, een terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting van 7 maart 2016 bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden, zoals deze zijn vermeld in het reclasseringsrapport van 2 maart 2016.
Gelet op het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat de behandeling aansluitend aan de detentie dient plaats te vinden. De rechtbank zal dan ook bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

De vordering van [benadeelde partij 4] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Voorts heeft hij aangevoerd dat het er op lijkt dat de verzekering de volledige schade reeds heeft vergoed.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Uit de vordering blijkt dat de verzekering reeds de schade van € 12.000,-- heeft vergoed.
Uit de vordering blijkt onvoldoende waarom de schade op 12 juni 2015 hoger is dan door de verzekering reeds is vergoed. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

De vordering van [benadeelde partij 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vindt de vordering geheel toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Bij een bewezenverklaring vindt hij het gevorderde bedrag redelijk.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van [benadeelde partij 5] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar. De vordering is niet onderbouwd met bonnen, maar het gevorderde bedrag is aannemelijk.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

De vordering van [benadeelde partij 6] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu de vordering niet ziet op een ten laste gelegd feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is het met de officier van justitie eens dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de vordering niet ziet op een ten laste gelegd feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 63, 157, 285,
285b.

DE UITSPRAAK

T.a.v. 01/879851-15 feit 3, feit 4, feit 5, feit 6 primair en 7: Vrijspraak.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01/879851-15 onder 1, 2, 6 subsidiair, 8 primair, 9, 10 en 11 en in de zaak met parketnummer 01/820377-15 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/879851-15 feit 1: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is T.a.v. 01/879851-15 feit 2: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. T.a.v. 01/879851-15 feit 6 subsidiair: Poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. T.a.v. 01/879851-15 feit 8 primair: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is T.a.v. 01/879851-15 feit 9: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is T.a.v. 01/879851-15 feit 10: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is T.a.v. 01/879851-15 feit 11: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht T.a.v. 01/820377-15: Belaging Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. 01/879851-15 feit 1, feit 2, feit 6 subsidiair, feit 8 primair, feit 9, feit 10, feit 11, 01/820377-15:
 Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 01/879851-15 feit 1, feit 2, feit 6 subsidiair, feit 7, feit 8 primair, feit 9, feit 10, feit 11, 01/820377-15:
 Terbeschikkingstelling met voorwaarden en stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
- terbeschikkinggestelde pleegt geen strafbare feiten;
- terbeschikkinggestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken en/of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
- terbeschikkinggestelde stelt zich onder toezicht van de reclassering en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan haar worden gegeven. Terbeschikkinggestelde zorgt ervoor dat zij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering, haar behandelaren en haar begeleiders;
- terbeschikkinggestelde zal zich niet buiten Nederland begeven, tenzij en voor zover haar dit in overleg met het openbaar ministerie en de reclassering wordt toegestaan;
- terbeschikkinggestelde werkt mee aan een klinische behandeling bij [instelling 2] of soortgelijke instelling en zal zich houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die
behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven, ook als
dit inhoudt de inname van de haar door de behandelaren voorgeschreven medicatie op de voorgeschreven wijze en controle hierop;
-indien nodig werkt terbeschikkinggestelde mee aan een ambulante behandeling voortvloeiende uit haar klinische behandeling bij [instelling 2] , onderdeel van GGZ instelling [instelling 3] of soortgelijke instelling zulks ter beoordeling van de reclassering en zal zich houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven, ook als dit inhoudt de inname van de haar door de behandelaren voorgeschreven medicatie op de voorgeschreven wijze en controle hierop;
- terbeschikkinggestelde werkt mee aan behandel- en begeleidingstrajecten betreffende
resocialisatie en nazorg, overeenkomstig de te geven aanwijzingen door de
reclassering;
- terbeschikkinggestelde laat zich na haar klinische behandeling opnemen in een RIBW indien dit door de behandelaars en/of reclassering nodig wordt geacht en/of ambulant
begeleiden in een door de reclassering vooraf goedgekeurde en geschikte
woonplek;
- terbeschikkinggestelde werkt mee aan de opbouw van een ondersteunend sociaal netwerk en geeft toestemming om contact te leggen met alle personen waarvan de
reclassering dit relevant acht;
- terbeschikkinggestelde is open over wat haar bezig houdt. Moeilijke situaties bespreekt zij
met haar hulpverleners en de reclassering. Terbeschikkinggestelde vraagt en accepteert hulp
waar dit nodig is en stelt zich begeleidbaar op;
- terbeschikkinggestelde heeft werk of een zinvolle dagbesteding, aangepast aan haar
draagkracht, om niet in een sociaal isolement te geraken en structuur te
behouden;
- terbeschikkinggestelde maakt geen nieuwe schulden, geeft inzage in haar financiële
huishouding, accepteert begeleiding van haar hulpverleners en werkt mee aan
bewindvoering;
- terbeschikkinggestelde zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik. Zij werkt mee aan
alcohol- en drugscontroles door middel van urinecontroles en blaastesten;
- terbeschikkinggestelde werkt mee aan het convenant tussen reclassering en politie, dat
onder meer inhoudt dat zij meewerkt aan een kennismakingsgesprek met de
wijkagent. Terbeschikkinggestelde zal haar medewerking verlenen aan het verstrekken van
een pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het
landelijke opsporingsbeleid ten aanzien van Tbs-gestelden;
- terbeschikkinggestelde zal niet van adres wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en
toestemming van de reclassering. Overnachtingen op een ander adres dan haar
vaste verblijfsadres, worden vooraf met de reclassering besproken;
- terbeschikkinggestelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van haar behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten
te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel
uitmaken van haar netwerk;
- het vervoer van terbeschikkinggestelde vanuit de PI naar de kliniek wordt verzorgd door
DV&O;
- terbeschikkinggestelde werkt mee aan een korte klinische opname (ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek binnen een ambulant behandeltraject) voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit
noodzakelijk acht, waarbij terbeschikkinggestelde zich zal houden aan de aanwijzingen die
haar in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen
worden gegeven;
De Reclassering Nederland (RN Advies unit 5 Oost te Zwolle) wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de terbeschikkinggestelde ten behoeve daarvan hulp en steun te verlenen. Bij het verlenen van hulp en steun bij de naleving van de voorwaarden wordt de identiteit van terbeschikkinggestelde vastgesteld op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijkuitvoerbaar is.

T.a.v. 01/879851-15 feit 1
Maatregel van schadevergoeding van € 90,00 subsidiair 1 dag hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] van een bedrag van € 90,-- (zegge: negentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (post: schutting).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering van [benadeelde partij 6] :

Niet-ontvankelijkverklaring van [benadeelde partij 6] in de vordering, nu de vordering geen betrekking heeft op een van de ten laste gelegde feiten.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. 01/879851-15 feit 1:
Beslissing op de vordering van [benadeelde partij 4] :
Niet-ontvankelijkverklaring van [benadeelde partij 4] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

Beslissing op de vordering van [benadeelde partij 3] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan [benadeelde partij 3] , van een bedrag van € 90,-- (zegge: negentig euro), betreffende materiële schadevergoeding (post: schutting).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/879851-15 feit 5:
Beslissing op de vordering van [benadeelde partij 5] :
Niet-ontvankelijkverklaring van [benadeelde partij 5] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. V.G.T. van Emstede, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 21 maart 2016.
Bijlage A.

De bewijsmiddelen.

[bewijsbijlage]