een eindproces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, met proces-verbaal nummer OB1R15058, documentcode 2015129877.101015.1500.5908, afgesloten op 30 oktober 2015, pag. 1 tot en met 730 (hierna: bron 1).
een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 1] van 5 januari 2016 (hierna: bron 2);
een proces-verbaal van de zitting van 7 maart 2016, inhoudende de verklaring van verdachte ter terechtzitting (hierna: bron 3);
een eindproces-verbaal van de regiopolitie Oost-Nederland, district |IJsselland, met proces-verbaal nummer PL0600-2015009919, afgesloten op 11 augustus 2015, pag. 1 tot en met 98 (hierna: bron 4);
een proces-verbaal van bevindingen van districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, met documentcode 201511112.1119.6022, afgesloten op 12 november 2015, pag. 1 tot en met 5 (hierna: bron 5);
een proces-verbaal van bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaalnummer PL 2100-2015129877-32, afgesloten op 12 november 2015, (hierna: bron 6);
een proces-verbaal van bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaalnummer PL 2100-2015128836-4, afgesloten op 22 augustus 2015, (hierna: bron 7);
een proces-verbaal van bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaalnummer PL 2100-2015125525-5, afgesloten op 23 juni 2015, (hierna: bron 8);
een proces-verbaal van bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaalnummer PL 2100-2015123567-4, afgesloten op 8 september 2015, (hierna: bron 9);
een NFI-rapport d.d. 19 juni 2015 met zaaknummer 2015.06.15.018;
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8 primair, 9 en 10 ten laste gelegde brandstichtingen wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 6 acht de officier van justitie de subsidiair ten laste gelegde poging tot brandstichting wettig en overtuigend bewezen. Het gaat om auto’s die dicht bij elkaar gesitueerd waren en allemaal in een tijdsbestek van negen dagen in brand zijn gegaan. Binnen deze reeks hanteerde verdachte telkens dezelfde werkwijze. Iedere keer heeft verdachte binnen enkele honderden meters van haar huis brand gesticht. Van bijna alle branden staat vast dat verdachte vlak nadat de brand gesticht was, thuis kwam. Tevens staat vast dat verdachte in een aantal gevallen aanmaakblokjes gebruikte om die branden aan te steken. Ten tijde van de branden zat verdachte niet goed in haar vel. Verdachte stuurde weliswaar mailtjes naar de politie waarin zij branden aankondigde, maar wilde niet direct traceerbaar zijn. Verdachte googelde naar alles wat met de branden te maken had en haar telefoon stond vol met woorden die direct aan de branden gekoppeld kunnen worden. Zij communiceerde ook met haar begeleidster van [instelling] over de branden en heeft tegenover [persoon 2] van [instelling] een bekennende verklaring afgelegd. Uit beveiligingsbeelden blijkt dat verdachte op 3 juni 2015 en 12 juni 2015 aanmaakblokjes bij de supermarkt heeft gekocht. Zij kan niet goed aangeven waarom zij in zo’n korte tijd zoveel aanmaakblokjes nodig had en waar die aanmaakblokjes zijn gebleven. Nadat verdachte is aangehouden, hebben er geen autobranden meer in Boxtel plaatsgevonden. De delicten moeten niet los van elkaar worden bezien, maar in onderling verband en samenhang.
De officier van justitie acht de onder 11 ten laste gelegde bedreiging en de bij aparte dagvaarding ten laste gelegde belaging ook wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent het haar ten laste gelegde te hebben gepleegd, met uitzondering van de belaging.
De raadsman heeft vrijspraak van de ten laste gelegde brandstichtingen en de bedreiging bepleit. Verdachte heeft de betreffende e-mails gestuurd omdat het op dat moment niet goed met haar ging. Zij heeft door het sturen van de e-mails gedacht aandacht en hulp te krijgen. Dat is bijzonder onhandig van haar geweest. Verdachte heeft wellicht de schijn tegen, maar zij heeft de branden niet gesticht. De verklaring tegenover [persoon 2] is zeker geen bekentenis. Er kunnen genoeg oorzaken zijn waarom de door haar gekochte aanmaakblokjes niet zijn aangetroffen in de woning. Dat verdachte op het moment van de brandstichting niet thuis was, maakt mogelijk dat ze de brand heeft gesticht, maar bewijst het niet.
Er zijn veel omstandigheden die in haar richting wijzen, maar niet voldoende voor een bewezenverklaring. In geen van de zaaksdossiers is er voldoende bewijs voor een bewezenverklaring.
Ten aanzien van de aangetroffen en onderzochte telefoon van het merk LG heeft de raadsman bepleit dat iemand de telefoon van verdachte kan hebben gepakt. Haar dochter kende de code van haar telefoon en haar (ex)partner kan de telefoon hebben gepakt als deze niet beveiligd was.
Ten aanzien van de ten laste gelegde belaging heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake is van een wederrechtelijk inbreuk op de levenssfeer. De door verdachte verzonden berichten, waarvan wel gezegd kan worden dat die stelselmatig werden verzonden, zijn niet van dien aard, dat [slachtoffer] daar zwaar van onder de indruk zal zijn geweest.
Kan de informatie die is aangetroffen op de telefoon van verdachte aan verdachte worden toegerekend?
Vaststaat dat de in beslag genomen witte telefoon van het merk LG van verdachte is.
Op deze telefoon zijn gegevens en/of bestanden aangetroffen, die -kort gezegd- kunnen worden gerelateerd aan een aantal brandstichtingen. Ook ten aanzien van de onder 11 ten laste gelegde bedreiging is informatie op de telefoon van verdachte aangetroffen, die kan worden herleid naar de in de tenlastelegging genoemde bedreiging.
Bij de politie heeft verdachte op 13 juni 2015 verklaard dat zij zelf haar telefoon van het merk LG gebruikte. Haar telefoon was altijd in haar broek, naast haar of onder haar kussen. Op de vraag van de politie wie de code van haar telefoon kende, heeft zij geantwoord: ‘Ben bang alleen mijn dochter. Maar mijn kinderen wonen niet bij mij.’ Op de vraag wanneer het de laatste keer was dat er iemand anders haar gsm heeft gebruikt, heeft zij geantwoord: ‘Dat was volgens mij sowieso mijn oude toestel.’ De toenmalige partner van verdachte, [persoon 3] , heeft bij de politie verklaard dat hij niet bekend is met de code van de LG.
Is de verklaring van [persoon 2] belastend?
In haar requisitoir heeft de officier van justitie aangegeven dat verdachte tegenover [persoon 2] een bekennende verklaring heeft afgelegd met betrekking tot de brandstichtingen. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar redenering dat verdachte omtrent de branden een bekennende verklaring heeft afgelegd tegenover [persoon 2] van [instelling] .
[persoon 2] heeft verdachte in augustus 2015 opgezocht in de gevangenis. [persoon 2] heeft onder meer verklaard: ‘Een van haar eerste vragen aan mij was, denk je dat ik 9 of 13 branden heb gepleegd? Ik weet het aantal niet meer. [persoon 2] zweeg en ze zei: ‘Ja dus’. Toen hoorde hij haar zeggen ‘ik kan toch niet alleen gepakt worden omdat ik aanmaakblokjes bij me heb?’
Uit deze verklaring volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte een bekennende verklaring tegenover [persoon 2] heeft afgelegd.