2.18.Het door Ziut behaalde puntenaantal heeft de Gemeente in de brief van 21 oktober 2015 als volgt gemotiveerd:
“
Prestatieonderbouwing
(…)
Ad 1: Opwaardering OVL-installaties tot een ‘slim lichtgrid’
Bevinding in consensus: goed
100% dekking via LoRa en WiFi-technologie; pluspunt is snelle realisatie connectivity 100% via (dark) WiFi en 21 aansluitingen op glasvezelnetwerk; bijdrage aan ‘energy connectivity’ is – mede in relatie tot gebiedskeuze – daarom dominant goed beoordeeld. Er wordt echter veel technische informatie verstrekt maar weinig informatie over het (potentieel) innovatiebereik van de gemaakte keuzes.
Door de gemaakte keuzen m.b.t. openheid (o.a. Fiware) wordt de toekomstbestendigheid, geënt op smart city ontwikkelingen, dominant goed beoordeeld. Voor de 2e contractperiode is connectivity via ‘dark WiFi’ intentioneel, d.w.z. afhankelijk gesteld van kosten(dekking).
Ad 2: Kwaliteit vraagsturing in QH
Bevinding in consensus: neutraal
Ofschoon bewering 9 goed zicht biedt op een vraaggestuurde implementatie, is de relevantie van de bewijsvoering voor beweringen 8 en 9 als neutraal beoordeeld. Het belangrijkste argument daarvoor is het geadresseerde verschil in casuïstiek in vergelijking tot de aangedragen ervaring.
De vraagsturing gemeente (bewering 10) is op zichzelf goed. De onderliggende prestatie is evenwel neutraal gewaardeerd, omdat geen goede argumentatie zijn aangedragen noch aannemelijk is gemaakt dat bewering 10 bijdraagt aan de verwezenlijkingen van de doelstellingen.
De beschreven samenwerkingsprincipes en verantwoordelijkheidsverdeling zijn neutraal beoordeeld. De samenwerkingsstructuur wordt louter in algemene bewoordingen beschreven. Onvoldoende concreet uitgewerkt zijn de samenwerkingsprincipes op strategisch en operationeel niveau. Ook de regie op het samenwerkingsproces is niet dominant omschreven.
Het commitment van het bewonerspanel aan de geboden vraagsturing is getoetst. Het advies van het bewonerspanel was niet eenduidig en verdeeld. De beschrijving wordt weliswaar duidelijk bevonden, maar de verdeeldheid in het bewonerspanel is groot (bijvoorbeeld “inwoner komt er karig van af” tot “ze zeggen zich kwetsbaar op te stellen” en van “geen duidelijke bewonersparticipatie” tot “groot vrijblijvend verhaal”).
Er worden door de eenvoud van organisaties geen juridische implicaties voorzien.
De aangeboden vorm van samenwerking oogt traditioneel en degelijk, met oof voor ‘soft skills’(empathie, ‘what’s-In-it-for-us’). De in bewering 8 aan de gemeente toegekende verantwoordelijkheid om “(een deel van) het budget toe te kennen” aan de QH is neutraal beoordeeld, omdat onvoldoende is weergegeven of een beroep wordt gedaan op het vrijmaken van extra budget door de gemeente ofwel dat de bijdrage van het bestaande budget afgaat, in welk geval onvoldoende duidelijk is gemaakt op welke wijze de uitvoering van de opdracht is gewaarborgd.
Twijfel bestaat ten aanzien van de beweerde, maar niet dominant aangetoonde, afnemende behoefte aan vraagsturing in de 2e contractperiode onder invloed van opschaling van bewezen experimenten. Dit zou ten koste kunnen gaan van doelstellingen co-creatie (in de nieuwe gebieden) en continue innovatie.
Ad 3: Kwaliteit Exploitatie
Bevinding in consensus: neutraal
De prestatie-beweringen zijn duidelijk ten aanzien van het bevorderen van participatie van derden, netwerkvorming en verwerving van additionele middelen. De focus ligt op voorwaardenscheppende activiteiten/prestaties, als facilitator: het aanjagen van gebruik van het slim lichtgrid door derden, m.n. start-ups. Er is onvoldoende dominant duidelijk gemaakt wat de relatie is tussen de samenwerking met een groot aantal partners en de fundamenten van de businesscase. Dit heeft zijn weerslag gevonden in een lagere beoordeling.
De inspanningen voor idee-ontwikkeling en subsidieverwerving zijn overtuigende aanjagers van innovatie, echter maar voor een korte periode. De activiteiten concentreren zich namelijk op de periode 2016-2018. Continuering in de 2e contractperiode is (kennelijk) afhankelijk van gebleken succes. Deze interpretatie strookt met de eerdere beweerde opschaling van succes in de 2e periode. Een en ander trekt een relatief zware wissen (onduidelijkheid) op het beschikbaar komen van middelen voor en de kansrijkheid van het kansendossier. De bijdrage aan verwerving van additionele middelen op basis van subsidieverwerving en het organiseren van één ‘Social Impact Bonds’(SIB) is concreet en relevant. De te verwachten effectiviteit van subsidieverwerving is aannemelijk gemaakt. Identificatie van financierbare doelen van een SIB ontbreekt en doet afbreuk aan de te verwachten bijdrage aan doelrealisatie.
Ad 4: Kwaliteit duurzame oplossingen
Bevinding in consensus: goed
Aan de eisen van het energieakkoord per 2020 wordt in de geselecteerde proefgebieden ruim voldaan. Dit is dominant aangetoond.
Beweerd wordt dat in het begin van de tweede periode aan de energiebesparingseis voor 2030 zal worden voldaan. Echter, daarbij wordt gesteld dat “het beschikbare budget een gezamenlijke uitdaging representeert voor partners” (bewering 17). Dit is geïnterpreteerd als een (serieus) voorbehoud ten aanzien van de haalbaarheid van de aangeboden prestatie. En om deze reden is de prestatie op dit punt als minder gewaardeerd.
Om de energieneutraliteitsdoelstelling per 2045 te behalen wordt naast besparing ook gekeken naar compenserende duurzame opwekking door middel van het opstellen van een business case.
Andere opdrachtgerelateerde bijdragen aan de duurzaamheidsprincipes van TNS zijn 98% hergebruik vrijkomende materialen en 1% extra social return. Overige prestaties zijn bedrijfsgerelateerd en zijn reeds gewogen in de selectiefase (selectiecriterium SC 5).
KansendossierOnderbouwing van de beoordeling, gerelateerd aan de aandachtspunten bij beoordeling zoals benoemd onder 6.3 in de tabel in par 6.1 van de inschrijvingsleidraad.
Bevinding in consensus: matig
De toegevoegde waarde van aangeboden kansen is in het licht van de doelstellingen niet als onderscheidend aangemerkt. 10 van de 19 kansen richten zich op duurzaamheid (doel 5). De toegevoegde waarde van enkele kansen liggen in het verlengde van de basisprestatie (nr. 2 t/m 6, 18). In de portfolio van kansen vallen twee ‘zwaartepunten’ te onderscheiden, voor wat betreft potentie tot realisatie: subsidiëring en ‘business cases’. In beiden worden tekortkomingen geconstateerd. Subsidiemogelijkheden zijn slechts geduid zonder voldoende in te gaan op cofinancieringsbehoeften en –mogelijkheden. De fundamenten per kans om de business case sluitend te maken zijn niet belicht of onderbelicht. De meest pregnante voorbeelden van dit laatste zijn de kansen 2 t/m 6, welke betrekking hebben op andere dan de geselecteerde proefgebieden. Realisatie zou het naar voren halen van (delen van) de basisprestatie in de 2e projectperiode inhouden. Zonder aanvullende financiering is dit onmogelijk.
Kwaliteit in te zetten sleutelfunctionarissen
(…)