vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/879041-13
Datum uitspraak: 19 januari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedatum] 1981,
wonende te [woonplaats] , [adres1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2013, 11 maart 2014, 4 juni 2014, 17 december 2015 en 5 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 november 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 december 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2010
tot en met 1 november 2010 te Valkenswaard en/of Utrecht en/of Eindhoven en/of
een of meerdere (andere) gemeente(n) in Nederland en/of in Antwerpen (België)
en/of Hechtel-Eksel (België) en/of een of meerdere (andere) gemeente(n) in
België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] heeft/hebben medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, te weten België, ertoe te brengen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor
een derde tegen betaling (sub 3)
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te
weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling (sub 4)
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de
seksuele handeling(en) van [slachtoffer 1] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in voornoemde
periode:
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1]
en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] onderdak verschaft en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd
en/of
- die [slachtoffer 1] onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal
jegens die [slachtoffer 1] geuit en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) geslagen/gestompt en/of
getrapt/geschopt en/of
- de werkzaamheden en/of werktijden van die [slachtoffer 1] gecontroleerd,
althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] gezegd/voorgehouden dat het door haar met de
prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden
en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af
te staan/af te dragen;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december
2008 tot en met 3 mei 2009 in Eindhoven en/of in Son, gemeente Son en Breugel,
en/of een of meerdere (andere) gemeente(n) in Nederland en/of in Antwerpen
en/of een of meerdere (andere) gemeente(n) in België en/of in Roemenië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 2] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, en/of door
afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest
en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 2] ,
(sub 1)
[slachtoffer 2] heeft/hebben medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land,
te weten te weten vanuit Roemenië naar België en/of Nederland, ertoe te
brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
[slachtoffer 2] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te
weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling (sub 4)
[slachtoffer 2] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de
seksuele handeling(en) van [slachtoffer 2] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in voornoemde
periode:
- aan die [slachtoffer 2] verteld/voorgehouden dat zij in Nederland (in een supermarkt
en/of in de horeca) zou kunnen gaan werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] onderdak verschaft en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen seks met hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te
hebben en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of laten
vervoeren en/of
- die [slachtoffer 2] onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer 2]
geuit en/of
- die [slachtoffer 2] (dreigend) een vuurwapen getoond en/of
- die [slachtoffer 2] opgedragen/bevolen verdovende middelen (hennep en/of hasjiesj) te
gebruiken en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- een sigaret op het lichaam van die [slachtoffer 2] gedrukt en/of
- met een mes in de arm van [slachtoffer 2] gestoken/geprikt en/of
- (de werkzaamheden van) die [slachtoffer 2] gecontroleerd, althans haar
verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af
te staan/af te dragen;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december
2008 tot en met 14 april 2009 in Eindhoven en/of in Son, gemeente Son en
Breugel en/of in een of meerdere (andere) gemeente(n) in Nederland en/of in
Antwerpen en/of een of meerdere (andere) gemeente(n) in België en/of in
Roemenië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 3] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, en/of door
afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest
en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 3] ,
(sub 1)
[slachtoffer 3] heeft/hebben medegenomen met het oogmerk [slachtoffer 3] in een ander land,
te weten vanuit Roemenië naar België en/of Nederland, ertoe te brengen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor
een derde tegen betaling (sub 3)
[slachtoffer 3] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te
weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling (sub 4)
[slachtoffer 3] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de
seksuele handeling(en) van [slachtoffer 3] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in voornoemde
periode:
- aan [slachtoffer 3] verteld/voorgehouden dat zijn in Nederland in de horeca zou
kunnen gaan werken en/of [slachtoffer 3] verteld/voorgehouden dat zij als danseres
zou kunnen gaan werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] onderdak verschaft en/of
- [slachtoffer 3] gedwongen seks met hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te
hebben en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- [slachtoffer 3] onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal jegens [slachtoffer 3]
geuit en/of
- [slachtoffer 3] (dreigend) een vuurwapen getoond en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- (meermalen) de keel van [slachtoffer 3] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen
gehouden en/of
- (de werkzaamheden van) [slachtoffer 3] gecontroleerd, althans haar
verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- [slachtoffer 3] gedwongen/bewogen haar verdiensten uit de prostitutie aan hem,
verdachte, en/of zijn mededader(s) af te staan/af te dragen;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
I. Een eindproces-verbaal van de politie Oost-Brabant, dienst regionale Recherche Eindhoven, met OPS-dossiernummer 2219120020_Vlinderdoder, Procesverbaal nummer 20131001.0900.20379, afgesloten d.d. 7 november 2013. Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
Dit dossier omvat 9 genummerde ordnermappen waarvan er een aantal zelfstandig genummerd is. De zaaksdossiers betreffende feit 1, 2 en 3 bevinden zich in mappen 5 en 6. De in de bewijsbijlage genoemde paginanummers corresponderen met de paginanummering van deze mappen. De verklaringen van [medeverdachte 1] bevinden zich in map 4. De in de bewijsbijlage genoemde paginanummers bij zijn verklaringen corresponderen met de paginanummering in deze map.
II. De stukken van de rechter-commissaris, inhoudende een proces-verbaal verhoor betreffende de verklaring van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 23 april 2015.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op gronden genoemd in haar schriftelijk requisitoir het (in vereniging) plegen van mensenhandel zoals onder feit 1, 2 en 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit. Kort gezegd houdt het verweer van de raadsman in dat [slachtoffer 1] geheel vrijwillig als prostituee heeft gewerkt en er geen sprake was van een situatie van dwang/uitbuiting. Verdachte heeft geen gedragingen verricht welke ertoe strekten [slachtoffer 1] te dwingen om als prostituee te werken en ook eventueel toegepast geweld stond niet in relatie tot haar prostitutiewerkzaamheden.
De raadsman heeft tevens vrijspraak bepleit van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ter zake van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt omdat de verdediging haar niet heeft kunnen ondervragen. Tegen de achtergrond van de Vidgen-jurisprudentie dienen haar verklaringen buiten beschouwing te worden gelaten. Voorts betoogt de raadsman kort gezegd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn en derhalve niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Bovendien worden haar verklaringen niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Voor wat betreft feit 3 komt onvoldoende uit de bewijsmiddelen naar voren dat verdachte degene is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Indien wel tot een bewezenverklaring wordt gekomen, is de periode van de prostitutiewerkzaamheden maximaal een dag, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pag. 21 tot en met 42) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot de feiten waarop deze in het bijzonder betrekking hebben.
Nadere bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling.
Algemeen
Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie blijkt dat voor een veroordeling voor artikel 273f, eerste lid, onder 1, 4 of 9 van het Wetboek van Strafrecht noodzakelijk is dat een verdachte een van de in de wet genoemde dwangmiddelen hanteert. De instemming van betrokkene met het gegeven dat zij wordt uitgebuit en/of gedwongen in de prostitutie werkt behoeft niet aan een bewezenverklaring in de weg te staan. Een beperking van keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen.
Ten aanzien van feit 1.
Uit de bewijsmiddelen volgt het navolgende.
[slachtoffer 1] leert verdachte in juni 2010 kennen. Zij blijft een aantal weken in zijn appartement in Valkenswaard omdat zij de huur van haar huis niet betaald had en zij wordt verliefd op hem. Verdachte komt elke dag weed of boodschappen brengen. Verdachte woont namelijk met zijn gezin in Eindhoven. Als hij een paar dagen niet komt, krijgt ze de sleutel, maar verdachte verwacht dat zij binnen blijft als hij er niet is.
Enkele weken na hun ontmoeting komt ter sprake dat [kennis verdachte] - een kennis van verdachte - een club in Hechtel- Eksel (België) weet waar [slachtoffer 1] kan werken als prostituee. Verdachte en [kennis verdachte] brengen haar naar deze club waar ze een aantal dagen werkt. Op verzoek van verdachte wordt ze steeds gebracht en gehaald door [kennis verdachte] . Het geld dat ze verdient geeft ze steeds de volgende dag aan verdachte. In overleg met verdachte besluit [slachtoffer 1] om daar te stoppen, waarna verdachte met het idee komt om in Antwerpen te gaan werken. Met verdachte en [kennis verdachte] gaat zij vervolgens naar Antwerpen. Verdachte wilde dat zij daar een appartement huurt zodat ze niet elke dag op en neer van Nederland neer België hoeft. Verdachte vindt via een advertentie in een krantje een appartement op [adres 1] in Antwerpen. Als ze daar gaan kijken geeft verdachte haar € 1100,- contant voor het betalen van de huur en de borg van het appartement en een garage die hij er bij wil om daar zijn auto te kunnen parkeren. [slachtoffer 1] tekent direct het huurcontract. Daarna gaan ze naar het Schipperskwartier om een (prostitutie)raam voor [slachtoffer 1] te zoeken. [slachtoffer 1] moet bellen naar telefoonnummers van lege ramen en vindt uiteindelijk een geschikt raam dat € 600,- huur per week kost. Wanneer het appartement en het raam geregeld zijn, keren ze terug naar Valkenswaard. Een paar dagen later brengt verdachte [slachtoffer 1] naar het appartement in Antwerpen en vervolgens zet hij haar ’s avonds af bij het raam om te gaan werken. [slachtoffer 1] werkt ongeveer een maand onafgebroken voor verdachte in Antwerpen. Verdachte komt elke dag het door [slachtoffer 1] verdiende geld ophalen dat zij van hem op de tafel moet klaar leggen. Verdachte koopt de condooms voor [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] wordt door verdachte aangespoord om te werken, ook als zij ziek is en ook wanneer zij ongesteld is. Tevens controleert hij haar werkzaamheden en verdiensten door veelvuldig telefooncontact. Verdachte sms’t [slachtoffer 1] vaak als hij gaat slapen om te vragen of het druk is en hoeveel zij heeft verdiend. [slachtoffer 1] moet verdachte van alles op de hoogte houden: ze moet sms’en als ze stopt met werken, als ze in de taxi stapt om naar haar appartement te gaan en als ze thuis is om te gaan slapen. Dat laatste sms-je stuurt ze wat later om verdachte te laten denken dat ze langer heeft gewerkt dan ze daadwerkelijk heeft gedaan. Dat doet ze omdat verdachte anders boos zou worden als hoe zijn merken dat ze naar zijn idee te vroeg met werken gestopt was. Van verdachte moet ze met de taxi naar huis en daarvan de briefjes bewaren zodat het lijkt alsof ze zelfstandig werkt.
Verdachte neemt [slachtoffer 1] een keer mee naar het bos waar hij haar schopt en slaat en een schop boven haar houdt waardoor [slachtoffer 1] vreest dat hij haar hoofd van haar romp zal scheiden. Ook mishandelt hij haar een keer in het appartement, omdat zij haar stem verheft. Daardoor heeft ze blauwe plekken.
Wanneer [slachtoffer 1] door verdachte wordt geslagen omdat ze te weinig heeft verdiend loopt ze bij hem weg. Na een paar dagen zoekt ze weer contact met verdachte, waarna diens vriend [vriend van verdachte] een appartement voor haar regelt aan de [adres 2] in Eindhoven. Van daaruit werkt ze ongeveer anderhalve maand in Utrecht bij de bootjes. [slachtoffer 1] moet het verdiende geld weer op tafel klaar leggen voor verdachte. Ze wordt steeds door [persoon 1] van Eindhoven naar Utrecht gebracht, maar moet van verdachte na een politiecontrole wel met de taxi van het station naar haar werk en ook altijd een treinkaartje halen.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [slachtoffer 1] een kwetsbare persoonlijkheid was. [slachtoffer 1] had een problematisch verleden met mannen die haar hadden uitgebuit en zij had verdachte hierover verteld. Ze had geen contacten met haar ouders en had geen vrienden. Verdachte heeft haar onderdak verschaft in een appartement in Valkenswaard omdat zij geen woning had. [slachtoffer 1] is verliefd op verdachte geworden en werd daardoor emotioneel afhankelijk van hem. Verdachte moet dit hebben geweten en hij heeft daarop ingespeeld en verkreeg op die wijze een overwicht op [slachtoffer 1] . Verdachte verlaten was voor haar geen reële optie, omdat zij in beginsel nergens anders terecht kon. Ze is twee keer bij hem weggelopen en na korte tijd toch weer naar hem teruggegaan omdat ze door haar verliefdheid geen weerstand kon bieden aan zijn beloftes. Ook na meermalen mishandeld en bedreigd te zijn, blijft zij denken dat het goed zal komen. In die zin was [slachtoffer 1] niet in staat om zich te onttrekken aan de situatie waarin zij zich toen bevond.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij geloofde in een gezamenlijke toekomst met verdachte. Hij zou zijn [partner verdachte] en zoontje voor haar verlaten. Verdacht heeft [slachtoffer 1] zelfs een kindje beloofd omdat zij haar eigen dochter zo miste. Verder beloofde hij haar een auto,dat zij haar rijbewijs mocht halen en dat hij haar geld voor haar zou sparen. De rechtbank van oordeel dat er in dit kader sprake is geweest van misleiding verdachte. Van een affectieve relatie aan de zijde van verdachte is geen sprake geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is er aldus sprake geweest van misbruik van dit uit de feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] omdat verdachte zich bewust was of moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden waarin zij verkeerde. Het feit dat [slachtoffer 1] verdachte uit verliefdheid beloofde dat ze hem rijk zou maken met de prostitutiewerkzaamheden en haar verdiensten daaruit aan verdachte afstond past in het beeld dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] .
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen mishandeld heeft en bedreigd. Hoewel er volgens de raadsman geen relatie bestaat tussen het toegepaste geweld in het bos en de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] , is de rechtbank van oordeel dat ook dit door verdachte uitgeoefende geweld - en de dreiging daarmee – in elk geval jegens [slachtoffer 1] een versterkend effect heeft gehad op de dwang waaraan zij reeds onderhevig was.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte dwangmiddelen als bedoeld in de wet heeft gehanteerd om haar te bewegen in de prostitutie te werken en hem te bevoordelen met de opbrengst daarvan en voorts de keuzevrijheid van [slachtoffer 1] in aanzienlijke mate heeft beperkt.
Alles overziend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 juli 2010 tot 1 november 2010 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De verweren van de raadsman worden dan ook in al hun onderdelen verworpen.
Ten aanzien van de feit 2.
Verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal van de politie voor zover inhoudende een door enig persoon in het opsporingsonderzoek afgelegde, de verdachte belastende verklaring, niet zonder meer ongeoorloofd is in het licht van het EVRM, in het bijzonder niet onverenigbaar met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van die ongeoorloofdheid is in elk geval geen sprake indien de verdachte weliswaar niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, doch die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, in die zin dat de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist (HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1020, paragraaf 4.3). De raadsman heeft verzocht om [slachtoffer 2] als getuige te doen horen bij de rechter-commissaris. Ondanks de door de politie verrichte naspeuringen naar haar verblijfplaats, zoals door de officier van justitie ter terechtzitting van 17 december 2015 nogmaals is toegelicht, heeft dit niet tot resultaat geleid. Derhalve is het voor de verdediging niet mogelijk geworden [slachtoffer 2] als getuige bij de rechter-commissaris te horen. De raadsman heeft op de terechtzitting van 17 december 2015 verklaard geen afstand te doen van het horen van deze getuige.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] niet kan worden getraceerd en dat de verdediging niet in een eerder stadium in de gelegenheid is geweest de getuige te (doen) ondervragen. Dat brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat de door haar afgelegde verklaring tegen de verdachte niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt in het verband met het hem onder feit 2 ten laste gelegde, nu de belastende verklaringen van [slachtoffer 2] niet verder (voldoende) worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Deze verklaringen dienen derhalve voor het bewijs ter zake van feit 2 te worden uitgesloten.
Aan een beoordeling van het door de raadsman gestelde met betrekking tot de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen komt de rechtbank dan niet meer toe.
partiele vrijspraak
Gelet op de hiervoor gemotiveerde uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van [slachtoffer 2] en nu de tenlastegelegde dwangmiddelen onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal kan de tenlastelegging voor zover deze correspondeert met de inhoud van sub 1, 4 en 9 van artikel 273f, eerste lid Sr. niet worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
sub 3 van artikel 273f, eerste lid Sr.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de voor een bewezenverklaring van de onder sub 3 van artikel 273f, eerste lid Sr gebezigde woorden “ertoe te brengen” niet volgt dat van enige vorm van beïnvloeding sprake hoeft te zijn. De wetgever heeft voor ogen gehad dat iedere daad waardoor een persoon wordt meegenomen teneinde die persoon in een ander land tot prostitutie te brengen strafbaar zal zijn zonder dat behoeft te blijken dat de wijze van medeneming de keuzevrijheid van de medegenomen persoon heeft beperkt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1] (in opdracht van verdachte) onder meer [slachtoffer 2] uit Roemenië gehaald en heeft overgebracht naar Nederland en België met de bedoeling om haar in de prostitutie te laten werken.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat [medeverdachte 1] samen met verdachte [slachtoffer 2] heeft meegenomen vanuit Roemenië met het oogmerk om die [slachtoffer 2] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handeling tegen betaling.
Hoewel verdachte niet zelf in Roemenië is geweest acht de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen de samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte zodanig nauw en bewust dat gesproken kan worden van het tezamen en in vereniging plegen van het bewezen feit.
Ten aanzien van de feit 3.
Uit de bewijsmiddelen volgt het navolgende.
Eind maart 2009 is [medeverdachte 1] in opdracht van verdachte samen met ene [persoon 2] naar Roemenië gereden met het plan meisjes naar Nederland te halen om hen hier in de prostitutie te laten werken. [medeverdachte 1] leerde in Roemenië [slachtoffer 2] kennen. [slachtoffer 2] sprak Roemeens en Turks en fungeerde daarom al snel als tolk voor medeverdachte bij het zoeken van geschikte personen om mee naar Nederland te gaan.. [slachtoffer 3] werd daarbij ook benaderd. Zij was echter in de veronderstelling dat zij in Nederland in de horeca zou gaan werken. [slachtoffer 2] had haar in het bijzijn van [medeverdachte 1] verteld dat zij een club in Nederland had en had [slachtoffer 3] gevraagd om daar te komen dansen. Vervolgens is [slachtoffer 3] met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [slachtoffer 2] naar Nederland vertrokken. Tijdens zijn verblijf in Roemenië onderhield [medeverdachte 1] steeds contact met verdachte in Nederland om hem op de hoogte te houden van de stand van zaken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte en medeverdachte [slachtoffer 3] uit Roemenië hebben meegenomen met het oogmerk haar ertoe te brengen hier als prostituee te werken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 3] ten tijde van het ten laste gelegde een jonge Roemeense vrouw van 19 jaar was. Zij had geen werk in Roemenië en wilde in Nederland geld voor haar familie verdienen. Zij had weinig tot geen opleiding genoten en kwam uit een armoedige situatie in Roemenië. Verdachte en de [medeverdachte 1] moeten zich van deze slechte financiële positie bewust zijn geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat de levensstandaard voor veel mensen in Roemenië laag is.
In Nederland aangekomen zijn [slachtoffer 3] en de anderen door [medeverdachte 1] en verdachte ondergebracht in een appartement in [adres 3] te Son. Dat appartement was tevoren al in opdracht van verdachte gehuurd door [medeverdachte 1] . Aan de Roemeense vrouwen werd dezelfde avond door verdachte via [slachtoffer 2] duidelijk gemaakt dat zij in de prostitutie moesten werken. Verdachte gedroeg zich daarbij agressief en intimiderend en hij liet zien dat hij een pistool had.
[slachtoffer 3] sprak geen Nederlands, had geen eigen verblijfplaats noch werk, kenden niemand in Nederland en had geen financiële middelen. [slachtoffer 3] was derhalve voor haar onderdak, voedsel en het genereren van inkomsten volledig afhankelijk van verdachte en [medeverdachte 1] .
Op de tweede dag na haar aankomst is [slachtoffer 3] samen met [slachtoffer 2] naar Antwerpen gebracht waar zij achter een raam moest werken en twee klanten heeft gehad. ’s Avonds werd zij door verdachte en [medeverdachte 1] weer opgehaald. [slachtoffer 3] had hierin geen keuze omdat zij geen geld had voor een terugreis, zij niet weg kon en haar werd gezegd dat zij moest werken.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 3] zich in een kwetsbare positie bevond en dat verdachte en medeverdachte door hun handelen ook misbruik hebben gemaakt van deze kwetsbare positie van [slachtoffer 3] .
Verdachte heeft [slachtoffer 3] fors mishandeld. Hij heeft haar na haar eerste werkdag in de auto vanuit Antwerpen geslagen en haar keel dichtgeknepen. In het appartement in Son heeft hij haar hard op de grond geduwd en in haar gezicht geslagen. [slachtoffer 3] had het verdiende geld in eerste instantie niet uit eigen beweging aan verdachte afgegeven en kreeg toen klappen. Verdachte heeft [slachtoffer 3] tegen haar hoofd geschopt en een kussen op haar gezicht gedrukt waardoor ze dacht dat hij haar ging vermoorden. De volgende dag heeft verdachte [slachtoffer 3] verplicht om hem en [medeverdachte 1] oraal te bevredigen. Tot een andere dag werken in de prostitutie is het niet gekomen omdat zij zo ernstig was mishandeld dat zij niet toonbaar was voor de klanten.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] door dwang, (dreiging met) geweld, misleiding van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer 3] heeft geworven vanuit Roemenië, haar heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk [slachtoffer 3] uit te buiten.
De rechtbank acht bovendien bewezen dat verdachte en de [medeverdachte 1] haar gedwongen hebben door (dreiging met) geweld, misleiding van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van haar kwetsbare positie om zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie en dat verdachte haar heeft gedwongen om hem te bevoordelen uit de opbrengst daarvan.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde de samenwerking tussen de verdachten zodanig nauw en bewust dat gesproken kan worden van het tezamen en in vereniging plegen van deze feiten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode 1 maart 2009 tot en met 14 april 2009 heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel in vereniging gepleegd en verwerpt het verweer van de raadsman.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna in bijlage A uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 01 juli 2010 tot en met 1 november 2010 in Nederland en België,
[slachtoffer 1] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, te weten België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
[slachtoffer 1] door dwang, geweld, door dreiging met geweld, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 4)
[slachtoffer 1] door dwang, geweld, door dreiging met geweld, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1] en
- voornoemde [slachtoffer 1] onderdak verschaft en
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en
- die [slachtoffer 1] onder druk gezet en dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer 1] geuit en
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) geslagen/gestompt en getrapt/geschopt en
- de werkzaamheden en/of werktijden van die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en
- die [slachtoffer 1] gezegd/voorgehouden dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden
en
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan/af te dragen;
2.
in de periode van 1 maart 2009 tot en met 3 mei 2009 in Nederland en/of in België en in Roemenië, tezamen en in vereniging met een ander
[slachtoffer 2] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land,
te weten vanuit Roemenië naar België en/of Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
3.
in de periode van 1 maart 2009 tot en met 14 april 2009 in Nederland en/of in België en/of in Roemenië, tezamen en/of in vereniging met een ander
[slachtoffer 3] door dwang en geweld en door dreiging met geweld, en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 3] ,
(sub 1)
[slachtoffer 3] heeft medegenomen met het oogmerk [slachtoffer 3] in een ander land, te weten vanuit Roemenië naar België en/of Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
[slachtoffer 3] door dwang en geweld en door dreiging met geweld, en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 4)
[slachtoffer 3] door dwang en geweld en door dreiging met geweld, en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 3] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader in voornoemde periode:
- aan [slachtoffer 3] verteld/voorgehouden dat zij in Nederland in de horeca zou kunnen gaan werken en/of [slachtoffer 3] verteld/voorgehouden dat zij als danseres zou kunnen gaan werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] onderdak verschaft en
- [slachtoffer 3] gedwongen seks met hem, verdachte, en zijn mededader te hebben en
- voornoemde [slachtoffer 3] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en
- dreigende/agressieve taal jegens [slachtoffer 3] geuit en
- [slachtoffer 3] (dreigend) een vuurwapen getoond en
- voornoemde [slachtoffer 3] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en
- (meermalen) de keel van [slachtoffer 3] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en
- [slachtoffer 3] gedwongen/bewogen haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan/af te dragen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
- een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 50.464,40 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om bij een bewezenverklaring een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Hij heeft verzocht er rekening mee te houden dat het oude feiten betreffen. Verdachte heeft tijdens zijn schorsing geen nieuwe feiten heeft gepleegd en het gaat om een beperkte pleegperiode.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van 3 slachtoffers.
Het eerste slachtoffer betreft een Nederlandse vrouw. Gedurende 4 maanden heeft hij zich haar verdiensten uit de prostitutie toegeëigend. Het slachtoffer stond dit toe omdat zij verliefd op hem was, een liefdesrelatie met verdachte had, geen contact met familie of vrienden had en hem geloofde dat hij voor haar bij zijn gezin zou weggaan. Tegelijkertijd was ze bang voor verdachte omdat hij geweld tegen haar gebruikte of daartoe dreigde. Verdachte gaf het slachtoffer alleen geld om boodschappen te doen en voorzag haar in haar huisvesting en van softdrugs. Verdachte heeft het slachtoffer met zijn auto vervoerd of laten vervoeren naar haar prostitutieplek en hij heeft haar werkzaamheden, werktijden en haar verdiensten voortdurend gecontroleerd. Dat zij reeds eerder werkzaam is geweest in de prostitutie en eerder slachtoffer is geweest van mensenhandel, doet naar het oordeel van de rechtbank aan het kwalijke van zijn handelen in het geheel niet af. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van deze kwetsbare vrouw door ervoor te zorgen dat zij veel werkte waardoor de verdiensten hoog waren en vervolgens die verdiensten weer van haar afnam.
De twee andere slachtoffers zijn twee vrouwen uit Roemenië die daar in zeer armoedige omstandigheden leefden. Verdachte heeft beide slachtoffers uit Roemenië naar Nederland gehaald met als doel hen in de prostitutie werkzaam te laten zijn.
Ten aanzien van in elk geval één van deze slachtoffers heeft de rechtbank vastgesteld dat het slachtoffer misleid is ten aanzien van de aard van het werk dat van haar werd verwacht. Zij dacht te gaan werken in de horeca, maar bij aankomst in Nederland bleek dat verdachte haar wilde laten werken in de prostitutie. Toen zij op haar eerste werkdag in de prostitutie bij een klant bepaalde seksuele handelingen niet wilde verrichten, heeft verdachte het slachtoffer laten ophalen en haar gedwongen die handelingen bij hem en de medeverdachte te verrichten. Daarbij is een ernstige inbreuk gemaakt op haar fysieke integriteit. Voorts heeft hij onder meer haar verdiensten van die dag afgenomen en fors geweld tegen haar gebruikt. De rechtbank vindt het schrijnend dat verdachte deze vrouw, die vanwege erbarmelijke leefomstandigheden een baan aanvaardt in het buitenland en daarvoor huis en haard verlaat, tegen haar zin in de prostitutiewereld brengt, waartegen deze vrouw geen verweer heeft omdat ze de taal niet spreekt, hier geen contacten heeft, en niet de weg kent (ook niet naar hulpverlenende instanties).
Hoewel het gedwongen prostitutiewerk van dit Roemeense slachtoffer ‘slechts’ één dag heeft geduurd, is de rechtbank van oordeel dat de verschillende vormen van mensenhandel waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt zodanig ernstig zijn, dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, niet alleen om het aangedane leed te vergelden, maar ook ter afschrikking. Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de duur van de mensenhandel, het toegepaste geweld, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de recidive van verdachte. Verdachte is immers eerder in 2006 voor mensenhandel tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. Verdachte zal gelet op de vorenstaande een gevangenisstraf van 36 maanden worden opgelegd.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit werd veroordeeld tot een gevangenisstraf .
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan de gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en zij verdachte vrijspreekt van een deel van de tenlastelegging.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar tot een bedrag van € 50.464,40 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij gaat uit van de gevorderde inkomsten uit prostitutie (post 1), de eigen bijdrage Impegno (post 5) en de toewijzing van de materiële schade tot een bedrag van € 5000,-. Voor het overige (post 2 en 3) dient de vordering afgewezen te worden wegens ontbreken van een causaal verband tussen het feit en de schade.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering voor wat betreft post 2 en 3 afgewezen moet worden wegens ontbreken van een causaal verband tussen het feit en de schade.
Beoordeling.Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een na te melden bedrag.
Bij het bepalen van de omvang van de materiële schade gaat de rechtbank uit van een andere berekening van de inkomsten uit prostitutie dan zoals die volgt uit bijlage 1 bij de rapportage wederrechtelijk verkregen voordeel (zoals door de benadeelde partij onder post 1 wordt gevorderd).
De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte verantwoordelijk is voor de door [slachtoffer 1] geleden schade in de tenlastegelegde periode.
De rechtbank acht aannemelijk dat zij in deze periode gedurende
- 2 dagen in Hechtel-Eksel;
- een maand (onafgebroken) in Antwerpen (31 dagen) en
- anderhalve maand, gemiddeld 6 dagen per week in Utrecht (6 x 6 = 36 dagen)
in de prostitutie heeft gewerkt en de opbrengsten aan verdachte heeft afgedragen.
Dat zijn in totaal 69 dagen. De rechtbank neemt als uitgangspunt een (minimale) dagopbrengst van € 500,- en schat het inkomen uit prostitutie dat [slachtoffer 1] aan verdachte heeft afgedragen op € 34.500,-
Uit het dossier blijkt dat verdachte in deze periode van de opbrengsten uit prostitutie verschillende zaken heeft betaald voor van [slachtoffer 1] waaronder:
- Taxikosten, door de rechtbank geschat op € 500,-
- CJIB Boetes € 1800,-
- Huur raam (€ 86,- p/d x 67) € 5762,-
- Huur appartement Antwerpen € 1100,-
- Huur appartement Eindhoven € 900,-
- Condooms € 450,-
- Boodschappen en softdrugs (geschat) € 500,-
De rechtbank stelt het totaal van de gemaakte kosten op een bedrag van € 11.012 en waardeert de schade derhalve op een bedrag van € 34.500,- -/- € 11.012 =
€ 23.488,-.
De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van € 2000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren voor de immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 2000,- te boven gaat en ten aanzien van post 1 van de vordering voor zover deze een bedrag van € 23.488,- te boven gaat. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij tevens niet ontvankelijk verklaren voor wat betreft materiële schadevergoeding onder post 2 en 3 nu de psychische schade en fysieke gevolgen die het slachtoffer stelt te hebben geleden in elk geval ook zijn oorsprong lijken te hebben in het feit dat het slachtoffer eerder meermalen slachtoffer van mensenhandel is geweest en haar overige levensgeschiedenis. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Conclusie
De rechtbank acht toewijsbaar als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade
€ 25.620,40. Dit bedrag bestaat uit de materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 23.620,40, (post 1 tot € 23.488 en € 132,40 ten aanzien van post 5) en de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 2000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.