ECLI:NL:RBOBR:2016:2064

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
01/845865-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling, auto-inbraken, fietsendiefstallen en woninginbraken met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, twee auto-inbraken, twee fietsendiefstallen en drie woninginbraken. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, heeft meerdere strafbare feiten gepleegd in de periode van juni tot en met oktober 2015. Bij een van de woninginbraken was een 82-jarige bewoonster aanwezig, wat de ernst van de feiten vergroot. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de inbraken op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor de problematiek van de verdachte. De vordering van de benadeelde partijen is deels toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845865-15 en 01/820283-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 22 april 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2016.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 14 december 2015 en 11 maart 2016.
Nadat de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01/ 845865-15 op de terechtzitting van 8 april 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen tas onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bestelauto
heeft weggenomen een rugzak met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen rugzak onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Veldhoven, althans in Nederland, een rugzak met inhoud en/of een pinpas heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die rugzak en/of pinpas wist, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 28 juni 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan het Borghoutspark
heeft weggenomen een Ipad en/of een laptop en/of een tas en/of een portemonne en/of een of meer sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 juni 2015 tot en met 10 september 2015 te Veldhoven, en/of te Eindhoven een goed te weten een portemonnee heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 29 september 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto
heeft weggenomen twee, althans een gsm('s) en/of identiteitspapieren en/of een portemonnee met inhoud en/of een zonnebril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2015 tot en met 17 oktober 2015 te Eindhoven, en/of te Veldhoven een goed te weten een gsm, merk LG heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op of omstreeks 14 september 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de Henkenshage aldaar
heeft weggenomen een laptop en/of sieraden en/of een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
6.
hij op of omstreeks 17 september 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de Oude Amilisweerd aldaar
heeft weggenomen en pasje en/of een geldbedrag van 6 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
7.
hij op of omstreeks 25 juni 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de Levylaan aldaar
heeft weggenomen een kluis en/of een klok en/of een bureaustoel in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel, tot welks gebruik verdachte niet gerechtigd was;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01/820283-15 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 juli 2015 te Eindhoven
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een fiets, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 02 juli 2015 te Eindhoven
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een fiets, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/845865-15. [1]

Bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde diefstal door middel van braak bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van dit feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] [2] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] [3] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [4] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [5] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 oktober 2015 in een auto heeft ingebroken en daaruit de tas met inhoud van [slachtoffer 1] heeft weggenomen.

Bewijs ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 2 primair ten laste gelegde inbraak bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft ontkend de inbraak te hebben gepleegd. Verdachte heeft verklaard drie minuten van het winkelcentrum vandaan [betrokkene 1] , die hij van de straat kende, tegen te zijn gekomen. [betrokkene 1] had een pinpas en wilde die weggooien. Verdachte zag dat het een pinpas was waarmee contactloos kon worden gepind. Verdachte heeft aangegeven dat hij de pinpas wilde hebben en heeft de pinpas van [betrokkene 1] gekregen. Verdachte is vervolgens bij de Primera sigaretten met die pinpas gaan kopen.
De verdediging heeft aangevoerd dat enkel het in bezit hebben en het gebruiken van die pinpas onvoldoende is voor een bewezenverklaring van de diefstal. Er zijn verder geen bewijsmiddelen waaruit zou volgen dat verdachte de inbraak heeft gepleegd; de overige bij de inbraak weggenomen goederen zijn niet bij verdachte aangetroffen, er zijn geen getuigen van de diefstal en er zijn geen sporen op de plaats delict aangetroffen.
De verdediging heeft dan ook aangevoerd dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft opgemerkt dat het subsidiair ten laste gelegde, de opzetheling, wel bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte wist dat de pinpas van diefstal afkomstig was.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, zakelijk weergegeven.
Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 2] : [6]
Pleegdatum: op maandag 12 oktober 2015 tussen 11:30 en 12:00 uur.
Op maandag 15 oktober 2015
[de rechtbank begrijpt: 12 oktober 2015]parkeerde ik de bestelauto op de parkeerplaats Blaarthemseweg te Veldhoven. Ik had de bestelauto in goede orde achtergelaten.
Omstreeks 12.00 uur kwam ik weer terug bij de bestelauto.
Ik zag dat een ruit van de bestelauto ingeslagen was. Ik zag dat mijn rugzak, die tussen de stoelen in stond, was weggenomen.
Ik heb mijn rekening gecontroleerd. Ik zag dat er een bedrag was afgeboekt van 21 euro bij de Primera Eindhoven. Dit bedrag was betaald middels contactloos betalen met mijn pinpas.
In mijn rugzak zat mijn portemonnee met daarin mijn bankpas van de ABN bank. Als bijlage bij deze aangifte een afschrift van de bank.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
[Afschrift van de bank:]
Transactiedetails.
ABN AMRO.
Transactiedatum: 12 oktober 2015.
Bedrag: - € 21,00 af
Naam rekeninghouder: [gegevens rekeninghouder] .
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2]: [7]
Bij een inbraak in een auto gepleegd op maandag 12 oktober 2015 tussen 11.30 uur en 12.00 uur op de Blaarthemseweg te Veldhoven, was onder andere een pinpas gestolen.
De aangever, [slachtoffer 2] , verklaarde dat met deze gestolen pinpas op maandag 12 oktober 2015, om 11.49 uur afgerekend was bij Primera Eindhoven en dat er een bedrag van 21,- euro was afgerekend met deze gestolen pas.
Ik, [verbalisant 2] , heb gebeld met de bedrijfsleider van de Primera, welke gevestigd is op [adres 1] . Ik heb de bedrijfsleider gevraagd of hij kon nagaan of er maandag 12 oktober 2015 om 11.49 uur een bedrag van 21,00 euro was afgerekend bij hem in de zaak.
De bedrijfsleider van de Primera vertelde mij dat er inderdaad precies op dat tijdstip een man in de winkel drie pakjes sigaretten had gekocht en dat hij hiervoor 21,00 euro heeft afgerekend middels een bankpas met de mogelijkheid om contactloos te betalen, dus zonder pincode in te hoeven voeren.
De bedrijfsleider vertelde dat de man duidelijk zichtbaar te zien is op hun opgeslagen beelden van hun camerabewakingssysteem.
Op dinsdag 13 oktober 2015, omstreeks 15.30 uur ben ik, verbalisant [verbalisant 2] , naar de Primera op [adres 1] gereden. De bedrijfsleider had de beelden van de man die voor 21,00 euro gepind had al in beeld staan op de bewakingsbeelden.
Ik, [verbalisant 2] , zag dat de man die met de weggenomen pinpas de betaling deed in de Primera zeer sterke gelijkenissen vertoonde met [verdachte]
[de rechtbank begrijpt: [verdachte] ], welke geboren is op 13 februari 1992.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [8] :
Door mij, verbalisant [verbalisant 1] , werd via Google Maps bekeken wat de tijd was die nodig was om de afstand tussen de Blaarthemseweg te Veldhoven en [adres 2] , met de fiets te overbruggen.
Ik zag dat er drie opties werden aangeboden en dat elke route ongeveer 10 minuten fietsen was.

De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2016:

Ten aanzien van feit 2:
Ik ben degene die op de camerabeelden van de Primera staat en die met de pinpas sigaretten afrekent.
De bewijsoverweging.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat de inbraak in de auto op zijn vroegst om 11.30 uur heeft plaatsgevonden. Uit de auto is onder meer de pinpas van [slachtoffer 1] weggenomen. Om 11.49 uur worden door verdachte bij de Primera in Eindhoven sigaretten met de weggenomen pinpas afgerekend. Deze Primera bevindt zich op ongeveer 10 minuten fietsen van de plaats waar de auto-inbraak heeft plaatsgevonden vandaan. De rechtbank is, gezien de korte tijd die zit tussen het moment waarop de pinpas is gestolen en het tijdstip waarop verdachte in het bezit is van die gestolen pinpas, van oordeel dat verdachte de inbraak in de auto heeft gepleegd. De verklaring van verdachte – waar verdachte overigens ter zitting pas voor het eerst mee komt – dat hij ene [betrokkene 1] tegenkwam en van hem de pinpas heeft gekregen, acht de rechtbank mede gezien de zeer korte tijdspanne tussen het wegnemen en het in bezit zijn van de pinpas volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank acht gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewijs ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht verdachte van de onder 3 primair ten laste gelegde inbraak vrij te spreken. De officier van justitie acht de schuldheling bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde vrij te spreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat uit de omstandigheden waaronder verdachte de portemonnee heeft aangetroffen, niet zonder meer volgt dat verdachte wist dat de portemonnee van diefstal afkomstig was. Verdachte heeft de portemonnee in de bosjes bij een prullenbak gevonden. Het was een merkportemonnee, maar niet een heel dure portemonnee. De portemonnee was beschadigd. Verdachte dacht dat de eigenaar de portemonnee had weggegooid, hetgeen voorstelbaar is.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de primair ten laste gelegde woninginbraak niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat verdachte hiervan dan ook dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken. De rechtbank is van oordeel dat uit geen enkel bewijsmiddel volgt dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de portemonnee wist dat deze portemonnee van diefstal afkomstig was. Over de vraag of verdachte dit gezien de omstandigheden waaronder hij de portemonnee voorhanden heeft gekregen had moeten vermoeden laat de rechtbank zich niet uit, aangezien de schuldheling verdachte niet ten laste is gelegd.

Bewijs ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht verdachte van de onder 4 primair ten laste gelegde inbraak vrij te spreken. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde opzetheling bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is, met de officier van justitie, van mening dat verdachte van het onder 4 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouwe zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de primair ten laste gelegde auto-inbraak niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat verdachte hiervan dan ook dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank is gelet op de aangifte van [slachtoffer 6] [9] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [10] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [11] , van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de telefoon wist dat deze telefoon van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht opzetheling dan ook bewezen.

Bewijs ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 5 ten laste gelegde inbraak bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht gelet op de aangifte van [slachtoffer 9] [12] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] [13] , het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 4] [14] , het proces-verbaal identificatie naar aanleiding van DNA-sporen [15] , twee rapporten met betrekking tot de resultaten van DNA-onderzoek [16] , een bijlage DNA-profielcluster 15187 [17] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [18] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 september 2015 in de woning van [slachtoffer 9] heeft ingebroken en daaruit de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft weggenomen.

Bewijs ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 6 ten laste gelegde inbraak bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van dit feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht gelet op de aangifte van [slachtoffer 10] [19] , het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] [20] , het proces-verbaal identificatie naar aanleiding van DNA-sporen [21] , het rapport met betrekking tot de resultaten van DNA-onderzoek [22] , een bijlage DNA-profielcluster 15187 [23] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [24] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 september 2015 in de woning van [slachtoffer 10] heeft ingebroken en daaruit de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft weggenomen.

Bewijs ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 7 ten laste gelegde inbraak bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft het onder 7 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van dit feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht gelet op de aangifte van [slachtoffer 11] [25] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] [26] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] [27] , het proces-verbaal met betrekking tot de uitslag van het sporenonderzoek [28] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [29] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 15 juni 2015 de toegang tot de woning van [slachtoffer 11] heeft verschaft door gebruik te maken van een valse sleutel (de huissleutel die hij kort daarvoor had gestolen) en vervolgens de in de tenlastelegging genoemde goederen uit die woning heeft weggenomen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/820283-15. [30]

Bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van dit feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van de aangifte van [slachtoffer 12] [31] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] waarin de camerabeelden worden beschreven [32] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [33] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 juli 2015 de fiets van [slachtoffer 12] heeft gestolen.

Bewijs ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 2 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van dit feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] waarin de camerabeelden worden beschreven [34] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [35] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 juli 2015 een fiets heeft gestolen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte dan wel opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
parketnummer 01/845865-15:
1.
op 17 oktober 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan
[slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen tas onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
op 12 oktober 2015 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelauto heeft weggenomen een rugzak met inhoud, toebehorende aan
[slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen rugzak onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
4.
in de periode van 29 september 2015 tot en met 17 oktober 2015 te Eindhoven en te Veldhoven een goed te weten een gsm, merk LG, heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
op 14 september 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de Henkenshage aldaar heeft weggenomen een laptop en sieraden en een paspoort, toebehorende aan [slachtoffer 9] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
6.
op 17 september 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de Oud Amilisweerd aldaar heeft weggenomen een pasje en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 10] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
7.
op 25 juni 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de Levylaan aldaar heeft weggenomen een kluis en een bureaustoel, toebehorende aan [slachtoffer 11] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel, tot welks gebruik verdachte niet gerechtigd was;
parketnummer 01/820283-15:
1.
op 07 juli 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [slachtoffer 12] ;
2.
op 02 juli 2015 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht verdachte van het in de zaak met parketnummer 01/845865-15 onder 3 primair en onder 4 primair ten laste gelegde vrij te spreken.
De officier van justitie eist ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01/845865-15 onder 1, onder 2 primair, onder 3 subsidiair, onder 4 subsidiair, onder 5, onder 6 en onder 7 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 01/820283-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 5 maanden voorwaardelijk en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd zich te kunnen vinden in een voorwaardelijk strafdeel met de bijzondere voorwaarden zoals geëist. Verdachte staat hiervoor open en wil graag begeleiding. De officier van justitie heeft aangegeven van 4,5 maand gevangenisstraf per inbraak uit te gaan. De raadsvrouwe meent dat indien de onderhavige zaken gelijktijdig met de zaak waarin de rechtbank op 28 januari 2016 vonnis heeft gewezen waren meegenomen, gezien de hoeveelheid feiten niet 4,5 maand gevangenisstraf per feit was opgelegd. Verdachte zit thans bijna 6 maanden in voorarrest en zit gezien het vonnis van de rechtbank van 28 januari 2016 voorlopig nog gedetineerd. De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat het niet wenselijk is om verdachte nog een langere detentie dan die hij nog moet ondergaan op te leggen. De raadsvrouwe verzoekt de rechtbank uit te gaan van de LOVS richtlijn voor een inbraak zonder recidive en dat is een gevangenisstaf voor de duur van 3 maanden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling, aan twee auto-inbraken, twee fietsendiefstallen en drie woninginbraken. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. De rechtbank rekent verdachte bovendien zijn zeer laakbare handelwijze bij de diefstal van goederen uit de woning van mevrouw [slachtoffer 11] aan. Verdachte had de 82-jarige mevrouw [slachtoffer 11] gevraagd of hij haar woning mocht bekijken, omdat hij geïnteresseerd zou zijn in de koop van een dergelijke woning. [slachtoffer 11] heeft verdachte daarop haar woning laten zien. Verdachte heeft toen op enig moment de huissleutels die [slachtoffer 11] op de trap had gelegd gepakt en meegenomen. Toen [slachtoffer 11] daarna haar woning had verlaten, heeft verdachte de woning met de eerder weggenomen sleutel betreden en heeft hij goederen uit die woning gestolen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Daarnaast brengt een woninginbraak, evenals een auto-inbraak en een fietsendiefstal, voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
De rechtbank houdt er voorts ten bezware van verdachte rekening mee dat hij eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld.
De rechtbank houdt rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur. De rechtbank zal een fors deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank acht het - in navolging van het advies van de reclassering - nodig dat verdachte een behandeling voor zijn problematiek zal ondergaan, dat hem reclasseringstoezicht wordt opgelegd en dat verdachte zal meewerken aan begeleid wonen.
De rechtbank wil verdachte er met een fors voorwaardelijk strafdeel bovendien van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, omdat geen schadebedragen zijn ingevuld op de plaatsen op het voegingsformulier waar dit had gemoeten en omdat de vordering niet met bewijsstukken is onderbouwd.
Beoordeling.De vordering van benadeelde partij is niet onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat dat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de gehele vordering toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft subsidiair verzocht om - indien de rechtbank van oordeel is dat niet aan de formaliteiten voor het indienen van de vordering is voldaan - het gevorderde schadebedrag als schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat er geen volmacht is waaruit blijkt dat degene die de vordering heeft ingediend hiertoe gemachtigd zou zijn.
In de aangifte is het ook niet terug te lezen. De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat de benadeelde partij om die reden niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
Beoordeling.De rechtbank is van oordeel dat onduidelijk is op welke wijze [benadeelde partij 1] als partij bij dit feit zou zijn betrokken. De vordering bevat geen stukken waaruit dit zou blijken en ook de aangifte bevat hiervoor geen aanknopingspunten; immers aangeefster heeft verklaard dat zij de eigenaar van de auto is. Nu de rechtbank hieromtrent geen duidelijkheid heeft zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank ziet om dezelfde reden geen aanleiding om - zoals door de officier van justitie subsidiair is verzocht - de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde reiskosten niet ontvankelijk in de vordering te verklaren, omdat de reiskosten niet door de benadeelde partij zijn gemaakt.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat naar haar mening het horloge en het geldkistje door verdachte zijn weggenomen. De schade hiervan bedroeg € 400,-. De verzekering heeft € 190,- uitgekeerd. Derhalve resteert een bedrag van € 210,- en de officier van justitie heeft verzocht om dat bedrag als materiële schadevergoeding toe te wijzen. De officier van justitie heeft voorts verzocht om de gevorderde immateriële schadevergoeding toe te wijzen.
Ook heeft de officier van justitie verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van de materiële schadevergoeding het navolgende aangevoerd. Verdachte heeft ontkend het horloge en het geldkistje te hebben weggenomen. -Aan verdachte is de diefstal van deze goederen niet ten laste gelegd. Deze gevorderde schade is dan ook niet toewijsbaar. Ook de gevorderde reiskosten zijn niet toewijsbaar, aangezien dit geen kosten zijn die de benadeelde partij heeft gemaakt.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat deze schade met name lijkt te zien op de emotionele waarde die de weggenomen foto’s hadden. De gevorderde immateriële schade dient dan ook te worden gematigd.
Beoordeling.Gevorderde immateriële schadevergoeding.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, € 350,- immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schadevergoeding mede gelet op de grote emotionele waarde die de weggenomen goederen voor de benadeelde partij hadden.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het meer gevorderde aan immateriële schadevergoeding niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gevorderde materiële schade (horloge en geldkistje met inhoud).
De benadeelde partij heeft aangegeven dat de materiële schade in verband met het wegnemen van het horloge en het geldkistje met inhoud € 400,- bedraagt. Voorts heeft de benadeelde partij aangegeven dat de verzekering hiervoor € 190,- heeft uitgekeerd. De rechtbank stelt vast dat niet is onderbouwd waarom de schade hoger zou zijn dan het bedrag dat reeds door de verzekering is uitgekeerd. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Reiskosten.
De rechtbank zal de gevorderde reiskosten afwijzen, omdat de rechtbank uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat dit geen kosten zijn die door de benadeelde partij zijn gemaakt.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2015 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de gehele vordering toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat de fiets en het kinderzitje niet nieuw waren en dat er derhalve rekening dient te worden gehouden met de afschrijving.
Beoordeling.De rechtbank acht - rekening houdend met de afschrijving - € 300,-, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 63, 310, 311, 416.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 01/845865-15 onder 3 primair en subsidiair en onder 4 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. 01/845865-15 feit 1:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braakT.a.v. 01/845865-15 feit 2 primair:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braakT.a.v. 01/845865-15 feit 4 subsidiair:opzethelingT.a.v. 01/845865-15 feit 5:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakT.a.v. 01/845865-15 feit 6:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakT.a.v. 01/845865-15 feit 7:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutelsT.a.v. 01/820283-15 feit 1:diefstalT.a.v. 01/820283-15 feit 2:diefstal Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel(en).
T.a.v. 01/845865-15 feit 1, feit 2 primair, feit 4 subsidiair, feit 5, feit 6, feit 7, 01/820283-15 feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich binnen drie werkdagen na zijn invrijheidstelling (telefonisch) zal melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, Dr. Cuyperslaan 80, 5623 BB Eindhoven, telefoon 088-0901140. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen bij GGZ Eindhoven, polikliniek De Omslag of bij een soortgelijke instelling;
- zal meewerken aan een plaatsing binnen een (begeleid) zelfstandig wonen voorziening,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

T.a.v. 01/845865-15 feit 6:Maatregel van schadevergoeding van EUR 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] van een bedrag van EUR 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 10] , van een bedrag van EUR 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de gevorderde immateriële schadeschadevergoeding niet ontvankelijk is.
Bepaalt dat de benadeelde partij voorts in de gevorderde materiële schadevergoeding, voor zover dit ziet op de schade van het weggenomen horloge en geldkistje met inhoud, niet ontvankelijk is.
Wijst de gevorderde materiële schadevergoeding voor de reiskosten af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. 01/820283-15 feit 1:Maatregel van schadevergoeding van EUR 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] van een bedrag van EUR 300,- (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 12] , van een bedrag van EUR 300,- (zegge: driehonderd euro), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. 01/845865-15 feit 1:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

T.a.v. 01/845865-15 feit 1:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.W. van den Heuvel, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 22 april 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2015232918.
2.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 1] , p. 37-38.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] , p. 40-41.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 47.
5.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] , p. 48-49 en verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2016.
6.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 2] , p. 60-61 en p. 66.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , p. 67.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 13.
9.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 6] , p. 95-96.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 16.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2016.
12.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 9] , p. 112.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , p. 116-117.
14.Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 4] , p. 118-119.
15.Het proces-verbaal identificatie naar aanleiding van DNA-sporen, p. 121-122.
16.Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport resultaten DNA-onderzoek, ondertekend d.d. 5 oktober 2015,
17.Een schriftelijk bescheid, zijnde de bijlage DNA-profielcluster 15187, rapportdatum 9 oktober 2015, p. 132-134.
18.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2016.
19.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 10] , p. 136-137.
20.Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 140-141.
21.Het proces-verbaal identificatie naar aanleiding van DNA-sporen, p. 142-143.
22.Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport resultaten DNA-onderzoek, ondertekend d.d. 5 oktober 2015,
23.Een schriftelijk bescheid, zijnde de bijlage DNA-profielcluster 15187, rapportdatum 9 oktober 2015, p. 148-149.
24.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2016.
25.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 11] , p. 161-162.
26.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , p. 163.
27.Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 168.
28.Het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, p. 175.
29.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2016.
30.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2015151614.
31.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 12] , p. 50.
32.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] , p. 32.
33.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2016.
34.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] , p. 32-33.
35.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2016.