In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een incident waarin Finex Timber Solutions B.V. (hierna: Finex) zich onbevoegd verklaard wil zien door de rechtbank. Finex beroept zich op de hoofdregel van artikel 99 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin staat dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. Finex stelt dat zij had moeten worden gedagvaard voor de rechtbank Overijssel. Mevo, de eiseres in conventie, stelt echter dat haar Algemene Voorwaarden van toepassing zijn op de rechtsverhouding tussen partijen en dat op basis van artikel 11 lid 2 van deze voorwaarden de rechtbank Oost-Brabant bevoegd is.
De rechtbank beoordeelt de vraag of de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden tussen partijen is overeengekomen. Finex betwist dat de Algemene Voorwaarden van Mevo van toepassing zijn en stelt dat er slechts één overeenkomst is gesloten, zonder dat de Algemene Voorwaarden zijn besproken of toegezonden. De rechtbank oordeelt dat de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden is overeengekomen, omdat Mevo in al haar offertes en facturen heeft gewezen op de toepasselijkheid van deze voorwaarden en Finex daartegen niet heeft geprotesteerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat Finex op basis van de Algemene Voorwaarden van Mevo voor de rechtbank Oost-Brabant is gedagvaard.
De rechtbank wijst de incidentele vordering van Finex af en veroordeelt Finex in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 1 juni 2016 weer op de rol komen voor beraad over het bepalen van een comparitie.