In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bank of Scotland PLC en [gedaagde] Makelaardij O.Z. B.V. De zaak betreft een onrechtmatige daad die voortvloeit uit een onjuiste taxatie van een onroerende zaak, die door [gedaagde] is uitgevoerd ten behoeve van een hypothecaire lening. De rechtbank oordeelt dat de taxateur onrechtmatig heeft gehandeld door het object ten onrechte als woning te taxeren in plaats van als bedrijfsruimte, wat heeft geleid tot een aanzienlijk hogere getaxeerde waarde dan de werkelijke waarde. Hierdoor heeft Bank of Scotland een hypothecaire lening verstrekt op basis van deze onjuiste taxatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade voor Bank of Scotland € 212.511,41 bedraagt, maar dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de bank, waardoor 25% van de schade voor haar rekening blijft. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van 75% van de schade, wat neerkomt op een bedrag van € 159.383,56, te vermeerderen met wettelijke rente. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Bank of Scotland, die zijn begroot op € 6.805,98.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de taxateur niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend taxateur zou hebben gedaan. De rechtbank heeft ook het verweer van [gedaagde] dat Bank of Scotland te laat heeft geklaagd en dat de bank zelf ook een zorgplicht had, verworpen. De rechtbank concludeert dat de onrechtmatige daad van [gedaagde] vaststaat en dat de vordering van Bank of Scotland toewijsbaar is, met inachtneming van de eigen schuld van de bank.