Bij vonnis van 15 juli 2015 (productie 2 conclusie van antwoord) heeft de rechtbank Limburg de vorderingen van [eiser] afgewezen. Daartoe werd door de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
“(…)
4.3.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat Mercedes, [naam] , JLL en
[gedaagde sub 2] , in het kader van de door [eiser] aangevoerde grondslag onrechtmatige
daad, kennelijk wordt verweten dat zij hebben gehandeld in strijd met hetgeen in het
maatschappelijk verkeer betamelijk is. Uit de stellingen van [eiser] moet worden
afgeleid dat hij zijn standpunt grondt op het feit dat de huurrelatie met Mercedes niet is
voortgezet, terwijl daartoe wel een verplichting bestond.
4.3.1.
Ten aanzien van [naam] en [gedaagde sub 2] heeft Mercedes c.s. terecht aangevoerd dat
[eiser] in ieder geval niet (gemotiveerd) heeft gesteld op grond waarvan moet worden
aangenomen dat zij de aan te spreken personen zijn ten aanzien van door hem
geformuleerde verwijten. De huurrelatie waarvan [eiser] verlenging voorstond gold
immers met Mercedes en deze had, via DaimIer Real Estate, JLL ingeschakeld om haar
in de huisvestingskwestie verder te begeleiden. Het enkele feit dat [naam] en
[gedaagde sub 2] in dienst zijn bij Mercedes respectievelijk JLL betekent niet dat zij kunnen
worden aangesproken voor beweerdelijk onrechtmatig handelen van hun werkgever, ook
niet als zij bij de verweten gedraging feitelijk betrokken zijn geweest. [eiser] heeft niet
(voldoende) onderbouwd op grond van welke feiten dit in liet onderhavige geval anders
zou zijn. Alleen al om deze redenen dienen de vorderingen tegen [naam] en
[gedaagde sub 2] te worden afgewezen.
4.3.2.
Ook de vorderingen tegen Mercedes en JLL zullen worden afgewezen. Hiertoe is
allereerst redengevend dat in de redenering van [eiser] centraal staat dat Mercedes
zich middels de brief van 1 oktober 2010 heeft vastgelegd op voortzetting van de
huurrelatie. Mercedes en JLL wordt immers verweten dat zij dit desondanks hebben
gefrustreerd. [eiser] wordt echter niet gevolgd in zijn aanname. Uit de brief van 1
oktober 2010 blijkt namelijk slechts dat namens Mercedes wordt meegedeeld dat
Daimler Real Estate vanaf dat moment het aanspraakpunt zal zijn ten aanzien van
huurrelatie met [eiser] in het algemeen en dat JLL zich verder bezig zal houden met
de verlenging of vernieuwing van de in beginsel tot juni 2012 lopende huurrelatie.
Daaruit kan niet worden afgeleid dat Mercedes zich al heeft vastgelegd op verlenging of
vernieuwing. Uit de door [eiser] overigens gestelde feiten en/of omstandigheden — al
dan niet in combinatie met de brief van 1 oktober 2010 — volgt dit evenmin.
De stelling van [eiser] die erop neer komt dat hij geen eerlijke kans heeft gehad
omdat JLL hem bewust heeft genegeerd als potentiele verhuurder vanaf 1 juni 2012 en
Mercedes daarin heeft bewilligd, wordt evenmin gevolgd. Mercedes c.s. heeft immers bij
conclusie van antwoord uitgebreid uiteengezet op welke wijze alle potentiele
verhuurders tegemoet zijn getreden en, aan de hand daarvan, gesteld dat [eiser] op
(ten minste) gelijke wijze als de andere gegadigden is behandeld. Dit heeft [eiser] niet
betwist, zodat van het standpunt van Mercedes c.s. wordt uitgegaan. Dit betekent ook
dat in het midden kan blijven in hoeverre JLL en Mercedes überhaupt gehouden
waren met de belangen van [eiser] rekening te houden.
Dit alles leidt tot de conclusie dat aan de door [eiser] gestelde handelwijze en insteek
van JLL en Mercedes — wat daar verder ook van zij — geen argument kan worden
ontleend voor de stellingen dat laatstgenoemden onrechtmatig hebben gehandeld.
(…)”