5.3.De voorzieningenrechter heeft gevraagd welke van de in hoofdstuk 1 van de Wko genoemde regels volgens verweerder zijn overtreden. Daarop heeft verweerder geantwoord dat nu niet meer wordt voldaan aan de definitiebepalingen voor een voorziening voor gastouderopvang, niet aan die in hoofdstuk 1 van de Wko gestelde eisen kan worden voldaan. Verweerder is van mening dat, nu [naam] ten tijde van de controle afwezig was, de gastouderopvang niet meer aan de definities van “houder”, “gastouder” en “voorziening voor gastouderopvang” voldoet. Die definities zijn neergelegd in artikel 1 van de Wko en luiden als volgt:
a. degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert;
b. de gastouder die een voorziening voor gastouderopvang exploiteert.
(…)
gastouder:
degene van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt, met uitzondering van degene:
a. van wie een of meer kinderen onderworpen zijn aan ondertoezichtstelling of voorlopige ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 255, onderscheidenlijk artikel 257, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, die met betrekking tot een of meer van zijn kinderen is ontheven uit het ouderlijk gezag als bedoeld in artikel 266 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of die met betrekking tot een of meer van zijn kinderen is ontzet van het gezag als bedoeld in artikel 269 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
b. die op hetzelfde woonadres staat ingeschreven in de basisregistratie personen als de ouder of diens partner van het kind aan wie opvang wordt geboden, of
c. die ten behoeve van de opvang van kinderen in enigerlei vorm personeel in dienst heeft;
(…)
voorzieningvoor gastouderopvang:
gastouderopvang door een specifieke gastouder op een specifiek woonadres”
In de visie van verweerder is het zo dat nu niet meer aan de definitiebepalingen wordt voldaan, daarmee ook niet meer kan worden voldaan aan de regels die zijn vastgelegd in hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 van de Wko.
Om die reden heeft verweerder, zo is ter zitting door verweerders gemachtigden toegelicht en zo vermeldt het verweerschrift, niet bezien of een waarschuwing of mindere maatregel dan verwijdering aangewezen was; in het beleid dat hij hanteert “Regionaal beleidskader toezicht en handhaving kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Brabant Zuid-Oost”, hierna: het beleid) staat namelijk in artikel 5 dat wanneer een kinderopvangvoorziening niet meer voldoet aan de definitie daarvan in de Wko, deze uit het register wordt verwijderd en dat dan geen herstellend handhavingstraject wordt ingezet, wanneer herstel niet aan de orde zal zijn.