In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de omgevingsvergunning voor het bouwen van een rundveestal. Eiser, vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning die aan vergunninghouder was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard. De vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. drs. F.K. van den Akker, had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een rundveestal op een perceel in Valkenswaard. Eiser betwistte dat de totale oppervlakte van de stal niet was toegenomen en stelde dat de mestput, die in 2011 was vergund, geen gebouw was. De rechtbank oordeelde dat de mestput als een gebouw moest worden aangemerkt en dat de oppervlakte van de mestput bij de toetsing aan de Verordening Ruimte 2014 betrokken moest worden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een toename van de oppervlakte van bestaande gebouwen, waardoor het primaire besluit niet in strijd was met de wet. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.