In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Valkenswaard en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard. De zaak betreft een verzoek tot handhaving dat eiser had ingediend met betrekking tot de afvoer van rundveedrijfmest via de openbare weg en de opslag van vaste mest. Eiser stelde dat de huidige werkwijze niet voldeed aan de geldende milieuvoorschriften en dat er geen concreet zicht op legalisatie was. De rechtbank oordeelde dat het aanpassen van de inrichting, waarbij rundveedrijfmest via de openbare weg moest worden afgevoerd, kwalificeerde als een wijziging van de installatie waarvoor een Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM) vereist was. De rechtbank stelde vast dat verweerder ten onrechte had aangenomen dat er sprake was van een concreet zicht op legalisatie met alleen een melding op basis van het Activiteitenbesluit. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de strengere voorschriften van de milieuvergunning van toepassing waren en dat er geen uitzondering gemaakt kon worden voor het in- en uitrijden van landbouwtractoren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de afwijzing van het verzoek om handhaving betrof, maar liet de beslissing over de dwangsom in stand. De rechtbank droeg verweerder op om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen.