ECLI:NL:RBOBR:2016:399

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
01/860023-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van geheimhoudingsplicht door gemeenteraadslid met verwerping van beroep op overmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gemeenteraadslid dat beschuldigd werd van het schenden van zijn geheimhoudingsplicht. De verdachte, geboren in 1947 en woonachtig in de gemeente [pleegplaats], heeft op 5 september 2014 vertrouwelijke informatie, die hij als raadslid had moeten bewaren, gelekt aan de media. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een geheim heeft geschonden door een rapportage, waarop geheimhouding rustte, ter beschikking te stellen aan een journalist van [naam dagblad]. De rechtbank heeft het beroep van de verdachte op overmacht verworpen, omdat er geen acute noodzaak was om het rapport openbaar te maken en de verdachte andere middelen had om zijn doel te bereiken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet redelijkerwijs kon stellen dat hij onder dwang handelde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 750,- met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de druk waaronder de verdachte handelde, maar ook met de ernst van de schending van de geheimhoudingsplicht en de schade die dit heeft berokkend aan de integriteit van de gemeenteraad. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860023-15
Datum uitspraak: 03 februari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2015 (politierechterzitting) en 20 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 augustus 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 september 2014 te [pleegplaats] , gemeente [pleegplaats] , althans in het arrondissement Oost Brabant, een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep,te weten in zijn hoedanigheid als raadslid van de gemeente [pleegplaats] , verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door het zogenaamde [rapportage] (waarop geheimhouding rustte) aan een journalist van [naam dagblad] ter beschikking te stellen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend is bewezen.
Het standpunt van verdachte.
Verdachte refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Op grond van het proces-verbaal van aangifte van [naam] , burgemeester , namens de gemeente [pleegplaats] [2] , het raadsvoorstel bekrachtigen van de geheimhouding [rapportage] [3] , het amendement raadsvergadering d.d. 26 juni 2014 [4] en de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2016 [5] heeft afgelegd, acht de rechtbank hetgeen hierna onder ‘de bewezenverklaring‘ is verwoord wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 05 september 2014 te Nuenen, in het arrondissement Oost Brabant, een geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde van ambt, te weten in zijn hoedanigheid als raadslid van de gemeente [pleegplaats] , verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door het zogenaamde [rapportage] (waarop geheimhouding rustte) aan een journalist van [naam dagblad] ter beschikking te stellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit en van verdachte.

Beroep op overmacht.
Verdachte heeft de rechtbank verzocht bij de beoordeling van zijn zaak rekening te houden met een aantal omstandigheden, die hem, ondanks zijn plicht tot geheimhouding, noopten het [rapportage] openbaar te maken. Hij voert aan dat hij tot zijn handelen is gekomen om daarmee het algemeen belang van de burgers van [pleegplaats] te dienen, die er recht op hebben dat hun gemeente transparant wordt bestuurd. Ook speelt voor hem een rol dat bij het publiek een onvolledig beeld van de inhoud van het [rapportage] bestond, omdat anderen in strijd met hun plicht tot geheimhouding bepaalde delen van het [rapportage] openbaar hadden gemaakt. Voorts was de druk tot volledige openbaarmaking vanuit de inwoners van [pleegplaats] op verdachte als raadslid immens. Al deze omstandigheden belemmerden verdachte in zijn mogelijkheden om zijn werk als raadslid nog deugdelijk te kunnen doen.
De rechtbank vat het verzoek van verdachte op als een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand of psychische overmacht, op grond waarvan verdachte –bij honorering van het beroep- zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie ziet in de aangevoerde omstandigheden onvoldoende grond om een dergelijk beroep te honoreren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met betrekking tot het beroep op noodtoestand stelt de rechtbank het volgende voorop. Voor een geslaagd beroep op deze strafuitsluitingsgrond is vereist, dat er sprake is van een gedraging die voortvloeit uit een acute concrete nood om een einde te maken aan een conflict tussen rechtens te beschermen belangen. In dat belangenconflict kiest verdachte dan voor het zwaarstwegende belang. Het handelen van verdachte dient daarbij te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank is van oordeel dat het bestaan van een acute noodzaak om het [rapportage] op 5 september 2014, maanden na de ontvangst door verdachte van het rapport en het opleggen van de geheimhoudingsplicht, aan de pers te overhandigen niet aannemelijk is geworden. Bovendien voldoet het handelen van verdachte niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verdachte stonden immers andere middelen ten dienste om het door hem beoogde doel te bereiken dan door het schenden van zijn geheimhoudingsplicht, zoals proberen de geheimhoudingsplicht (bijvoorbeeld op grond van gewijzigde omstandigheden) te doen opheffen. Verdachte is echter naar de media gestapt zonder eerst deze alternatieven aan te wenden. Het verweer faalt.
Ook het beroep op psychische overmacht kan niet slagen. Bij psychische overmacht moet het gaan om een van buiten komende dwang, waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en behoefde te bieden. Zodanige feiten en omstandigheden zijn de rechtbank niet gebleken. Uit het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht is aannemelijk geworden dat er enige druk op verdachte is uitgeoefend om het [rapportage] openbaar te maken. Er kan echter, naar het oordeel van de rechtbank, onder de gegeven omstandigheden niet worden gezegd dat van verdachte redelijkerwijs niet kon worden verlangd dat hij anders zou handelen dan hij heeft gedaan. Verdachte heeft immers welbewust de keuze gemaakt om het geheime rapport aan de pers te overhandigen, terwijl er voor hem als raadslid ook een andere keuze bestond, namelijk proberen de geheimhoudingsplicht op te heffen, zoals eerder overwogen. Dit had gegeven de omstandigheden, waaronder de periode van maanden tussen de geheimhouding en openbaarmaking van het rapport, ook op zijn weg gelegen.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die zouden moeten leiden tot honorering van het beroep op overmacht.
Er zijn voorts geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Evenmin zijn feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De rechtbank acht de hiervoor besproken door verdachte aangevoerde omstandigheden overigens wel van zodanige aard dat zij hiermee bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening zal houden.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

Een geldboete van € 750,-- subsidiair 15 dagen hechtenis onvoorwaardelijk.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdachte.

Verdachte refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank rekent verdachte in het bijzonder aan dat hij als lid van de gemeenteraad het vertrouwen dat de gemeenteraad stelt in haar leden ernstig heeft beschaamd door een vertrouwelijk stuk openbaar te maken. Verdachte heeft daarmee de integriteit van de gemeenteraad ernstige schade berokkend en afbreuk gedaan aan het goed functioneren van het openbaar bestuur. Verdachte heeft eigenhandig en welbewust een democratisch proces omzeild.
De rechtbank betrekt tevens bij haar oordeel dat verdachte niet uit eigenbelang heeft gehandeld, maar dat hij heeft gehandeld onder grote druk en uit oprechte bezorgdheid voor het algemeen belang.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, die tevens dient om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 272.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

opzettelijk enig geheim schenden, waarvan hij wist dat hij uit hoofde van ambtverplicht is het te bewaren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.
Geldboetevan
€ 750,00subsidiair 15 dagen hechtenis
voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. V. van Emstede, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 3 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-
2.Als verklaring van [benadeelde partij] , aangever, aan verbalisanten opgemaakt en ondertekend d.d. 21
3.Raadsvoorstel bekrachtigen van de geheimhouding [rapportage] d.d. 26 juni 2014 p.
4.Amendement raadsvergadering d.d. 26 juni 2014, p. 10
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2016 afgelegd