In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gemeenteraadslid dat beschuldigd werd van het schenden van zijn geheimhoudingsplicht. De verdachte, geboren in 1947 en woonachtig in de gemeente [pleegplaats], heeft op 5 september 2014 vertrouwelijke informatie, die hij als raadslid had moeten bewaren, gelekt aan de media. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een geheim heeft geschonden door een rapportage, waarop geheimhouding rustte, ter beschikking te stellen aan een journalist van [naam dagblad]. De rechtbank heeft het beroep van de verdachte op overmacht verworpen, omdat er geen acute noodzaak was om het rapport openbaar te maken en de verdachte andere middelen had om zijn doel te bereiken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet redelijkerwijs kon stellen dat hij onder dwang handelde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 750,- met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de druk waaronder de verdachte handelde, maar ook met de ernst van de schending van de geheimhoudingsplicht en de schade die dit heeft berokkend aan de integriteit van de gemeenteraad. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.