ECLI:NL:RBOBR:2016:4033

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
16 _ 1730
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor P+R garage aan de Maijweg in 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 juli 2016 uitspraak gedaan over een omgevingsvergunning voor de bouw van een P+R garage aan de Maijweg bij het station Den Bosch CS. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, maar is door de Vereniging van Eigenaren Koningsweg 25-27 en andere eisers bestreden. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeken die aan de vergunning ten grondslag liggen, gebaseerd zijn op verkeerstellingen uit 2014, en dat verweerder hierop heeft mogen vertrouwen. De rechtbank stelt echter vast dat het bestreden besluit niet voldoende waarborgen biedt voor de verkeerssituatie, aangezien er nog geen verkeersbesluit is genomen om de Maijweg af te sluiten. De rechtbank oordeelt dat de garage niet in gebruik kan worden genomen voordat dit verkeersbesluit is genomen. De overige beroepsgronden van de eisers worden afgewezen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het geen voorschrift bevat over het gebruik van de parkeergarage in relatie tot het te nemen verkeersbesluit. De rechtbank verbindt aan het besluit de voorwaarde dat de parkeergarage pas in gebruik mag worden genomen na inwerkingtreding van het verkeersbesluit. De rechtbank bepaalt dat verweerder de proceskosten van de eisers vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 16/1730 en SHE 16/1754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen

De Vereniging van Eigenaren Koningsweg 25-27, te 's-Hertogenbosch, eiseres 1

(gemachtigde: mr. H.A. Gooskens),
[eiser 1] , [eiser 2] [eiser 3] , [eiser 4] , [bedrijf 1] ., [bedrijf 2] ., [eiser 5] ,te [woonplaats/vestigingsplaats] , eisers 2,
(gemachtigde: mr. J.C. Gillesse),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder
(gemachtigden: mr. drs. P.W. Elfring en ing H.M. de Winter).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Bouwbedrijf Aan de Stegge Twello B.V.(vergunninghoudster) te Twello, gemachtigde: mr. M.H. Blokvoort en
De Nederlandse Spoorwegen Vastgoed B.V.(derde-partij), te Utrecht, gemachtigde: mr. M.W.J. Wösten..

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan alsmede voor het aanleggen of veranderen van een uitrit in verband met het realiseren van een parkeerdek P+R aan Maijweg 81 te ‘s-Hertogenbosch.
Eiseres 1 heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 16/1730. Eisers 2 hebben ook beroep ingesteld. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 16/1754. Eisers 2 hebben ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek is geregistreerd onder zaaknummer SHE 16/1764.
De zaken zijn gelijktijdig behandeld op 14 juli 2016. Namens eiseres 1 is [persoon 1] verschenen, alsmede de gemachtigde en [persoon 2] . Van eisers 2 zijn verschenen [eiser 1] en [eiser 5] , waarbij [eiser 1] ook in zijn hoedanigheid van gemachtigde is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens vergunninghoudster is verschenen [persoon 3] alsmede de gemachtigde. Namens de derde-partij zijn verschenen [persoon 3] en [persoon 5] , alsmede de gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Op 11 september 2015 heeft vergunninghoudster een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning. Het plan is om het bestaande parkeerterrein aan de Maijweg te vervangen door een parkeergarage. Deze parkeergarage strekt zich ook uit over een perceel onbebouwd terrein tussen het gebouw van BrandLoyalty en de spoorlijn, evenwijdig aan de Maijweg en nabij het Centraal Station Den Bosch.
1.2
Verweerder heeft een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Eiseres 1 en eisers 2 hebben gedurende de terinzagelegging zienswijzen kenbaar gemaakt. Verweerder heeft ook een besluit hogere grenswaarden voor een aantal panden aan de Lekkerbeetjesstraat genomen. Het hiertegen door eisers 2 ingediende beroep bij deze rechtbank is doorgezonden naar Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling).
1.3
Eiseres 2 is een vereniging van eigenaren van 2 panden aan de Koningsweg, gelegen tussen de Guldenvliesstraat en de Hertogstraat. De panden liggen (hemelsbreed gemeten) op ruim 200 meter van de hoek Maijweg – Lekkerbeetjesstraat. Eisers 2 wonen of hebben een pand in eigendom nabij de hoek Lekkerbeetjestraat – Koningsweg.
1.4
Het huidige parkeerterrein aan de Maijweg wordt ontsloten op de hoek Maijweg – Colvenierstraat. Het braak liggende terrein tussen het Brand Loyalty gebouw en de spoorlijn is eigendom van de derde-partij en wordt ontsloten langs de Lekkerbeetjesstraat. Het is een privéterrein dat wel kan worden afgesloten.
1.5
In de nieuwe situatie zal de parkeergarage alleen een uitweg hebben op de Maijweg nabij de hoek met de Lekkerbeetjesstraat. Verweerder beoogt een verkeersbesluit te nemen, waarbij de Maijweg wordt afgesloten voor auto’s ter hoogte van de hoek Maijweg – Lekkerbeetjesstraat. Verweerder is bezig met de voorbereiding van een herinrichting van het verkeer in het gebied tussen de Koningsweg en de spoorlijn.
2. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiseres 1 belanghebbende is. Eiseres 1 is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en heeft naar eigen zeggen geen statuten. Het moet er voor worden gehouden zij een belangenorganisatie is die voor het belang van haar leden opkomt, daarmee op voor een collectief belang, tenzij het tegendeel blijkt. Verweerders enkele betwisting van het bestaan van een collectief belang acht de rechtbank onvoldoende. Vanuit de panden van eiseres 1 is geen zicht op de parkeergarage. Evenmin liggen de panden in de nabijheid van de uitweg van de parkeergarage. Echter, zolang de ingang van de parkeergarage niet alleen langs de Lekkerbeetjesstraat kan worden bereikt, maar ook langs de Maijweg, is niet op voorhand uit te sluiten dat eiseres 1 hinder ondervindt van passerend (sluip) verkeer over de ventweg bij de Koningsweg van en naar de parkeergarage. Daarmee kan sprake zijn van een zodanige ruimtelijke uitstraling dat eiseres 1 een rechtstreeks betrokken belang heeft en als belanghebbende kan worden aangemerkt.
3. Eisers 2 hebben de beroepsgrond met betrekking tot bron- en effect reducerende maatregelen ingetrokken.
4.1
Volgens eiseres 1 en eisers 2 zijn de rapporten op basis waarvan conclusies zijn getrokken met betrekking tot verkeershinder, verkeerslawaai en luchtkwaliteit achterhaald, omdat deze zijn gebaseerd op verkeerstellingen uit 2014 en moet er opnieuw onderzoek worden gedaan op basis van actuele verkeerstellingen. Na 2014 zijn de kantoren van Essent en BrandLoyalty gerenoveerd en in gebruik genomen. Hierdoor zijn extra verkeersbewegingen gegenereerd, mede omdat de bezoekers van beide panden het braakliggend terrein in eigendom van de derde-partij gebruiken. Ook is de Parallelweg aan de andere zijde van het spoor in gebruik genomen. Eiseres 1 merkt in dit verband op dat van belang is inzicht te verkrijgen in het effect van de Parallelweg op het gebruik van de Koningsweg omdat dit effect wordt meegenomen in de prognoses van verkeer in de komende jaren. Als geen sprake is van een positief effect bestaat het risico dat zij wordt geconfronteerd met sluipverkeer van en naar de parkeergarage in combinatie met het sluipverkeer over de ventweg langs de Koningsweg.
4.2
Volgens verweerder zijn de onderzoeken wel degelijk gebaseerd op een verkeersstroom waarbij de panden van Essent en BrandLoyalty in gebruik zijn genomen. Beide panden beschikken over parkeergarages met (inmiddels) een volledige bezetting en hiermee is gerekend. Ook is gerekend met een extra bouwvolume van Essent. In een onderzoek genaamd “Toelichting nieuwe prognose P&R Maijweg” (verder: de Prognose april 2015) van 21 april 2015 is onderzocht of de prognoses op basis van de tellingen uit 2014 niet alleen actueel zijn. Hierin is geconstateerd dat het verkeer op dat moment zelfs achterblijft bij de prognose. Dit is inmiddels bevestigd door tellingen over geheel 2015. Het verwachte effect van de Parallelweg op het gebruik van de Koningsweg is gebaseerd op een prognose voor het verkeer voor het jaar 2026 en kan nu niet met metingen worden onderbouwd. Verweerder verwacht géén sluipverkeer over de Maijweg omdat de Maijweg wordt afgesloten. Verweerder vraagt zich af of gronden met betrekking tot het woon- en leefklimaat op de Lekkerbeetjesstraat wel strekken tot bescherming van de belangen van eiseres 1.
4.3
Vergunninghoudster en de derde-partij hebben aangegeven dat het verkeersbesluit inzake de afsluiting van de Maijweg wordt genomen voordat de parkeergarage open gaat.
4.4
De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat de grieven van eiseres 1 inzake het woon- en leefklimaat aan de Lekkerbeetjesstraat als achterliggende vrees hebben dat, als deze straat teveel wordt belast, zij wordt geconfronteerd met sluipverkeer. Indien de Lekkerbeetjesstraat niet onevenredig zwaar wordt belast, impliceert dit dat eiseres 1 ook geen overlast heeft van sluipverkeer van en naar de parkeergarage. Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de normen inzake een goed woon- en leefklimaat aan de Lekkerbeetjesstraat zich kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van eiseres 1.
4.5
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de Prognose april 2015 worden opgemaakt dat bij de prognose inderdaad het verkeer van en naar de panden van Essent en BrandLoyalty is betrokken. Ook het braakliggend terrein van de derde-partij is hierbij betrokken. Hetgeen eisers 2 hierover stellen berust op een onjuiste lezing van de Prognose april 2015. De rechtbank acht het al dan niet illegale gebruik van het braakliggende terrein reeds daarom niet relevant en neemt hierbij in aanmerking dat dit terrein kan worden afgesloten en in de toekomst wordt gebruikt ten behoeve van de parkeergarage.
4.6
De rechtbank heeft evenmin concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de stelling in de Prognose april 2015 dat het verkeer op dit moment achterblijft bij de oorspronkelijke prognose uit 2014. In de prognose wordt daarom juist als worst case scenario de oorspronkelijke prognose aangehouden voor lucht en geluidberekeningen (zie de beschrijving van de autonome ontwikkeling Koningsweg in paragraaf 3.2). Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in wat extra verkeerstellingen zou toevoegen. De enkele vrees dat het verwachte effect van de openstelling van de Parrallelweg uitblijft, is onvoldoende om verweerder te verplichten een geheel nieuwe prognose te laten uitvoeren. Wel had het verweerder gesierd om, als hij gegevens over geheel 2015 beschikbaar had, deze te delen in het bestreden besluit om iedere vrees weg te nemen. Dat heeft verweerder niet gedaan maar dit verzuim leidt niet tot onrechtmatigheid van het bestreden besluit.
4.7
In dezelfde Prognose april 2015 is wel uitgegaan van het afsluiten van de Maijweg. De verwachte verkeersintensiteiten en de daaraan verbonden conclusies voor geluidsoverlast en luchtkwaliteit op de Lekkerbeetjesstraat en Koningsweg zijn hierop gebaseerd. Ofschoon het gebruik van de Maijweg voor verkeer van en naar de nieuwe parkeergarage zou kunnen leiden tot een ontlasting van de Lekkerbeetjesstraat, zou dit gebruik ook een extra belasting kunnen betekenen voor de woningen aan de Maijweg en de daarachter gelegen straten. Deze extra belasting is niet onderzocht. Daarmee staat ook niet vast of dit zou kunnen leiden tot een strijd met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank leidt hieruit af dat de afsluiting van de Maijweg onontbeerlijk is voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Onder deze omstandigheden had verweerder in het bestreden besluit moeten borgen dat verkeer van en naar de nieuwe parkeergarage niet over de Maijweg kan rijden. Dit zou hebben gekund door een voorschrift op te nemen dat de parkeergarage pas in gebruik kan worden genomen als het verkeersbesluit tot afsluiting van de Maijweg voor autoverkeer in werking is getreden. Dat heeft verweerder ten onrechte niet gedaan. De enkele aankondiging dat een verkeersbesluit wordt genomen, acht de rechtbank niet voldoende. In zoverre slaagt deze beroepsgrond.
5.1
Eisers 2 hebben vraagtekens gesteld bij de berekeningen van luchtkwaliteit. Zij begrijpen niet goed wat de grenswaarden zijn en zij merken op dat in de Prognose april 2015 hogere aantallen verkeer per etmaal worden genoemd. Daarmee komen zij op een toename van 1.372 verkeersbewegingen en dat is meer dan de 1.284 verkeersbewegingen waar nog net sprake is van een ontwikkeling die niet in betekende mate bijdraagt. Daarbij komt dat geen rekening is gehouden met een conjunctuurafhankelijke groei van het autoverkeer.
5.2
Verweerder heeft de grenswaarden op basis van titel 5.2 van de Wet milieubeheer uitgelegd. Hij is van mening dat deze ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van deze stoffen in de buitenlucht. Met toepassing van het berekeningsprogramma van het ministerie van I&M (NIBM-tool) is een worst case benadering gemaakt waarbij een getal van 1200 bewegingen in plaats van 1000 bewegingen is gehanteerd en wordt voldaan aan de 3% van het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Verweerder merkt op dat eisers 2 geen eigen onderzoek hebben overgelegd waaruit iets anders blijkt. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de getallen waar eisers 2 naar hebben verwezen geen weekgemiddelden zijn maar werkdaggemiddelden. Dit verklaart waarom de getallen in de Prognose van april 2015 hoger uitvallen.
5.3
De rechtbank stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat eisers 2 geen deskundige hebben ingeschakeld niet zonder meer betekent dat aan hun stellingen zomaar kan worden voorbijgegaan. Dit neemt echter niet weg dat de stellingen van eisers 2 zijn gebaseerd op een onjuiste lezing van de Prognose april 2015. Hierin staat inderdaad dat de getallen op pagina 2 werkdaggemiddelden zijn. Eisers 2 hadden niet van deze getallen moeten uitgaan. Voorts is de rechtbank ter zitting voldoende gebleken dat toename van de verkeersbewegingen van en naar de nieuwe parkeergarage niet leiden tot een toename van meer dan 1.284 verkeersbewegingen ten opzichte van het verkeer in de huidige situatie naar het huidige parkeerterrein en het open terrein tussen Brandloyalty en de spoorlijn. Anders dan eisers 2 verwacht de rechtbank geen verkeer over de Maijweg door de bewoners van de Maijweg om hun boodschappen thuis af te zetten. De nieuwe garage is voorzien van meerdere bezoekersuitgangen aan de Maijweg en het is net zo makkelijk om de auto in de parkeergarage te parkeren. De rechtbank maakt uit de onderzoeken niet op dat hierin geen rekening is gehouden met een conjunctuurafhankelijke groei van het autoverkeer. In de onderzoeken wordt immers een vergelijking gemaakt tussen een autonome ontwikkeling en de ontwikkeling vanwege het gebruik van de nieuwe parkeergarage. Daarom draagt het verkeer van en naar de parkeergarage niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van de in titel 5.2 genoemde stoffen in de buitenlucht en wordt voldaan aan de toepasselijke grenswaarden. Deze beroepsgrond faalt.
6.1
Eisers 2 vinden dat het risico op extra trillingen door de spoorlijn vanwege de bouw van de parkeergarage ten onrechte niet is onderzocht. De trillingen door de spoorlijn zijn voor de huizen aan de Koningsweg en de Lekkerbeetjesstraat een groot probleem. Zij vrezen dat door het vervangen van het zandpakket onder het huidige parkeerterrein door een (qua massa lichtere) parkeergarage deze trillingen gaan toenemen.
6.2
Verweerder heeft in het bestreden besluit het risico van extra trillingen vanwege de bouw van de parkeergarage niet aannemelijk geacht. Zij hebben hiertoe verwezen naar twee adviezen van een deskundige, Aldeco, waarin op vragen van een van de eisers 2 een nadere uitleg wordt gegeven.
6.3
De derde-partij en vergunninghoudster hebben de bereidheid getoond om het gebied waar vooropnames worden gemaakt verder uit te breiden.
6.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen afgaan op de nadere advisering door Aldeco op 6 januari 2014. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eisers 2 de vrees voor extra trillingen niet hebben kunnen onderbouwen, maar volstaan met het beschrijven van mogelijke effecten. Onder verwijzing naar de nadere advisering acht de rechtbank evenmin aannemelijk dat sprake zal zijn van een zodanige vermeerdering van trillingen door de spoorlijn vanwege de bouw en aanwezigheid van de parkeergarage dat dit leidt tot strijd met een goede ruimtelijke ordening. Eisers 2 moet worden toegegeven dat Aldeco geen 100% zekerheid biedt maar dit leidt niet tot een ander oordeel. Het maken van een vooropname kan nieuwe conflicten voorkomen, maar gelet op de bereidheid van vergunninghoudster is het niet nodig om haar in het bestreden besluit hiertoe te verplichten. Deze beroepsgrond faalt.
7.1
Voorts verwijzen eisers 2 naar hun zienswijze waarin staat vermeld dat ten onrechte is uitgegaan van een theoretische analyse van gemiddelde waarden van geluid en uitstoot en verkeerde aantallen. Aanvullend wordt nog gesteld dat er extra geluidsbelasting ontstaan, omdat het geluid van de auto’s in de Lekkerbeetjesstraat toeneemt door reflecties.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat eisers 2 hebben verzuimd in het beroepschrift aan te geven waarom de weerlegging van verweerder van de ingelaste zienswijzen onjuist of onvolledig zou zijn. In de overwegingen van het bestreden besluit is verweerder op die zienswijzen ingegaan. Daarom kan het aangevoerde niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Dat sprake is van een toename van geluidsbelasting vanwege reflectie (door de parkeergarage) van autoverkeer in de Lekkerbeetjesstraat, hebben eisers 2 niet onderbouwd. Overigens is deze grief meer relevant in het beroep van eisers 2 tegen het Besluit hogere grenswaarden. Deze beroepsgrond faalt.
8.1
Eisers 2 vrezen voor een aantasting van het beschermd stadsgezicht door extra uitlaatgassen. Deze laten zonder meer een vervuilde laag achter op de panden. Ook de deskundige en kostbare verwijdering hiervan tast de panden aan.
8.2
De rechtbank ziet op voorhand niet in dat deze beroepsgrond kan leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat een positief welstandsadvies voor de parkeergarage is afgegeven en dat verweerder in de weerlegging van de gelijkluidende zienswijze van eisers 2 hier reeds op is ingegaan. Deze beroepsgrond faalt.
9.1
Eiseres 1 stelt dat het aantal parkeerplaatsen in het gebied te kort is. Bovendien vervallen er geen 105 parkeerplaatsen in het gebied maar 140 parkeerplaatsen. In het verlengde hiervan stelt eiseres 1 dat het bestreden besluit pas had kunnen worden genomen na of tegelijkertijd met het herinrichtingsplan.
9.2
Volgens verweerder vervallen door de voorgenomen herinrichting van het gebied slechts 105 parkeerplaatsen. Hiervoor wordt een oplossing gevonden. Verweerder heeft benadrukt dat het bestreden besluit voorziet in een neutrale parkeerbalans, omdat in de parkeergarage wordt voorzien in 105 parkeerplaatsen voor bewoners in het gebied. In het bestreden besluit heeft verweerder zich daarnaast bereid getoond om 6 extra parkeerplaatsen aan te leggen in het herinrichtingsplan. Het al dan niet vaststellen van het herinrichtingsplan staat volgens verweerder echter los van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de nieuwe parkeergarage.
9.3
Vergunninghoudster en de derde-partij hebben benadrukt dat het in verband met verstrekte subsidies van belang is dat de parkeergarage snel wordt gebouwd. Het herinrichtingsplan kan niet worden afgewacht. De derde-partij bouwt de parkeergarage niet om een parkeerprobleem in de wijk op te lossen, maar bouwt deze om de verwachte groei in treinreizigers op te vangen.
9.4
Niet in geschil is dat door de parkeergarage in ieder geval 105 parkeerplaatsen in de openbare ruimte komen te vervallen. De rechtbank leest in het bestreden besluit niet dat verweerder zou hebben erkend dat er 140 parkeerplaatsen vervallen. Eiseres 1 stelt dat er meer parkeerplaatsen zullen vervallen maar heeft ter zitting aangegeven dat dit parkeerplaatsen in de Hertogstraat en de Guldenvliesstraat. Deze plaatsen vervallen niet door het bestreden besluit maar door de toekomstige herinrichting van het gebied. Deze toekomstige herinrichting is nu niet in geding maar slechts de omgevingsvergunning van de parkeergarage zelf. Eiseres 1 kan worden toegegeven dat het overleg tussen de bewoners van de Maijweg (die een parkeerplek krijgen in de garage), verweerder en de derde-partij, niet erg transparant is. Evenmin is duidelijk geworden waarom zij en andere bewoners van het gebied hierin niet zijn betrokken. Dat zal in de procedure rond het herinrichtingsplan zorgvuldiger moeten gebeuren. De rechtbank is niet gebleken dat parkeerplaatsen in het gebied komen te vervallen als gevolg van het bestreden besluit. Verweerder heeft daarom de derde-partij ook niet hoeven verplichten nog meer parkeerplaatsen ter beschikking te stellen. Het bestreden besluit is op dit onderdeel daarom niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank is daarom ook van oordeel dat verweerder niet het bestreden besluit tegelijkertijd of na het herinrichtingsplan had moeten vaststellen. Het herinrichtingsplan heeft ook gevolgen voor het gebied maar staat los van de omgevingsvergunning voor de parkeergarage. Deze beroepsgrond faalt.
10.1
In de notitie van het bureau VAGN, gemaakt in opdracht van eiseres 1, die is gehecht aan haar beroepschrift worden ook opmerkingen gemaakt over de geluidsonderzoeken en de daaruit voortvloeiende keuze voor dit project. De rechtbank verstaat deze beroepsgrond aldus dat eiseres 1 van mening is dat alternatieven onvoldoende zijn onderzocht.
10.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder dient te beslissen over het bouwplan, zoals bij hem is ingediend. Indien een bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat die situatie zich hier voordoet. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking hetgeen hierboven is overwogen. Deze beroepsgrond faalt.
11.1
In dezelfde notitie is ook een opmerking gemaakt over gebruik van de parkeergarage door bezoekers van de binnenstad van ’s-Hertogenbosch.
11.2
Verweerder heeft aangegeven gebruik van de parkeergarage door niet-treinreizigers niet in de vergunning wordt verboden.
11.3
De derde-partij heeft hierover dat treinreizigers een korting krijgen en dat voor niet-treinreizigers een commercieel tarief voor het gebruik van de parkeergarage in rekening wordt gebracht.
11.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit in het mogelijke gebruik van de parkeergarage door bezoekers van de binnenstad geen aanleiding heeft hoeven zien om een ander besluit te nemen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de kans op dit gebruik ook bestaat in de huidige garage en dat op voorhand niet valt in te zien dat deze kans groter wordt na realisering van de nieuwe garage. Deze beroepsgrond faalt.
12.1
De beroepen zijn gegrond vanwege rechtsoverweging 4.7 en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover hierbij geen voorschrift is opgenomen over gebruik van de parkeergarage in relatie tot het te nemen verkeersbesluit inzake de afsluiting van de Maijweg voor gemotoriseerd verkeer. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het volgende voorschrift aan het bestreden besluit wordt verbonden:
De parkeergarage mag pas in gebruik worden genomen na inwerkingtreding van het verkeersbesluit dat voorziet in afsluiting van de Maijweg voor autoverkeer vanaf de hoek Lekkerbeetjesstraat – Maijweg in noordelijke richting.De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder alsmede vergunninghoudster en de derde-partij hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een dergelijke voorwaarde. Op voorhand valt evenmin te zien dat deze voorwaarde niet kan worden vervuld.
12.2
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hun betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor zowel eiseres 1 als eiser 2 vast op € 992,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen van eiseres 1 en eisers 2 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij geen voorschrift is opgenomen over gebruik van de parkeergarage in relatie tot het te nemen verkeersbesluit inzake de afsluiting van de Maijweg voor autoverkeer;
- verbindt het volgende voorschrift aan het bestreden besluit:

De parkeergarage mag pas in gebruik worden genomen na inwerkingtreding van het verkeersbesluit dat voorziet in afsluiting van de Maijweg voor autoverkeer vanaf de hoek Lekkerbeetjesstraat – Maijweg in noordelijke richting;

  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,00 aan eiseres 1 en van
€ 334,00 aan eisers 2 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres 1 tot een bedrag van € 992,00 en in de proceskosten van eisers 2 tot een bedrag van € 992,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A.C. Spoormakers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.