Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 8 september 2015 vond er een verkeersongeval plaats op de Rijksweg A2 te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte, een beginnend bestuurder, betrokken was. De verdachte voerde een inhaalmanoeuvre uit zonder voldoende oplettendheid, waardoor hij een ander voertuig over het hoofd zag. Dit leidde tot een botsing met het voertuig van het slachtoffer, dat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder breuken aan de zesde en zevende borstwervel. De verdachte had op het moment van het ongeval een alcoholpromillage van 170 microgram per liter uitgeademde lucht, wat boven de toegestane limiet voor beginnende bestuurders ligt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat niet kon worden vastgesteld dat zijn rijgedrag zodanig onvoorzichtig was dat dit als schuld kon worden gekwalificeerd. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan overtredingen van artikel 8, derde lid, onder a, en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een geldboete op van € 300,- en € 500,-, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.