ECLI:NL:RBOBR:2016:4393

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
15 augustus 2016
Zaaknummer
C/01/264882 HA ZA 13-460
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waarschuwingsplicht bij aanneming van werk en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Stal Tops B.V. en de N.V. Poels G. & Co. S.A. over de waarschuwingsplicht bij de aanneming van werk en de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank heeft op 3 augustus 2016 vonnis gewezen in de zaak met nummer C/01/264882 HA ZA 13-460. Stal Tops vorderde schadevergoeding van Poels, omdat deze laatste niet had gewaarschuwd voor de ondeugdelijke toplaag die was gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat Poels in verzuim was gekomen door niet te voldoen aan haar waarschuwingsplicht zoals vastgelegd in artikel 7:754 BW. Hierdoor was Poels schadeplichtig geworden voor de kosten die Stal Tops moest maken om de toplaag te vervangen. De rechtbank heeft Stal Tops in de gelegenheid gesteld haar eis te wijzigen en heeft uiteindelijk een bedrag van € 24.400,00 aan schadevergoeding toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het door Stal Tops gevorderde bedrag van € 29.753,50 werd afgewezen, omdat dit onvoldoende was onderbouwd. In reconventie werd Poels veroordeeld tot betaling van € 60.000,00 aan Stal Tops, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden aan beide partijen opgelegd, waarbij Stal Tops grotendeels in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/264882 / HA ZA 13-460
Vonnis van 3 augustus 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STAL TOPS B.V.,
gevestigd te Valkenswaard,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.M. Schelstraete te Oisterwijk,
tegen
rechtspersoon naar buitenlandsrecht
N.V. POELS G. & CO. S.A.,
gevestigd te Kampenhout (België),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.H. van der Velden te Utrecht.
Partijen zullen hierna Stal Tops en Poels genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 juni 2016
  • de akte wijziging van eis in conventie van de zijde van Stal Tops;
  • de antwoordakte inzake de wijziging van eis in conventie van de zijde van Poels.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 1 juni 2016 heeft de rechtbank Stal Tops in de gelegenheid gesteld haar eis te wijzigen voor wat betreft de door de deskundige begrote kosten aangaande het herstel van de toplaag en de kosten van reeds verrichte herstelwerkzaamheden. Partijen waren het er al over eens dat de hoogte van de eventueel door Stal Tops geleden schade in deze procedure kan worden vastgesteld en dat een verwijzing naar de schadestaat procedure niet nodig is. Stal Tops had haar eis echter nog niet formeel gewijzigd. Stal Tops heeft van de haar geboden gelegenheid gebruik gemaakt en haar eis in conventie, voor zover het betreft het vermelde onder b. van het petitum van de inleidende dagvaarding, als volgt gewijzigd:
“b- gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen een bedrag van € 54.153,50 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening aan haar van het in deze te verkrijgen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.”
Ter onderbouwing van deze eiswijziging heeft Stal Tops aangevoerd dat het gevorderde bedrag bestaat uit de optelling van de bedragen € 24.400,00 en € 29.753,50.
2.2.
Poels heeft zich tegen de wijziging van eis op zichzelf niet verzet.
2.3.
De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om Stal Tops in de gelegenheid te stellen haar eis aan te passen aan de vaststelling dat de hoogte van de eventueel geleden schade in de onderhavige procedure kan worden vastgesteld. Daaruit vloeit voort dat Poels op die eiswijziging nog mag reageren. Beide partijen hebben echter van de gelegenheid gebruik gemaakt om daarnaast hun stellingen ook inhoudelijk nog nader aan te vullen. Daarvoor waren partijen niet in de gelegenheid gesteld en de rechtbank zal aan die stellingen dan ook voorbij gaan. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het slechts ging om een formele eiswijziging en dat partijen op de comparitie van 12 mei 2016 hun standpunten inhoudelijk al hebben kunnen toelichten en ook hebben toegelicht.
2.4.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
2.5.
Bij tussenvonnis van 13 januari 2016 is beslist dat Poels een waarschuwingsplicht had in de zin van artikel 7:754 BW aangaande de (on)mogelijkheden van het hergebruik van de toplaag. Poels heeft daar niet voor gewaarschuwd, zodat zij in verzuim is komen te verkeren inzake de nakoming van de overeenkomst van 17 september 2010. Poels is ten gevolge van deze tekortkoming schadeplichtig geworden. De volgende vraag die ter beantwoording voorligt, is dan ook hoe hoog de door Stal Tops geleden schade is.
2.6.
Poels heeft bij conclusie na deskundigenbericht aangevoerd dat, wat er ook zij van schending van een eventuele waarschuwingsplicht, Stal Tops geen schade heeft geleden omdat als Poels wél gewaarschuwd had voor de ongeschiktheid van de toplaag voor hergebruik Stal Tops bij aanvang van de opdracht zou hebben besloten de toplaag meer waterdoorlatend te maken en zij derhalve ook kosten ten bedrage van € 24.400,00 zou hebben moeten maken.
2.7.
Bij akte van 27 januari 2016 heeft Stal Tops daarop aangevoerd dat Poels, door Stal Tops niet te waarschuwen voor de ondeugdelijke toplaag, aan Stal Tops de mogelijkheid heeft onthouden ervoor te kiezen de toplaag geheel te laten vervangen, óf de toplaag meer doorlatend te laten maken zoals door de deskundige in zijn rapport omschreven, óf met Poels of een derde een andere prijs uit te onderhandelen voor zowel de geoffreerde werkzaamheden als voor de werkzaamheden betreffende de toplaag. De gevolgen van het niet waarschuwen dienen dan ook volledig voor rekening van Poels te komen, aldus Stal Tops.
2.8.
Ter comparitie heeft Poels aangevoerd dat er verschillende methodieken zijn betreffende de behandeling van de toplaag van de graspiste, waaronder de methodiek van de firma [naam] , de door de deskundige genoemde methodiek, de methode van het mengen van de toplaag met zand, dan wel een combinatie van één en ander. De conclusie is in ieder geval dat er, ook als Poels wel gewaarschuwd had, sowieso extra kosten gemaakt hadden moeten worden, zo stelt Poels.
2.9.
Stal Tops heeft er ter comparitie op gewezen dat een aanneemsom is afgesproken die op het eindresultaat ziet, namelijk op het maken van een goede bodem, en dat daarbij deze aanneemsom niet is opgebouwd uit verschillende elementen die uit verschillende kostenonderdelen bestaan. Stal Tops had dan ook mogen verwachten dat daarvoor deugdelijk werk zou worden verricht. Bovendien volgt uit andere offertes die destijds gepresenteerd zijn dat andere aannemers een deugdelijke bodem hadden kunnen aanleggen voor dezelfde aanneemsom.
2.10.
De rechtbank overweegt als volgt.
In het tweede lid van artikel 7: 760 BW is bepaald dat indien de ondeugdelijke uitvoering van een werk is te wijten aan gebreken of ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever (in casu het terug te plaatsen zand van de toplaag) de gevolgen daarvan voor rekening komen van de opdrachtgever (in casu Stal Tops), voor zover de aannemer (in casu Poels) zijn in artikel 7:754 BW bedoelde waarschuwingsplicht niet heeft geschonden.
2.11.
Nu, zoals hiervoor overwogen, Poels de op haar rustende waarschuwingsplicht wel heeft geschonden, dienen de gevolgen van de ondeugdelijke uitvoering en derhalve ook de kosten verbonden aan het alsnog deugdelijk uitvoeren van het werk in beginsel voor haar rekening te worden gebracht.
2.12.
Dit is alleen anders als er sprake is van kosten die ook bij het nakomen van de waarschuwingsplicht ook zonder meer, sowieso, zouden zijn gemaakt. In een dergelijke situatie heeft Stal Tops immers geen of minder schade geleden.
2.13.
Voorwaarde daarbij is wel dat Poels kan aantonen dat Stal Tops, zelfs als zij tijdig zou zijn geïnformeerd, toch zou zijn overgegaan tot het treffen van een voorziening die sowieso tot een prijsaanpassing zou hebben geleid. De stelplicht en bewijslast in deze rust op Poels.
2.14.
De rechtbank is echter van oordeel dat uit de stellingen van Poels niet volgt dat Stal Tops sowieso dergelijke voorzieningen zou hebben getroffen.
Niet valt immers uit te sluiten dat Stal Tops als zij op de hoogte zou zijn gesteld van de noodzaak van het vervangen van de toplaag en de daaraan verbonden kosten, verder over de prijs zou hebben onderhandeld, de werkzaamheden door een andere aannemer zou laten uitvoeren, haar eisen om budgettaire redenen zou hebben aangepast, toch gekozen zou hebben voor de duurdere methode van de firma [naam] omdat het prijsverschil tussen de methode Poels en de methode [naam] dan kleiner zou zijn geweest, dan wel, als de waarschuwing van Poels zou zijn gegeven op een moment na het sluiten van de overeenkomst, gebruik zou hebben gemaakt van haar bevoegdheid om de overeenkomst ingevolge het bepaalde in artikel 7:764 lid 1 BW op te zeggen.
Hierbij is sprake van een belang aan de zijde van Stal Tops om bij het aangaan van een overeenkomst en bij het nemen van beslissingen over de voortzetting daarvan, volledig en juist geïnformeerd te worden. De verwezenlijking daarvan is afgesneden omdat Poels niet aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan.
2.15.
De conclusie is dan ook dat Poels gehouden is de kosten die Stal Tops thans dient te maken om de bovenlaag alsnog te vervangen ter hoogte van € 24.400,00 aan Stal Tops te vergoeden. De vordering van Stal Tops zal in zoverre worden toegewezen.
2.16.
Met betrekking tot het door Stal Tops gevorderde bedrag van € 29.753,50 heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 13 januari 2016 overwogen dat dit deel van de vordering van Tops onvoldoende is onderbouwd en zal worden afgewezen.
2.17.
Stal Tops heeft de rechtbank bij akte van 27 januari 2016 verzocht op deze beslissing terug te komen en heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat er wel degelijk nog werkzaamheden zijn verricht nadat Poels in verzuim is komen te verkeren. Ter comparitie is nog aangevoerd dat er geen sprake is van een juridische misslag, maar van een feitelijke misslag omdat het standpunt wel voldoende onderbouwd was.
2.18.
In reactie op dit verzoek is namens Poels, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (NJ 2008/553), ter comparitie aangevoerd dat er geen aanleiding bestaat om op een reeds genomen eindbeslissing terug te komen omdat er geen sprake is van een onjuiste juridische grondslag of het ontbreken van een feitelijke grondslag.
2.19.
De rechtbank stelt vast dat het in het tussenvonnis van 13 januari 2016 is overwogen dat de stelling van Stal Tops dat Poels gehouden zou zijn tot het betalen van een bedrag van € 29.753,50 zal worden verworpen. Voormeld oordeel houdt een eindbeslissing in waar de rechtbank in beginsel niet op terug mag komen.
De Hoge Raad heeft in de arresten van 23 november 2007 (NJ 2008, 552) en 25 oktober 2008 (NJ 2008, 553) onder meer overwogen dat de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
De rechtbank ziet in het onderhavige geval echter geen aanleiding om over te gaan tot heroverweging van de bij tussenvonnis van 13 januari 2016 genomen beslissing inzake het gevorderde bedrag van € 29.753,50.
Hoofdregel is nog steeds dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden teruggekomen op een bij een eerder tussenvonnis genomen eindbeslissing, aangezien aan het debat tussen partijen op enig moment een einde dient te komen. Bij het aanvaarden van uitzonderingen op deze hoofdregel dient de rechtbank een grote terughoudendheid in acht te nemen.
Uit de argumenten die namens Stal Tops naar voren zijn gebracht, ter onderbouwing van de stelling dat wel degelijk grond bestaat om Poels te veroordelen tot betaling aan Stal Tops van een bedrag van € 29.753,50 volgt echter niet (zondermeer) dat de rechtbank bij haar eerder oordeel is uitgegaan van een onjuiste grondslag. Veeleer is er sprake van een heropening van het debat waarvoor de mogelijkheid om terug te komen op een in een eerder tussenvonnis gegeven eindbeslissing niet is bedoeld.
Overige omstandigheden op grond waarvan zou mogen worden afgeweken van de hoofdregel dat op eindbeslissingen niet mag worden teruggekomen zijn gesteld noch gebleken.
2.20.
Het voorgaande betekent het volgende voor de vorderingen van Stal Tops in conventie:
de gevorderde verklaring voor recht inhoudende dat Poels in verzuim is komen te verkeren ten aanzien van de nakoming van de overeenkomst van 17 september 2010 zal worden toegewezen;
gelet op de wijziging van eis van de zijde van Stal Tops zal Poels worden veroordeeld tot betaling van € 24.400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening aan Poels van het in deze te verkrijgen vonnis tot aan de dag der betaling;
het door Stal Tops gevorderde bedrag van € 29.753,50 zal worden afgewezen.
2.21.
Ten aanzien van de vordering van Stal Tops om het eindvonnis te waarmerken als een Europese Executoriale Titel overweegt de rechtbank als volgt.
Het verzoek om afgifte van een EET waarmerk wordt afgewezen, aangezien er geen sprake is van een onbetwiste schuldvordering in de zin van EG-verordening nr. 805/2004
2.22.
Poels zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van
Stal Topsop basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 211,71
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 589,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 3.509,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
2.895,00(5,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 7.204,71
2.23.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna bepaald.
in reconventie
2.24.
Inzake de vordering in (aanvankelijk voorwaardelijke) reconventie heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 23 april 2014 overwogen dat aan de voorwaarde waaronder de vordering in voorwaardelijke reconventie is ingesteld is voldaan zodat de rechtbank ook de vorderingen in reconventie zal behandelen.
2.25.
Thans is in de conventie vastgesteld welk bedrag Stal Tops toegewezen krijgt in het kader van de door haar geleden schade. Dit betreft een bedrag van € 24.400,00. Nu Stal Tops zich in conventie niet heeft beroepen op verrekening en haar vordering thans in rechte is vastgesteld, kan ook de vordering van Poels in reconventie ter hoogte van € 60.000,00 worden toegewezen.
2.26.
De gevorderde wettelijke rente zal, nu Stal Tops haar betalingsverplichting, vanwege de in conventie vastgestelde tekortkoming en gelet op de samenhang tussen beide vorderingen, heeft mogen opschorten, worden toegewezen over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening aan Stal Tops van het in deze te verkrijgen vonnis tot aan de dag der betaling;
2.27.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen nu Stal Topt met recht haar betalingsverplichting heeft opgeschort.
2.28.
Poels zal, nu Stal Tops haar betalingsverplichting heeft mogen opschorten, in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van
Stal Topsop:
- dagvaarding € 0,00
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
894,00(2,0 punten x ½ x tarief € 894,00)
Totaal € 894,00
2.29.
De door Poels gevorderde nakosten zullen, nu Stal Tops wordt veroordeeld tot betaling van een geldsom, worden toegewezen zoals hierna bepaald.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat Poels in verzuim is komen te verkeren ten aanzien van de nakoming van de overeenkomst van 17 september 2010;
3.2.
veroordeelt Poels om aan Stal Tops te betalen een bedrag van € 24.400,00 (vierentwintig duizendvierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van de 15e dag na betekening aan Poels van het in deze te verkrijgen vonnis tot aan de dag van betaling,
3.3.
veroordeelt Poels in de proceskosten, aan de zijde van Stal Tops tot op heden begroot op € 7.204,71, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
3.4.
veroordeelt Poels in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Poels niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.7.
veroordeelt Stal Tops om aan Poels te betalen een bedrag van € 60.000,00 (zestig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van de 15e dag na betekening aan Stal Tops van het in deze te verkrijgen vonnis tot aan de dag van betaling,
3.8.
veroordeelt Poels in de proceskosten, aan de zijde van Stal Tops tot op heden begroot op € 894,00,
3.9.
veroordeelt Stal Tops in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Stal Tops niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.10.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2016.