ECLI:NL:RBOBR:2016:4773

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
31 augustus 2016
Zaaknummer
01/839029-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van een personenauto met gestolen sleutel en opzetheling

Op 1 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal van een personenauto en opzetheling. De verdachte werd veroordeeld voor het stelen van een Mercedes S320 CDI in Lommel, België, op 17 oktober 2011, waarbij gebruik werd gemaakt van een uit de woning van de eigenaar gestolen autosleutel. De verdachte werd kort na de diefstal aangetroffen in de gestolen auto. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor opzetheling van een Mazda 6. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de diefstal, gezien het bewijs dat hij in de auto zat kort na de diefstal en de verklaringen van medeverdachten. De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van andere ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839029-12
Datum uitspraak: 01 september 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1985] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2014 en 18 augustus 2016. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 juni 2014. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2011 te Lommel (België) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Mercedes (type S320 CDI,voorzien van het [kenteken 1] , inhoudende een dvd, sleutelhanger, medaille, gsm, zonnebril, cd's), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een uit de woning van die [slachtoffer 1] gestolen autosleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 oktober 2011 te Lommel (België) en/of te Eindhoven , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een Mercedes (type S320 CDI, [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die Mercedes wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. hij op of omstreeks 21 januari 2012 te Bergeijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres 1] heeft weggenomen een autosleutel (Mazda type 6) en/of een tas (met inhoud onder andere een Nokia gsm), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
en/of
hij op of omstreeks 21 januari 2012 te Bergeijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Mazda (type 6, zwart, voorzien van het [kenteken 2] inhoudende een of meer Maxi-Cosi('s)) , in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een uit de woning van die [slachtoffer 1] gestolen autosleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2012 tot en met 08 februari 2012 te Bergeijk en/of Lommel, in elk geval in Nederland en/of België een auto (Mazda type 6, zwart, [kenteken 3] ) en/of een Maxi-Cosi en/of een gsm (Nokia) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3. hij op of omstreeks de periode van 3 september 2011 tot en met 25 september 2011 te Eindhoven , in elk geval in Nederland een auto (Audi A6) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Ambtshalve heeft de rechtbank geconstateerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit is gepleegd in Lommel (België), wat de vraag opwerpt of ten aanzien van dit feit de Nederlandse strafwet van toepassing is. Ingevolge artikel 7, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht is de Nederlandse strafwet toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld.
Ter terechtzitting is gebleken en is door verdachte bevestigd dat hij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Het onder 1 ten laste gelegde feit (diefstal met een valse sleutel, subsidiair heling) wordt naar de Nederlandse strafwet als misdrijf beschouwd. Dat daarop ook straf is gesteld in het land waar het is begaan (België), is niet alleen een algemeen bekend feit, maar volgt eveneens uit het proces-verbaal van de Belgische politie waarin de aangifte van het slachtoffer is neergelegd. Door de verdediging is overigens ook niet in twijfel getrokken dat dit feit in België is strafbaar gesteld. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat Nederland rechtsmacht heeft en dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 2 primair ten laste gelegde diefstallen en dat de ten laste gelegde feiten voor het overige bewezen verklaard zullen worden. Met betrekking tot feit 1 primair heeft de officier van justitie gewezen op het zeer korte tijdsverloop tussen de diefstal van de auto en het moment waarop verdachte in die auto wordt aangetroffen alsmede naar de verklaring van [medeverdachte 1] , die ondersteund wordt door de mastgegevens van zijn telefoon. Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] verklaren dat verdachte gebruik maakte van een Audi type A6, hetgeen ondersteuning vindt in het overige dossier.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde diefstallen, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten. Verder heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van de onder feit 3 ten laste gelegde heling, nu uit het dossier niet blijkt dat de door verbalisanten achtervolgde Audi hetzelfde voertuig betreft als de gestolen en later teruggevonden Audi A6. Voor zover al aangetoond zou kunnen worden dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een Audi A6, volgt nergens uit het dossier dat verdachte op enig moment wetenschap had van de illegale herkomst van dat voertuig.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraakoverwegingen
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de onder feit 2 primair (impliciet cumulatief) ten laste gelegde diefstallen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
De onder feit 3 ten laste gelegde heling van een Audi A6 acht de rechtbank evenmin bewezen. Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] volgt dat verdachte op enig moment gebruik zou hebben gemaakt van een Audi. [medeverdachte 2] kan het type niet benoemen. Volgens [medeverdachte 2] reed verdachte in september 2011 in de betreffende Audi. [medeverdachte 1] verklaart dat verdachte in een Audi type A6 reed, maar hij verklaart niet wanneer dit het geval was. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat de Audi waarover [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verklaren hetzelfde voertuig betreft. Evenmin kan worden vastgesteld dat de Audi, waarover [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verklaren (of de Audi waarover één van hen verklaart) hetzelfde voertuig is als de gestolen Audi die op 25 september 2011 in een parkeervak in Eindhoven is aangetroffen. De uit de op 24 september 2011 door de politie achtervolgde Audi gegooide handschoenen en bivakmuts, met daarop het DNA-profiel van [medeverdachte 2] , in combinatie met de hierover door [medeverdachte 2] afgelegde verklaring, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte dit specifieke voertuig op enig moment heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat het dossier geen bewijs bevat waaruit enige wetenschap of vermoedens bij de verdachte omtrent de herkomst van het voertuig kan worden afgeleid. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen [1]
m.b.t. feit 1 primair
[slachtoffer 1] [2] verklaarde op 17 oktober 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik wens een klacht neer te leggen wegens inbraak in mijn woning aan [adres 2] te Lommel (België) en diefstal van mijn auto, een Mercedes S320 CDI voorzien van [kenteken 1] . Het voertuig is eigendom van mijn werkgever [bedrijf 1] . Omstreeks 03.25 uur hoorde ik vreemde geluiden achter aan de woning. Vervolgens hoorde ik een slag. Ik heb dan de politie gebeld en heb me opgesloten op mijn slaapkamer. Vlak daarna heb ik een auto horen wegrijden. Enkele minuten later is de politie ter plaatse gekomen. Ik zag dat het keukenraam aan de achterkant van de woning openstond en dat het las van het raam gebarsten was. Ik stelde vast dat mijn voertuig van de oprit verdwenen was. De sleutel van het voertuig lag vlakbij het raam dat werd opengebroken. Het gestolen voertuig is voorzien van een track-and-trace-systeem.
[verbalisant 1] [3] relateerde op 22 december 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
De personenauto Mercedes-Benz S320, voorzien van het Belgische [kenteken 1] , is weer in het bezit van aangever/benadeelde [slachtoffer 1] . Volgens [slachtoffer 1] zijn de onderstaande goederen uit zijn personenauto nog verdwenen of in het bezit van de dader(s): een DVD, een sleutelhanger, een medaille, een gsm en een zonnebril. Deze opgave werd door [slachtoffer 1] gedaan per 22 december 2011.
[verbalisant 2] [4] relateerde op 17 oktober 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 17 oktober 2011 vond er een woninginbraak plaats aan [adres 2] te Lommel (B). Hierbij werd een personenauto merk Mercedes, [kenteken 1] , weggenomen. Dit voertuig was voorzien een track-and-trace-systeem. Naar aanleiding van de diefstal werd dit systeem geactiveerd. Het voertuig werd omstreeks 05.06 uur die nacht middels track-and-trace gepeild op de [adres 3] te Eindhoven . Ik ben ter plaatse gegaan naar het aldaar gelegen [tankstation] . De beheerder van de shop van het tankstation verklaarde tegenover mij dat de inzittenden van de Mercedes met het Belgische kenteken met zeer grote regelmaat ’s nachts in genoemde shop binnenkwamen. Verder verklaarde hij dat de pomp is voorzien van diverse camera’s en dat de beelden werden opgenomen. De beelden werden door de beheerder op een memory-stick gebrand en aan mij overhandigd.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [5] relateerden op 15 november 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 15 november 2011 bekeken wij de beelden van de bewakingscamera’s van het [tankstation] op de [adres 3] te Eindhoven . Op de beelden zien wij dat er op 17 oktober 2011 om 05:08.44 uur een Mercedes aan komt rijden vanaf de [adres 3] te Eindhoven het terrein van het [tankstation] op. Op tijdstip 05:09:10 uur is te zien dat een drietal personen de Mercedes uitstappen. Vervolgens lopen deze personen in de richting van de [tankstation] shop.
[verbalisant 5] [6] relateerde op 18 oktober 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb de bewegende camerabeelden van het [tankstation] aan de [adres 3] te Eindhoven bekeken. Daarop is te zien dat op maandag 17 oktober 2011 omstreeks 05.10 uur een drietal personen in de shop van het benzinestation binnenkomt. Ik herken [medeverdachte 1] , geboren op [1991] te Eindhoven , met zekerheid als een van de personen die in de shop binnenkomt.
Verdachteverklaarde ter terechtzitting van 18 augustus 2016 - zakelijk weergegeven – als volgt:
Het klopt dat ik de bestuurder was van de Mercedes die zich op 17 oktober 2011 omstreeks 05.06 uur bevond bij het tankstation aan de [adres 3] te Eindhoven .
[medeverdachte 1] [7] verklaarde op 9 februari 2012 tijdens zijn politieverhoor – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb die jongens in de nacht van 17 oktober 2011 in Lommel (België) afgezet met mijn eigen auto. Dat waren de twee jongens die bij mij in de auto zaten bij het tankstation. Naar mijn idee gingen ze daar criminele dingen doen. Als ik binnen een half uur geen telefoon kreeg, moest ik naar Eindhoven rijden. Toen ik in Eindhoven aankwam toen stonden ze daar met die auto en toen vroegen ze mij of ik meeging naar het tankstation.
[verbalisant 1] [8] relateerde op 17 januari 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Er is een analyse gemaakt van de historische verkeersgegevens van het gsm- [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [medeverdachte 1] . Op 17 oktober 2011 om 00.32.53 uur maakt de telefoon contact via de mast Molijnstraat 1 te Eindhoven . Om 01.49.07 uur maakt de telefoon contact via de mast Luikerweg 5554 NA te Valkenswaard. Deze laatste locatie bevindt zich in de nabijheid van de landgrens Nederland - België. Gedurende de tijd 02.29.26 uur en 03.36.01 uur wordt er wel gebruik gemaakt van de telefoon, maar zijn er géén mastlocaties. Dit zou te verklaren kunnen zijn doordat de telefoon zich op dat moment in België zou bevinden en er aldaar gebruik van gemaakt zou worden. Om 04.47.07 uur en 04.52.29 uur maakt de telefoon contact middels een niet nader bekend geworden mast. Om 05.01.14 uur maakt de telefoon contact via de mast Generaal Bothastraat 3 te Eindhoven . Om 05.13.16 uur maakt de telefoon contact via de mast Venuslaan 1 te Eindhoven . Om 05.13.41 maakt de telefoon contact via de mast Le Havre 66 te Eindhoven . Van 05.17.28 uur tot 07.06.35 uur maakt de telefoon contact via de mast Firapellaan te Eindhoven . […] Indien men de landgrens met België passeert nabij de Luikerweg te Valkenswaard, komt men uit in Lommel. […] Verder bleek uit analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1]
dat hij zéér veelvuldig contact had met het [telefoonnummer 2] . Uit CIOT gegevens bleek dat dit nummer was ten name gesteld van [persoon 1] , [adres 4] te Eindhoven . Uit onderzoek bleek dat vermoedelijk van dit nummer gebruik werd gemaakt door de zoon van [persoon 1] , genaamd [verdachte] , geboren op [1985] te Eindhoven . Op 16 augustus 2011 werd [persoon 1] in hechtenis genomen voor het ondergaan van 99 dagen openstaande detentie. Toch werd het [telefoonnummer 2] actief gebruikt gedurende deze periode.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. In de vroege morgen van 17 oktober 2011, iets na 05.00 uur, komt een personenauto van het merk Mercedes aangereden bij het tankstation gelegen aan de [adres 3] te Eindhoven . Vast staat dat verdachte op dat moment als bestuurder van die Mercedes optrad en dat er naast verdachte nog twee personen in de auto zaten, onder wie [medeverdachte 1] . Tevens staat vast dat de betreffende Mercedes in diezelfde nacht van 17 oktober 2011, kort na 03.25 uur, is gestolen in het Belgische Lommel.
Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de diefstal en heeft verklaard dat hij de Mercedes, ongeveer een uur nadat deze was gestolen, heeft gekocht van personen over wie hij geen nadere informatie wenst te verstrekken. Tegenover deze vage verklaring van verdachte, welke de rechtbank niet kan verifiëren, ligt de concrete – ook voor hemzelf belastende – verklaring van [medeverdachte 1] . De verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de uit het onderzoek verkregen gegevens die betrekking hebben op de verschillende mastlocaties waarop de telefoon van die [medeverdachte 1] heeft aangestraald.
Op grond van de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring en in aanmerking genomen het relatief korte tijdsbestek dat is gelegen tussen de diefstal van de Mercedes en het aantreffen van verdachte in diezelfde Mercedes – afgezet tegen de afstand die is gelegen tussen Lommel (België) en Eindhoven – acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal in vereniging door middel van een valse (namelijk een gestolen) sleutel wettig en overtuigend bewezen.
m.b.t. feit 2 subsidiair
De rechtbank acht de aan verdachte ten laste gelegde opzetheling van een personenauto (Mazda 6 met [kenteken 3] ) in de periode van 21 januari 2012 tot en met 8 februari 2012 wettig en overtuigend bewezen, op grond van:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 augustus 2016;
  • de aangifte van [slachtoffer 2]
- de bevindingen van [verbalisant 6] [10] , rechercheur OGP/HPK van de dienst Recherche, behorende tot de PZ Lommel (België), d.d. 10 april 2012;
- de bevindingen van [verbalisant 7] [11] , hoofdinspecteur van de dienst Recherche, behorende tot de PZ Lommel (België), d.d. 21 februari 2012.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. 1. primair
op 17 oktober 2011 te Lommel (België) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Mercedes (type S320 CDI, voorzien van het [kenteken 1] , inhoudende een dvd, sleutelhanger, medaille, gsm, zonnebril), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] , waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een uit de woning van die [slachtoffer 1] gestolen autosleutel;
t.a.v. 2. subsidiair:
in de periode van 21 januari 2012 tot en met 08 februari 2012 te Bergeijk en/of Lommel, in elk geval in Nederland en/of België, een auto (Mazda type 6, zwart, [kenteken 3] ) en een Maxi-Cosi en een gsm (Nokia) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, alsmede met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Uitgaande van een bewezenverklaring van de onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde diefstallen en rekening houdend met een forse overschrijding van de redelijke termijn, heeft de raadsman verzocht om te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. In de visie van de verdediging is de redelijke termijn gaan lopen in 2012, op het moment dat verdachte door de Belgische politie in verband met deze feiten is verhoord.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover die uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting bekend zijn geworden.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij samen met een ander of anderen een auto heeft gestolen waarbij gebruik is gemaakt van een uit een woning gestolen sleutel. Voorts is bewezen verklaard dat verdachte een aantal voorwerpen, waaronder een auto, heeft geheeld. Met zijn handelwijze heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Voorts lijkt verdachte niet te beseffen welke schade en overlast hij de slachtoffers met zijn handelen heeft berokkend.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten alsmede het nadeel dat verdachte aan de slachtoffers heeft toegebracht, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor wat betreft de duur van die gevangenisstraf zoekt de rechtbank aansluiting bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Uit het strafblad van verdachte blijkt onder meer dat hij in 2013 door deze rechtbank is veroordeeld. De rechtbank zal derhalve rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts stelt de rechtbank vast dat in de onderhavige zaak de redelijke termijn is overschreden. Die termijn is gaan lopen op 24 april 2014, te weten de dag waarop de inleidende dagvaarding in deze zaak voor de eerste maal werd uitgebracht en waarop een kennisgeving van die dagvaarding aan de raadsman werd verzonden. Daaraan kon verdachte in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld ter zake van de in deze zaak ten laste gelegde strafbare feiten. De behandeling in eerste aanleg is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen. Weliswaar betreft het hier een tamelijk omvangrijke zaak en is de zaak tussentijds op verzoek van de verdediging verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuigen, maar deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank geenszins de vertraging.
Alles afwegende, in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de geschonden redelijke termijn, acht de rechtbank het passend om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 maanden.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen (te weten: vier zakjes met groene plantendelen) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is wet en het algemeen belang.

Voorts zal de rechtbank de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen (een kwitantie en een contactsleutel) aan de rechthebbende, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36d, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten.
Verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

t.a.v. feit 1 primair:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutelst.a.v. feit 2 subsidiair:opzetheling Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.

t.a.v. feit 1 primair, feit 2 subsidiair:Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden

Beslissingen op het beslag.
De rechtbank gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen, te weten:
1. STK Papier
kwitantie BRZ411.H02.08.01 - kwitantie huur [adres 5]
2 1.00 STK Sleutel
BRZ411 .H02 .04.01 - contactsleutel van een Volkswagen aan degene, die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank gelast de onttrekking aan het verkeer van de volgende in beslag genomen voorwerpen, te weten:
3a 1.98 KG Tas PVnr. 29-7984853 - grijze vuilniszak met daarin groene plantendelen
3b 1.26 KG Zak(je) plastic 29-7984853 - plastic zak met daarin groene plantendelen
3c 1.65 KG Zak(je) sealbag 29-7984853 - met daarin groene plantendelen
3d 3.26 KG Zak(je) - met daarin groene plantendelen
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A.J. Zijlstra , voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. Susijn, griffier,
en is uitgesproken op 1 september 2016.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar het proces-verbaal van de politieregio Brabant Zuid-Oost, bovenregionale recherche Zuid-Nederland, met OPS-nummer 228C110411 en met proces-verbaalnummer 29-810178 (onderzoek “Bergkanarie”), afgesloten op 20 april 2012. Dit proces-verbaal is opgebouwd uit diverse deeldossiers, waaronder ‘Delictdossier BRZ411.05’ en ‘Zaaksdossier BRZ411.16’.
2.Een geschrift met opschrift “Pro Justitia – Bijlage 1 / blz. 1 aan PV nr.: HA.17.L2.004186/2011 d.d. 17/10/2011”, op pagina’s 8 en 9 van ‘dossier C – Delictdossier BRZ411.05’, inhoudende het verhoor van [slachtoffer 1] , afgelegd tegenover de politie te Lommel (België).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] d.d. 22 december 2011, pagina’s 15 en 16 van ‘Delictdossier BRZ411.05’.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] d.d. 17 oktober 2011, pagina 21 van ‘Delictdossier BRZ411.05’.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 15 november 2011, pagina’s 23 en 24 van ‘Delictdossier BRZ411.05’.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] d.d. 18 oktober 2011, pagina 29 van ‘Delictdossier BRZ411.05’.
7.Het proces-verbaal van 4e verhoor [medeverdachte 1] d.d. 9 februari 2012, pagina’s 186 en 187 van ‘Delictdossier BRZ411.05’.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] d.d. 17 januari 2012, pagina’s 118 tot en met 120 van ‘Delictdossier BRZ411.05’.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 21 januari 2012, pagina’s 9, 10 en 14 van ‘Zaaksdossier BRZ411.16’.
10.Een geschrift met opschrift “Pro Justitia – Aanvankelijk pv nr.: HA.16.L2.000518/2012 dd : 09/02/2012” (zonder paginanummering), dat deel uitmaakt van ‘Delictdossier BRZ411.16’, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 6] , rechercheur OGP/HPK van de dienst Recherche, behorende tot de PZ Lommel (België).
11.Een geschrift met opschrift “Pro Justitia – navolgend nr.: 000695/12 dd : 21/02/2012” (zonder paginanummering), dat deel uitmaakt van ‘Delictdossier BRZ411.16’, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 7] , hoofdinspecteur van de dienst Recherche, behorende tot de PZ Lommel (België).