ECLI:NL:RBOBR:2016:4850

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
31 augustus 2016
Zaaknummer
01/839271-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor gewapende woningoverval en diefstal van goederen en auto

Op 1 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende woningoverval en diefstal van goederen en een auto. De feiten vonden plaats op 11 april 2012 in Luyksgestel en Geldrop, waarbij de verdachte samen met anderen inbraken in woningen en daarbij geweld gebruikten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich toegang verschaften tot de woningen door middel van braak en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd meegewogen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd in de nachtelijke uren, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de verklaringen van de betrokkenen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839271-12
Datum uitspraak: 01 september 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1985] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2014 en 18 augustus 2016. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 juni 2014. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2012 te Luyksgestel, gemeente Bergeijk, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, aldaar gelegen aan [adres 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee tasjes en/of autopapieren en/of identiteitspapieren en/of geld en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die tasjes en/of autopapieren en/of identiteitspapieren en/of geld en/of sleutels, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten het openbreken van een raam, en/of inklimming, en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een pistool, althans een gelijkend voorwerp, heeft getoond en /of dit heeft gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of hen heeft gemaand rustig te blijven;
2.
hij op of omstreeks 11 april 2012 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, aldaar gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen een televisie en/of laptop en/of fotocamera en/of X-box en/of geld en/of autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten het openknippen, althans verbreken, van een hekwerk en/of een valse sleutel;
3.
hij op of omstreeks 11 april 2012 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Audi, type A4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel een valse sleutel, te weten een ontvreemde autosleutel.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zullen worden bewezen verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle drie de ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs ligt dat verdachte bij deze feiten betrokken is geweest. Onder meer is aangevoerd dat [medeverdachte 1] wisselend verklaart en aantoonbaar liegt over zijn eigen betrokkenheid in deze zaak, hetgeen aantoont dat diens verklaring niet betrouwbaar is. Verder is aangevoerd dat op grond van het verslag van de observaties niet kan worden vastgesteld dat de door verbalisanten bij de woning van [medeverdachte 1] waargenomen personenauto een Audi A4 betreft. Tevens blijft de mogelijkheid open dat verbalisanten op de betreffende dag verschillende personenauto’s bij de woning van [medeverdachte 1] hebben waargenomen. Deze onzekerheden maken dat niet kan worden uitgesloten dat de verklaring van verdachte dat hij de Audi A4 later op de dag en dus ná de diefstal heeft gekocht, juist is. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de veronderstelde ‘bivakmutsen’, waarop DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen, in werkelijkheid scootermutsen zijn, die verdachte wel eens heeft gedragen als hij zich per scooter verplaatste. In verband met dit alles heeft de raadsman ook een beroep gedaan op de regel van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (de unus testis-regel).
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen in het bijzonder t.a.v. feit 1
[slachtoffer 1] [2] deed op 11 april 2012, mede namens [slachtoffer 2] , aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 april 2012, omstreeks 02.00 uur lag ik met mijn vrouw [slachtoffer 2] te slapen in onze woning aan [adres 1] te Luyksgestel. Ik werd gewekt door de alarminstallatie. Ik zag vervolgens dat er twee personen de slaapkamer binnen kwamen. Ik zag dat één man naar mijn zijde van het bed ging en de andere naar de zijde van mijn vrouw. Ik zag dat de persoon die bij mij stond een vuurwapen vasthield. Ik zag dat hij het pistool op mij gericht hield. Ik hoorde hem zeggen dat ik rustig moest blijven en dat ik de carkey moest geven. Wij begonnen te gillen. Ik hoorde hem roepen dat wij stil moesten zijn. Vervolgens ging mijn mobiele telefoon af. De daders begonnen door elkaar te roepen. Ik moest op de grond gaan liggen. Ik ging niet op de grond liggen en ben naar beneden gelopen. De man die bij mij stond is met mij meegelopen en de ander liep voor mij uit naar beneden. De ander is op de benedenverdieping rond gaan zoeken. Ik liep de woonkamer in om de sleutels te pakken. Ik zag dat mijn autosleutels weg waren. Ik liep vervolgens terug naar de gang, maar de daders waren weg. Ik ben vervolgens beneden rondgelopen en zag dat er een raam was opengebroken aan de achterzijde van de garage. De daders hebben een tas van mijn vrouw weggenomen. In deze tas zaten de telefoon, autopapieren, rijbewijs, paspoort en portemonnee van mijn vrouw. Ook de autosleutels van de auto van mijn vrouw en de reservesleutels van mijn auto zaten in haar tas. De daders hebben een tas van mij weggenomen. Hierin zaten mijn autopapieren, paspoort en portemonnee. Naast dit tasje lagen mijn autosleutels, deze zijn ook weggenomen. Verder hebben de daders nog een tasje weggenomen, maar deze had geen inhoud. Beide daders droegen een bivakmuts.
Uit de
bijlage weggenomen goederen [3] bij voormelde aangifte blijkt dat tevens een geldbedrag van 70 euro en een geldbedrag van 30 euro is weggenomen.
Bewijsmiddelen in het bijzonder t.a.v. feiten 2 en 3
[slachtoffer 3] [4] deed op 11 april 2012 mede namens [slachtoffer 4] aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning, adres [adres 2] te Geldrop. Op 11 april 2012, omstreeks 02:00 uur, is mijn vrouw beneden in de woning geweest. De woning was toen afgesloten en er was niets opmerkelijks te zien. Omstreeks 07:20 uur kwam mijn vrouw beneden in de woning. Zij zag dat de achterdeur bij de keuken open stond. Toen ontdekte zij dat de flat-screen televisie was weggenomen. Ook zag zij dat de X-box en de daarbij horende spellen waren weggenomen. De weggenomen goederen betreffen onder meer:
- een personenauto Audi A4, met [kenteken 1] en met [chassisnummer] ;
- contant geld;
- digitale fotocamera van het merk Samsung;
- computer (Notebook) Packard Bell in draagtas met bijhorende benodigdheden.
Er is met een knipvoorwerp een gat in het hekwerk gemaakt.
[verbalisant 1] [5] relateerde op 11 april 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het onderzoek is verricht in een woning (vrijstaand) aan de [adres 2] te Geldrop. Aan de rechterzijde bevond zich een hekwerk van ongeveer twee meter hoog. Tijdens het onderzoek zag ik dat het hekwerk aan de rechterzijde kapot was geknipt. Er was een gat ontstaan van ongeveer vijftig bij vijftig centimeter. Tijdens het ingestelde onderzoek en de door mij gedane waarnemingen, werd door mij de vermoedelijke werkwijze van de dader(s) vastgesteld. Vanaf de openbare weg was het hekwerk aan de rechterzijde vrij te bereiken. In het hekwerk werd een gat geknipt waardoor de toegang tot de achterzijde van woning werd verkregen. Uit informatie van de bewoner bleek dat middels de huissleutels die aan de fiets hingen de toegang tot de woning werd verkregen en dat tevens de poort hiermee werd ontsloten.
Bewijsmiddelen in het bijzonder t.a.v. feiten 1, 2 en 3
[verbalisant 2] [6] , gerechtelijk commissaris, Officier van Gerechtelijke Politie (België), relateerde op 23 april 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Resultaten observatie:
Op 11 april 2012 om 00:18 uur komt er een auto achteruit op de oprit van de woning aan [adres 3] te [gemeente] gereden. De wagen houdt stil voor de deur. Een man die wij herkennen als [medeverdachte 1] (geboren [1992] ) stapt langs de bestuurderszijde uit het voertuig en gaat de woning binnen. Meer dan waarschijnlijk gaat het hier om een voertuig van het merk Citroën, type C8. Om 00:24 uur zien we een man die we herkennen als [medeverdachte 2] ( [1987] ) de woning verlaten. Hij wacht aan de achterkant van de wagen. Vervolgens verlaten ook twee manspersonen de woning, die we herkennen als [medeverdachte 1] en [verdachte] ( [1985] ). [verdachte] opent de wagen (meer dan waarschijnlijk Citroën C8) en stapt in het voertuig aan de bestuurderszijde. [medeverdachte 1] neemt plaats in de wagen aan de passagierszijde. Het is niet duidelijk waar te nemen of [medeverdachte 2] plaatsneemt in het voertuig. Om 00:26 uur rijdt de wagen de oprit af. Om 06:27 uur komt er een auto achteruit de oprit van de woning opgereden. De wagen stopt aan de deur. Twee personen stappen uit het voertuig en begeven zich naar de kofferbak van de wagen. We herkennen beide personen als [verdachte] en [medeverdachte 2] . De kofferbak wordt geopend en beide personen laden voorwerpen uit en zetten deze tegen de gevel van het huis naast de deur. [medeverdachte 2] stapt terug in het voertuig aan de passagierszijde. De wagen verlaat onmiddellijk daarop de oprit. Doordat het voertuig zo snel vertrekt, is het meer dan waarschijnlijk dat de bestuurder in het voertuig is blijven zitten. [verdachte] opent de deur en neemt een rugzak en een zak mee naar binnen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] komen om 06:41 uur aan de woning aan. Om 17:14 uur verlaat [medeverdachte 1] zijn woning en laat de deur open staan. Om 17:50 uur komt hij terug aan zijn woning aan met dezelfde wagen als welke om 06:27 uur halt hield aan zijn woning. Hij is in het gezelschap van [medeverdachte 3] ( [1992] ). Beide personen gaan de woning binnen. [medeverdachte 3] draagt een zak in zijn handen. Om 18:10 uur verlaat [verdachte] de woning. Hij vertrekt met de wagen. Om 18:32 uur komt [verdachte] terug aan de woning aan met dezelfde wagen. Om 19:10 uur verlaat [medeverdachte 1] de woning. [medeverdachte 1] stapt in de wagen en rijdt weg. Om 19:26 uur rijdt dezelfde wagen opnieuw de oprit op. [medeverdachte 1] stapt uit de wagen. Hij gaat de woning binnen. Het voertuig blijft op de oprit van de woning staan tot en met de interventie van de Lokale Politie [gemeente] . Het voertuig aangehaald om 6:27 uur, 17:50 uur, 18:32 uur en 19:26 uur betreft steeds hetzelfde voertuig. Op basis van de koplampen en het achterlicht stellen we vast dat het voertuig grote gelijkenissen vertoont met een voertuig van het merk Audi type A4.
[verbalisant 3] en [verbalisant 4] [7] , respectievelijk hoofdinspecteur en inspecteur van de dienst Recherche, behorende tot de PZ [gemeente] (België) relateerden op 12 april 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 april 2012 omstreeks 19:30 zijn wij met patrouille te [gemeente] . Wij passeren de woning [adres 3] alwaar [medeverdachte 1] woont. Wij weten dat [medeverdachte 1] een goede kameraad is van [verdachte] . Wij weten dat betrokkenen die op dat pand komen meermaals gebruik maken van gestolen voertuigen. Wij stellen vast dat voor de deur van het appartement [adres 3] een blauwe Audi met het Nederlands [kenteken 1] staat geparkeerd. Uit navraag van dit kenteken bij de Nederlandse collega’s blijkt dat dit voertuig afgelopen nacht gestolen werd te Geldrop. Wij begeven ons naar het appartement van [medeverdachte 1] . Binnen treffen wij [verdachte] aan.
[verbalisant 5] [8] , rechercheur OGP/HPK van de dienst Recherche, behorende tot de PZ [gemeente] (België) relateerde op 16 april 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Tijdens het technisch onderzoek werd in de koffer van het voertuig merk Audi A4 met [chassisnummer] een zwarte kleine handtas van het merk Cobain aangetroffen, inhoudende een zwart alarmpistool van het merk GAP kal. 8 mm. Tevens werden bij dat onderzoek de volgende voorwerpen aangetroffen: een geneesmiddelenvoorschrift op naam van [slachtoffer 2] , (vermoedelijk) uitgeschreven door [dokter] ; een faxbericht van de KvK West-Brabant aan [bedrijf 1] ; een bloedgroepenkaart op naam van [slachtoffer 1] [1959] bloedgroep A+, [adres 4] ; een codicil voor dezelfde persoon. Ook werd in de koffer een laptop Packard Bell Easy Note aangetroffen. Wij hebben de rechtmatige eigenaar van het voertuig, [slachtoffer 3] , kunnen bereiken. Deze is het voertuig op 13 april 2012 komen ophalen. [slachtoffer 3] heeft buiten zijn voertuig ook de laptop terug in ontvangst genomen. Zijn gestolen Xbox met vier besturingsconsoles en zeventien spelletjes samen met twee ING-pasjes en het rijbewijs op naam van zijn vrouw hebben wij hem ook overhandigd.
[slachtoffer 1] [9] werd op 24 april 2012 verhoord en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Mijn polstasje is op 11 april 2012 ontvreemd met de overval. Hierin zaten mijn bloedgroepenkaart en mijn donorcodicil. Mijn naam en mijn geboortedatum staan op de bloedgroepkaart. Mogelijk dat mijn oude adres [adres 4] nog op de bloedgroepkaart staat vermeld. U vertelt mij dat in België een tas is aangetroffen van het merk Cobain. Tijdens de overval op 11 april 2012 is een tas van mijn vrouw van het merk Cobain weggehaald. U vertelt mij dat in België een geneesmiddelenvoorschrift is aangetroffen op naam van mijn echtgenote mevrouw [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] , vermoedelijk uitgeschreven door [dokter] . Dat geneesmiddelenvoorschrift is voor mijn schoonmoeder bestemd namelijk [persoon 1] . Dit geneesmiddelenvoorschrift kan ik me goed herinneren. U vertelt mij dat in België een formulier van de Kamer van Koophandel West-Brabant aan “ [bedrijf 1] ” is aangetroffen. Ja, mij schiet nu te binnen dat dit in mijn polstasje zat. […] Ik zag dat de twee overvallers beiden een pistool hadden. De grote overvaller hoorde ik tegen mij zeggen: “Shut up, or I’ll shoot your wife in the head”. Dit werd tegen mij gezegd, omdat ik aan het schreeuwen was.
[slachtoffer 2] [10] verklaarde op 26 april 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
U toont mij foto’s die u heeft ontvangen van de Belgische politie. Ik herken op de getoonde foto het polstasje van mijn man. Ik heb het een paar keer per week in mijn handen. Op een andere foto herken ik de spullen die in het polstasje van mijn man zaten. Het betreft zijn donorcodicil en bloedgroepenkaart, een uittreksel van de Kamer van Koophandel op naam van ons bedrijf ‘ [bedrijf 1] ’. Ook zie ik een recept van mijn moeder op de foto. […] Op een andere foto zie ik een bivakmuts. Dit is een soortgelijke bivakmuts als de overvallers tijdens de overval op ons droegen. Het betreft een bivakmuts met één groot gat waardoor ogen en de neus door hetzelfde gat zichtbaar waren. De kleur van de bivakmutsen was zwart. Deze die u mij toont is ook zwart van kleur.
[verbalisant 3] [11] , hoofdinspecteur van de dienst Recherche, behorende tot de PZ [gemeente] (België) relateerde op 17 april 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Met toestemming van de bewoner [medeverdachte 1] wordt op 11 april 2012 een huiszoeking verricht op het adres [adres 3] te [gemeente] . In de woonkamer, op stoelen die rond een tafel staan, hangt kledij. Op een van de stoelen hangt een jas met een zwarte bivakmuts in de binnenzak. Op een andere stoel ligt onder meer een zwarte bivakmuts.
[verbalisant 3] [12] , hoofdinspecteur van de dienst Recherche, behorende tot de PZ [gemeente] (België) relateerde op 16 mei 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Wij leggen de goederen die nog dienstig zijn voor nader sporenonderzoek neer ter Griffie Turnhout.
De bijgevoegde
Inventaris der inbeslaggenomen goederen [13] vermeldt onder meer:
Dossiernummer: 039/2012 van onderzoeksrechter De Munck te Turnhout. Opsomming der in beslag genomen goederen:
01 zwarte bivakmuts aangetroffen op eetkamerstoel.
01 zwarte bivakmuts aangetroffen in binnenzak grijze, gescheurde jas.
Prof. Dr. L. Michiels [14] , gerechtelijk deskundige, Biomedisch Onderzoeksinstituut (BIOMED) van de Universiteit Hasselt (België), rapporteerde op op 2 juli 2012 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Magistraat: DE MUNCK M. - Dossiernr: 039/12.
Het vermoedelijk DNA-profiel van een mannelijke hoofddonor kon afgeleid worden van het gemengd DNA-profiel bekomen voor een zwarte bivakmuts (F12.889.031; OS TU.2012.2265 post 1). Dit afgeleide DNA-profiel stemt overeen met het DNA- profiel van [medeverdachte 2] . De overige allelen in het DNA-mengprofiel kunnen worden toegewezen aan [verdachte] . De bekomen resultaten van een statische evaluatie ondersteunen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de hypothese dat [medeverdachte 2] heeft bijgedragen als hoofddonor en [verdachte] heeft bijgedragen als mededonor van dit gemengd biologisch spoor, eerder dan twee willekeurige personen niet verwant aan [medeverdachte 2] en [verdachte] . […]
Een gemengd DNA-profiel van vier donoren werd bekomen voor een zwarte bivakmuts (F12.889.031; OS TU.2012.2265 post 2). Dit DNA mengprofiel kan samengesteld worden uit de DNA-profielen bekomen voor [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . Daarnaast worden nog enkele bijkomende allelen met lage intensiteit van een mogelijke vierde donor vastgesteld. De bekomen resultaten van een statistische evaluatie ondersteunen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de hypothese dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben bijgedragen als mededonoren van dit gemengd biologisch spoor, eerder dan drie willekeurige personen niet verwant aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] .
[medeverdachte 1] [15] werd op 4 mei 2012 door de Belgische politie als verdachte gehoord en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 10 april 2012 rond middernacht kwamen [verdachte] met [medeverdachte 2] naar mij thuis. Kort na middernacht zijn wij vertrokken met een zilverkleurige Citroën. [verdachte] was bestuurder. We zijn in woonwijken aan het rondrijden geweest met de bedoeling een diefstal te plegen. We wilden naar huis rijden met een mooie auto. Op een bepaald ogenblik reden we een landbouwweg in, een verharde zandweg. [verdachte] stopte bij een woning met aan de rechterkant een hele grote mooie houten poort. Daarvoor stond een Audi geparkeerd. Aan de rechterkant van de woning was er een paadje dat dicht begroeid was. Via het paadje zijn we naar de achterkant van de woning gelopen. Daar kwamen we aan een soort hek dat de tuin afscheidde van het paadje, een soort gaaswerk. [verdachte] begon met de zijkant van die draadjes los te maken waardoor er een opening kwam in het hek. We gingen de achtertuin in. Er stond een fiets waaraan de sleutels hingen van de woning. [verdachte] maakte met die sleutel de achterdeur open. We liepen naar binnen. Ik zag de Audi- sleutel liggen op de keukentafel. [verdachte] nam de sleutel van mij over. [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn verder de woning ingelopen en ik bleef op de uitkijk in de achtertuin. Tien minuten later kwamen [verdachte] en [medeverdachte 2] buiten met een X-box, een flatscreen- televisie, een tiental spelletjes voor een X-box en ikzelf heb toen nog een laptop genomen die in de keuken stond. Via de grote houten poort zijn we naar de oprit gelopen. Deze poort was op slot maar aan de sleutelbos die we bij de fiets aantroffen, hing ook de sleutel van de poort. Ik deed de kofferbak open. Ik legde de X-box en de laptop in de kofferbak. [verdachte] en [medeverdachte 2] legden de televisie op de achterbank. [verdachte] stapte in de Audi en [medeverdachte 2] en ik stapten in de Citroën. [verdachte] reed voorop en ik bestuurde de Citroën. We zijn naar het station van Neerpelt gereden. Daar parkeerde ik de Citroën. [medeverdachte 2] en ik stapten in de Audi. We zijn naar mij thuis gereden. Rond 05.00 uur zijn we volgens mij aan mijn woning aangekomen. Ik bleef in de wagen zitten. [verdachte] stapte met [medeverdachte 2] uit. De kofferbak werd opengedaan en de X-box met de spelletjes werden door beiden uitgeladen. [verdachte] nam dit alles mee naar boven. Ik ben blijven zitten en [medeverdachte 2] nam plaats in de Audi als bijrijder. Ik reed weg richting nachtwinkel. […] Voorafgaand aan de diefstal van de Audi reden [verdachte] en [medeverdachte 2] en ik naar een woning. Het was steeds [verdachte] die bestuurde. [verdachte] parkeerde de Citroën. Ik bleef bij de auto. [verdachte] en [medeverdachte 2] stapten naar een woning waar een Volvo stond geparkeerd. Op het ogenblik dat ze vertrokken hadden ze niets op hun hoofd. Mogelijk hadden ze bivakmutsen in hun zakken zitten. U vraagt mij waarom ik spontaan bivakmutsen zeg. Dit komt omdat ik bij terugkomst in mijn woning vaststelde dat er twee bivakmutsen type scooterhelm op mijn grote tafel lagen. Het was zoiets met één open vizier dus niet met aparte openingen. Beide mutsen werden ook bij de zoeking inbeslaggenomen. Volgens mij zijn ze langs de achterkant in de woning binnengedrongen. Ik hoorde kort nadat ze uit mijn zicht waren een alarm afgaan van de woning. Ik ben blijven wachten en hoorde vanuit de woning een schreeuw van een vrouw. Vijf minuten later kwamen [verdachte] en [medeverdachte 2] keihard aangerend. We zijn in de Citroën gesprongen. [medeverdachte 2] had een handtas bij zich op het ogenblik dat ze kwamen aangerend, volgens mij met een grijsachtige kleur. Op het ogenblik dat [verdachte] wegreed haalde [medeverdachte 2] geldbiljetten en munten uit de handtas. Ongeveer vier straten verder werd de handtas door [medeverdachte 2] buitengesmeten. Ze vertelden mij dat het fout was gelopen. [verdachte] zei me dat de mensen wakker waren geworden en waren begonnen te gillen en roepen. [verdachte] zou tegen de mensen gezegd hebben dat hij hen niets wilde doen maar dat ze de autosleutels wilden hebben. [verdachte] zei dat de man mee naar beneden is gegaan en [verdachte] hem naar zijn autosleutels vroeg. Uiteindelijk zouden ze enkel de handtas hebben kunnen meegraaien en zijn ze toen gaan lopen.
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] [16] relateerden op 12 mei 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 april 2012, omstreeks 18.10, waren wij ter plaatse op [adres 5] te Bergeijk. Aldaar werden wij aangesproken door de bewoner van [adres 5] te Bergeijk. Wij hoorden dat zijn dochter, die middag omstreeks 16.00 uur, twee tassen en een portemonnee zag liggen in de voortuin bij de buren van [adres 5] 11. Wij zagen dat in de voortuin twee tassen lagen. Wij zagen dat er ook een losse portemonnee bij lag. Vervolgens heb ik, [verbalisant 6] , de portemonnee geopend. Ik zag dat er een visitekaartje in de portemonnee zat en dat hierop stond: [adres 1] Luyksgestel.
Overwegingen
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de overval in Luyksgestel alsmede dat verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak en de diefstal van de Audi A4 in Geldrop.
Door de verdediging is aangevoerd dat op grond van het verslag van de observaties niet kan worden vastgesteld dat de door de verbalisanten waargenomen personenauto een Audi A4 betreft en dat evenmin vast staat dat verbalisanten op de in het verslag opgesomde tijdstippen telkens dezelfde personenauto hebben waargenomen. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Immers aan het slot van het observatieverslag wordt opgemerkt dat het voertuig aangehaald om 6:27 uur (het voertuig dat de oprit oprijdt en waaruit verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] stappen), hetzelfde voertuig betreft als het voertuig dat om 17:50 uur, 18:32 uur en 19:26 uur wordt waargenomen. De verbalisanten stellen op basis van de koplampen en het achterlicht vast dat het voertuig grote gelijkenissen vertoont met een Audi A4. De rechtbank is van oordeel dat hieruit genoegzaam volgt dat de observerende verbalisanten wel degelijk goed hebben gekeken en aandacht hebben gehad voor de specifieke uiterlijke kenmerken van de personenauto’s bij de woning van [medeverdachte 1] . Weliswaar wordt er door verbalisanten een bepaalde conclusie getrokken, maar de rechtbank ziet geen aanleiding aan de juistheid van de waarnemingen van de verbalisanten en de op grond daarvan getrokken conclusie te twijfelen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] omstreeks 19:30 uur de woning van [medeverdachte 1] passeren en vaststellen dat voor de deur de gestolen Audi A4 met [kenteken 1] staat geparkeerd. Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, waarvan met name het verslag van de observaties en het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , staat naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast dat de personenauto die in de vroege ochtend van 11 april 2012 bij de woning van [medeverdachte 1] komt aangereden, waaruit verdachte en [medeverdachte 2] stappen en waaruit zij spullen laden, de in Geldrop gestolen Audi A4 betreft die in de vroege avond van die 11e april 2012 nog steeds (of weer) bij de woning wordt aangetroffen.
Op 11 april 2012 omstreeks 20:00 uur worden verdachte en [medeverdachte 1] in de woning van [medeverdachte 1] aangehouden door de Belgische politie. Tevens neemt de politie in beslag de Audi A4 met het [kenteken 1] . In de Audi worden goederen aangetroffen die zijn gestolen bij de heer en mevrouw [slachtoffer 1] , waaronder een bloedgroepenkaart en een donorcodicil op naam van de heer [slachtoffer 1] . Daarnaast wordt er in de Audi een zwart alarmpistool aangetroffen in een zwart tasje dat wordt herkend door [slachtoffer 1] als de tas van zijn vrouw. In de woning van [medeverdachte 1] wordt een tweetal bivakmutsen en in de afzuigkap de contactsleutel van de Audi aangetroffen. De bivakmutsen worden bemonsterd. In beide mutsen worden gemengde DNA profielen aangetroffen. Bij één muts is het veel waarschijnlijker dat verdachte en [medeverdachte 2] de donoren van het mengprofiel zijn dan dat er andere donoren zijn. Bij de andere muts is het veel waarschijnlijker dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de donoren zijn dan willekeurige derden.
Naar aanleiding van het aantreffen van de bivakmutsen en het daarin aangetroffen DNA materiaal verklaart verdachte dat de aangetroffen mutsen scootermutsen zijn, dat hij vaak bij [medeverdachte 1] kwam, dat hij wel eens een scooter bereed en dat het kan zijn dat hij daarbij één van de scootermutsen heeft gedragen. Tegenover de beweringen van verdachte en zijn ontkennende verklaring staan de waarnemingen van de observanten, het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , het feit dat in de Audi goederen zijn aangetroffen die afkomstig zijn van de overval in Luyksgestel en de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 1] .
Met betrekking tot de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de Audi A4 op 11 april 2012 in het centrum van [gemeente] heeft gekocht van jongens die hij verder niet in deze zaak wenst te betrekken en dat hij deze Audi A4 op diezelfde dag tussen 17.00 uur en 18.00 uur heeft geparkeerd bij [medeverdachte 1] voor de deur, overweegt de rechtbank als volgt. Tegenover deze verklaring van verdachte, die de rechtbank niet kan verifiëren, omdat verdachte geen namen wil noemen, staan, ook hier, de waarnemingen van de Belgische verbalisanten die verdachte al om 6:27 uur – op de oprit van de woning van [medeverdachte 1] – uit de betreffende Audi A4 zien stappen en spullen uit zien laden. Bovendien staat tegenover de, niet verifieerbare, verklaring van verdachte de uitgebreide en gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 1] , die bevestiging vindt in en ondersteund wordt door verschillende bewijsmiddelen. Zo verklaart [medeverdachte 1] gedetailleerd dat hij verdachte en [medeverdachte 2] in de nachtelijke uren naar een woning in Luyksgestel ziet gaan, dat hij een vrouw hoort gillen en verdachte en [medeverdachte 2] terug ziet komen en dat [medeverdachte 2] een handtas bij zich heeft met daarin nog een klein tasje. Ook de inbraak in de woning in Geldrop en de diefstal van de Audi A4 wordt bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] beschrijft gedetailleerd hoe verdachte het gaaswerk heeft omgebogen, dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de tuin zijn ingegaan en dat met behulp van een valse sleutel de deur is opengemaakt, dat in de woning een contactsleutel van een Audi is aangetroffen en dat er een Audi op de oprit van de woning stond geparkeerd.
Uit de opsomming van de bewijsmiddelen blijkt dat er naast de verklaringen van [medeverdachte 1] voldoende steunbewijs is en tevens dat het oordeel van de rechtbank, dat verdachte betrokken is bij de ten laste gelegde feiten, niet in beslissende mate steunt op de verklaringen van [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van het standpunt van de verdediging dat de verklaringen van [medeverdachte 1] niet betrouwbaar zijn, merkt de rechtbank op dat [medeverdachte 1] weliswaar op onderdelen wisselend verklaart, maar dat die veranderingen geen betrekking hebben op de aanwezigheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten en overigens ook geen aanleiding geven te twijfelen aan de aanwezigheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 11 april 2012 te Luyksgestel, gemeente Bergeijk, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, aldaar gelegen aan [adres 1] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee tasjes en autopapieren en identiteitspapieren en geld en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die tasjes en autopapieren en identiteitspapieren en geld en sleutels onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten het openbreken van een raam, en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een pistool, althans een gelijkend voorwerp, heeft getoond en dit heeft gericht op die [slachtoffer 1] en hen heeft gemaand rustig te blijven;
2.
op 11 april 2012 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, aldaar gelegen aan [adres 2] , heeft weggenomen een televisie en laptop en fotocamera en X-box en geld en autosleutel, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten het verbreken van een hekwerk en een valse sleutel;
3.
hij op 11 april 2012 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Audi, type A4), toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een ontvreemde autosleutel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 maanden. Bij het bepalen van de strafmaat heeft zij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, alsmede met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit en zich niet uitgelaten over een straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover die uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting bekend zijn geworden.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is, samen met zijn mededader, in de nachtelijke uren binnengedrongen in een woning, kennelijk met de bedoeling om aldaar de autosleutels te bemachtigen en de op de oprit geparkeerde auto buit te maken. Toen het inbraakalarm afging, hebben verdachte en zijn mededader de bewoners van de woning onder bedreiging van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) gemaand kalm te blijven, waarna zij er met een aantal tasjes vandoor zijn gegaan. Vervolgens is verdachte met zijn mededaders doorgereden naar een andere woning waar zij hebben ingebroken, waardevolle goederen hebben weggenomen en een auto hebben ontvreemd.
Uit de slachtofferverklaringen die zich in het dossier bevinden, blijkt welke grote gevolgen de overval in hun woning op de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gehad. De slachtoffers zijn in hun slaapkamer bedreigd door gewapende mannen met bivakmutsen op. Hun is hierdoor veel leed aangedaan. De slachtoffers hebben angstige momenten moeten doorstaan. Na de overval hebben beiden lange tijd slecht geslapen. Ook ervaarden zij veel spanning en hielden zij last van een bovenmatige alertheid. Bovenal is hun gevoel van privacy en veiligheid in hun eigen woning sterk aangetast. Dit terwijl de woning juist bij uitstek de plaats is waar men zich veilig moet kunnen voelen.
Ook naar algemene ervaringsregels geldt dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven, maar ook van woninginbraken, nog lange tijd nadien gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Daarnaast brengen dergelijke misdrijven voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van de gevolgen voor de slachtoffers niets aangetrokken. Hij heeft er door zijn gedrag blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en – belangrijker – hij heeft er blijk van gegeven geen enkele eerbied te hebben voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen behoeften en belangen. De rechtbank rekent verdachte deze uiterst kwalijke feiten zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De rechtbank houdt, op grond van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, echter ook rekening met het gegeven dat verdachte door deze rechtbank is veroordeeld nadat de onderhavige feiten zijn gepleegd. Uitgaande van de oriëntatiepunten en rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, acht de rechtbank in beginsel passend een gevangenisstraf van 44 maanden.
De officier van justitie en de raadsman hebben beiden naar voren gebracht dat rekening dient te worden gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
De rechtbank stelt voorop dat de termijn aanvangt op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de termijn in de onderhavige zaak aangevangen op 24 april 2014, te weten de dag waarop de inleidende dagvaarding in deze zaak voor de eerste maal werd uitgebracht en waarop een kennisgeving van die dagvaarding aan de raadsman werd verzonden.
De behandeling in eerste aanleg is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen.
Gelet op de aanvang van de redelijke termijn op 24 april 2014, het eindvonnis van
1 september 2016 en de afwezigheid van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak met ruim 4 maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg dient te hebben dat de op te leggen gevangenisstraf met 5% wordt gematigd. In plaats van een gevangenisstraf van 44 maanden, zal de rechtbank daarom een gevangenisstraf van 42 maanden aan de verdachte opleggen.
De rechtbank legt een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

t.a.v. feit 1:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en door twee of meer verenigde personen;t.a.v. feit 2:diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels;

t.a.v. feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.

t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden

Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A.J. Zijlstra, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. Susijn, griffier,
en is uitgesproken op 1 september 2016.

Voetnoten

1.Paginanummers zoals hierna vermeld, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar het proces-verbaal “Einddossier Buidelmees” van de politie Oost-Brabant, gezamenlijke recherche Valkenswaard, dossiernummer PL2233120515, afgesloten d.d. 27 maart 2013, doorgenummerd (rechts bovenin) van pagina 1 tot en met 1557.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 11 april 2012, pagina’s 616 tot en met 618.
3.Pagina’s 622 en 623.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 11 april 2012, pagina’s 1086, 1087, 1091 en 1092.
5.Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 1] d.d. 11 april 2012, pagina’s 1094 en 1095.
6.Een geschrift met opschrift “Pro Justitia – navolgend proces-verbaal 002177/2012 – 23-04-2012 –TU.17.L6.002192/2012 – Parket PK Turnhout”, inhoudende de resultaten van een observatie zoals gerelateerd door [verbalisant 2] , gerechtelijk commissaris, Officier van Gerechtelijke Politie (België), pagina’s 685 en 686.
7.Een geschrift met opschrift “Pro Justitia – aanvankelijk pv nr.: HA.16.L2.001380/2012 dd: 12/04/2012 – Lokale Politie 5371 [gemeente] ”, inhoudende bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , respectievelijk hoofdinspecteur en inspecteur van de dienst Recherche, behorende tot de PZ [gemeente] (België), pagina’s 680 en 681.
8.Een geschrift met opschrift “Pro Justitia – navolgend pv (GF) – navolgend nr.: 001518/12 dd : 16/04/2012”, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 5] , rechercheur OGP/HPK van de dienst Recherche, behorende tot de PZ [gemeente] (België), pagina’s 1101 tot en met 1104.
9.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 24 april 2012, pagina’s 626 tot en met 628.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 26 april 2012, pagina’s 878 tot en met 880.
11.Een geschrift met opschrift “Pro Justitia – navolgend pv (GF) – navolgend nr.: 001435/12 dd : 12/04/2012”, pagina’s 698 en 700.
12.Een geschrift met opschrift “Pro Justitia – navolgend pv (GF) – navolgend nr.: 002028/12 dd : 16/05/2012”, pagina 865.
13.Pagina’s 866 en 867.
14.Een geschrift met opschrift ‘Universiteit Hasselt – Biomedisch Onderzoeksinstituut - Verslag DNA onderzoek MICL-F12.889 van 02.07.2012 door Prof. Dr. Luc Michiels, Gerechtelijk Deskundige, dossiernummer 039/12’, inhoudende een rapportage naar aanleiding van een vergelijkend DNA-onderzoek d.d. 2 juli 2012, opgemaakt en ondertekend door Prof. Dr. L. Michiels, gerechtelijk deskundige in België, pagina’s 845 tot en met 852.
15.Een geschrift met opschrift “Federale Gerechtelijke Politie - 3939 – Bijlage 1 aan PV 002364/2012 - verhoorblad”, inhoudende het verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 4 mei 2012 door rechercheurs van de dienst Federale Gerechtelijke Politie (België), pagina’s 940 tot en met 943.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] d.d. 12 mei 2012, pagina 672.