ECLI:NL:RBOBR:2016:5042

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
C/01/300203 / HA ZA 15-741
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Reikwijdte zorgplicht van assurantietussenpersoon in civiele aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Producx B.V. en een financieel dienstverlener, [gedaagde sub 1]. Producx vorderde schadevergoeding van [gedaagde sub 1] wegens schending van de zorgplicht als assurantietussenpersoon. De feiten van de zaak zijn als volgt: Producx, een groothandel in bloemen en planten, had via [gedaagde sub 1] zakelijke verzekeringen afgesloten. Na een schadegeval met rotte waterlelies, die niet verzekerd bleken te zijn, stelde Producx [gedaagde sub 1] aansprakelijk. De rechtbank diende te beoordelen of [gedaagde sub 1] zijn zorgplicht had geschonden.

De rechtbank oordeelde dat Producx niet had aangetoond dat [gedaagde sub 1] op de hoogte had moeten zijn van de specifieke risico's die Producx liep, zoals het importeren van producten uit China. De rechtbank concludeerde dat Producx zelf een mededelingsplicht had en dat zij niet had voldaan aan deze verplichting door relevante informatie over haar bedrijfsvoering niet te delen. Hierdoor kon [gedaagde sub 1] niet verweten worden dat hij niet op de hoogte was van deze risico's. De rechtbank wees de vorderingen van Producx af en veroordeelde haar in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de reikwijdte van de zorgplicht van assurantietussenpersonen en de verantwoordelijkheden van de verzekeringnemer om relevante informatie te verstrekken. De rechtbank stelde vast dat de zorgplicht niet in abstracto kan worden beoordeeld, maar afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van het geval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/300203 / HA ZA 15-741
Vonnis van 14 september 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRODUCX B.V.,
gevestigd te Oirschot,
eiseres,
advocaat mr. M.C.A. Geerts te Oirschot,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. P.M. Leerink te Deventer.
Partijen zullen hierna Producx, [gedaagde sub 1 tot en met sub 5] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 januari 2016;
  • het proces-verbaal van comparitie van 6 april 2016 en de schriftelijke opmerkingen van
partijen aangaande de in het proces-verbaal opgenomen verklaringen;
  • de akte uitlaten voortgang procedure van Producx met producties;
  • de antwoordakte van [gedaagde sub 1 tot en met sub 5] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Producx is een onderneming die een groothandel in bloemen en planten exploiteert. Zij koopt de bloemen en/of planten projectmatig in, voegt ze samen en pakt ze in. Het eindproduct wordt onder eigen label verkocht. Tot haar klanten behoren discounters als Aldi en Lidl. De onderneming is eigendom van de heer [eigenaar Producx B.V.] , hierna te noemen [eigenaar Producx B.V.] . Hij is de onderneming in 2005 gestart als eenmanszaak. In 2007 is de onderneming ondergebracht in de besloten vennootschap Producx B.V.. De omzet is in de afgelopen jaren gegroeid van 0 tot € 2.200.000,00 per jaar.
2.2.
[gedaagde sub 1] is een financieel dienstverlener die onder meer bemiddelt en adviseert in zakelijke schadeverzekeringen. Een van de vennoten is [gedaagde sub 3] .
2.3.
[eigenaar Producx B.V.] heeft in 2005 door tussenkomst van [gedaagde sub 1] alle zakelijke verzekeringen voor zijn onderneming gesloten. Deze maken deel uit van het zogeheten Aegon Zakenpakket. [gedaagde sub 3] onderhield vanaf 2005 met [eigenaar Producx B.V.] periodiek contact over deze verzekeringen.
2.4.
Eind januari 2015 ontving Producx een lading waterlelies van een leverancier uit China. De lelies bleken rot te zijn, zodat ze niet verpakt konden worden tot eindproduct. Dit heeft geleid tot een schadepost voor Producx, die zij gemeld heeft bij [gedaagde sub 1] . Het Aegon Zakenpakket biedt voor deze schade geen dekking.
2.5.
Bij brief van 11 mei 2015 heeft Producx aan [gedaagde sub 1] meegedeeld haar wegens schending van haar zorgplicht als assurantietussenpersoon aansprakelijk te stellen voor de schade die Producx daardoor heeft geleden. In haar e-mail van 26 mei 2015 heeft [gedaagde sub 1] aan Producx meegedeeld alle aansprakelijkheid af te wijzen.

3.Het geschil

De vordering

3.1.
Producx vordert samengevat –
1. vast te stellen dat [gedaagde sub 1 tot en met sub 5] gezamenlijk en ieder voor zich als vennoot
hun zorgplicht als assurantietussenpersoon van Producx hebben geschonden,
althans vast te stellen dat [gedaagde sub 3] zijn zorgplicht heeft geschonden;
2. veroordeling van [gedaagde sub 1 tot en met sub 5] , hoofdelijk, tot betaling van € 103.645,46
(115.772 USD) vermeerderd met handelsrente;
3. veroordeling van [gedaagde sub 1 tot en met sub 5] , hoofdelijk, tot betaling van € 1.380,20
wegens buitengerechtelijke incassokosten;
4. een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met een proceskostenveroordeling.
3.2.
Producx legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] , althans [gedaagde sub 3] de op haar/hem als assurantietussenpersoon rustende zorgplicht heeft geschonden. Zij voert ter onderbouwing van die stelling het navolgende aan.
3.2.1.
[eigenaar Producx B.V.] heeft aan [gedaagde sub 1] de opdracht gegeven om te zorgen dat alle verzekeringen die nodig zijn voor “veilig ondernemen” gesloten worden, zodat hij zo min mogelijk risico liep. Aan die opdracht is niet voldaan. De schade als gevolg van de levering van de rotte waterlelies is veroorzaakt tijdens het transport vanuit China. [gedaagde sub 1] had er voor dienen te zorgen dat een transportverzekering was gesloten die deze schade zou hebben gedekt. Zij heeft immers een langdurige vertrouwensrelatie met Producx en weet uit dien hoofde, althans behoort dat te weten, welke activiteiten Producx onderneemt.
3.2.2.
De maatstaf voor de zorgplicht voor een assurantietussenpersoon is onder meer weergegeven in de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 11 januari 2011 in rechtsoverweging 4.4 (ECLI:NL:GHSHE:2011:BP3896). Hetzelfde gaat in deze zaak op. [gedaagde sub 3] heeft aangegeven dat hij niet wist op welke schaal goederen werden ingekocht en verkocht door Producx. Dat hij dat niet wist, is [gedaagde sub 1] aan te rekenen. Producx mag er immers op vertrouwen dat [gedaagde sub 3] weet welke activiteiten zij onderneemt. Hij kwam geregeld op het bedrijf en stelde dan vragen. Zij hoeft niet te weten welke vragen er gesteld moeten worden en welke informatie relevant is. Het is juist aan [gedaagde sub 3] om de nodige vragen te stellen en informatie te vergaren, zodat hij volledig op de hoogte is en haar op de juiste wijze kan adviseren over het dekken van risico’s. Hij had onder meer moeten vragen welke activiteiten zij verricht, hoe zij aan haar producten komt, waar deze vandaan komen, hoe het gaat met aansprakelijkheid en transport, of zij produceert en wat haar omzet is.
3.2.3.
Zij heeft inmiddels een all risk transportverzekering gesloten tegen een premie van USD 2.000,00 per jaar. In de polis van deze verzekering is bepaald dat “indien bij het uitpakken respectievelijk controleren blijkt dat de zaken beschadigd zijn, deze schade, dit verlies, geacht zal worden te zijn ontstaan gedurende de verzekerde reis…” Zij zou op grond van deze polis aanspraak op vergoeding van haar schade hebben gehad. Het causale verband staat daarmee vast.
Het verweer
3.3.
[gedaagde sub 1 tot en met sub 5] concludeert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Producx in haar vordering niet ontvankelijk zal verklaren dan wel deze af zal wijzen, met veroordeling van Producx in de kosten van deze procedure. Zij voert de volgende verweren.
3.3.1
De zakelijke relatie tussen [gedaagde sub 3] en Producx was een gewone zakelijke relatie en geen bijzondere vertrouwensrelatie. [gedaagde sub 3] werd ook niet als vertrouwenspersoon gezien of ingeschakeld. [eigenaar Producx B.V.] heeft niet de opdracht gegeven om alle eventueel verzekerbare risico’s in kaart te brengen en te verzekeren. De opdracht was om een offerte op te vragen voor de strikt noodzakelijke verzekeringen voor de op te starten onderneming en dit zo goedkoop mogelijk aan te bieden.
3.3.2
Tijdens de periodieke besprekingen heeft [gedaagde sub 3] telkens de vraag gesteld of er nog wijzigingen waren in de onderneming die hij moest weten voor de juiste verzekeringen. In die gesprekken werden de lopende polissen doorgenomen om te bezien of deze nog voldoende passend waren voor de onderneming. Het gesprek werd altijd afgesloten met de vraag of er nog behoefte bestond aan uitbreiding of aanvulling van de verzekeringen. In de loop van de tijd zijn er aanpassingen doorgevoerd in het zakenpakket. Verzekerde sommen zijn verhoogd, mede omdat de omzet van de onderneming toenam.
3.3.3.
[gedaagde sub 3] was er niet mee bekend dat Producx zaken deed met China. Hij was er ook niet mee bekend dat de omzet is gegroeid tot € 2.200.000,00 per jaar. [eigenaar Producx B.V.] heeft dat niet aan [gedaagde sub 3] verteld. Hij heeft [gedaagde sub 3] alleen verteld dat hij zaken deed met leveranciers uit Limburg en later op kleine schaal ook zaken deed met Duitsland en België. Nooit is aan de orde gekomen dat [eigenaar Producx B.V.] ook zaken deed buiten de EU.
3.3.4.
Producx schetst een onjuist beeld van de omvang van de zorgplicht van een tussenpersoon. De beantwoording van de vraag of de zorgplicht is geschonden dient plaats te vinden met inachtneming van alle relevante omstandigheden. De mate van in acht te nemen zorg hangt af van alle concrete omstandigheden van het geval en de inhoud van de opdracht. Het aannemen van een spontane adviseringsplicht (dus zonder concrete opdracht of vraagstelling en zonder een afgesproken beloning) kan alleen aan de orde zijn als er duidelijke en concrete aanwijzingen zijn die maken dat een redelijk handelend adviseur een bepaald risico aan de orde moet stellen omdat voor hem of haar duidelijk is dat de adviseur zich de belangen van de klant hoort aan te trekken.
3.3.5.
Bij het afsluiten van het zakenpakket in 2005 is de mogelijkheid van een goederentransportverzekering aan de orde geweest. Daar is toen niet voor gekozen.
[eigenaar Producx B.V.] neemt als ondernemer zelf de beslissingen over inkoop en verkoop en de wijze van transport en verzekering van de levering van goederen. Het is heel goed mogelijk en bij kleinere bedrijven ook gangbaar om dit zodanig te regelen dat de leverancier het transport regelt en verzekert of dat de koper zelf een transporteur inschakelt en daar een transportverzekeringsdekking sluit. [eigenaar Producx B.V.] is nimmer bij [gedaagde sub 3] over het transportrisico begonnen. [gedaagde sub 3] mocht aannemen dat [eigenaar Producx B.V.] wist hoe hij dit met de leverancier/afnemer/transporteur moest regelen.
3.3.6.
Een doorlopende goederentransportverzekering zoals Producx die thans heeft gesloten, behoort niet tot het standaard verzekeringspakket van een startende ondernemer, ook niet als het gaat om een groothandel. Het betreft immers een dure maatwerkverzekering die alleen noodzakelijk is als de ondernemer met regelmaat goederen van enige waarde op zijn risico laat vervoeren. Over een dergelijke dure maatwerkverzekering is nooit gesproken. [gedaagde sub 3] heeft die mogelijkheid ook niet zelf ter sprake gebracht. Hij hoefde dat ook niet te doen omdat er simpelweg geen concrete aanleiding voor was en [eigenaar Producx B.V.] ook nimmer een vraag aan [gedaagde sub 3] heeft gesteld over het verzekeren van het goederentransport.
3.3.7.
[gedaagde sub 1 tot en met sub 5] concludeert op grond van het voorgaande dat van schending van zorgplicht geen sprake is. Zij voert verder als verweer dat het causaal verband tussen de verweten gedraging en de schade niet is aangetoond. Zij betwist in dit verband dat sprake is van transportschade en dat de schade onder de door Producx onlangs gesloten doorlopende . goederentransportverzekering zou zijn vergoed. Zij wijst er verder op dat de leverancier kennelijk het vervoer en de transportverzekering heeft gesloten.

4.De beoordeling

4.1.
Producx heeft haar stelling dat [eigenaar Producx B.V.] bij de start van zijn onderneming in 2005 aan [gedaagde sub 1] de opdracht heeft gegeven om te zorgen dat alle verzekeringen die nodig zijn voor “veilig ondernemen” gesloten worden, zodat hij zo min mogelijk risico liep, niet onderbouwd. Niet is aangegeven welke mededelingen in dat kader door [eigenaar Producx B.V.] zijn gedaan en wanneer. Ter comparitie heeft [eigenaar Producx B.V.] bovendien erkend dat voor hem als startend ondernemer bij het afsluiten van de verzekeringen het kostenaspect een belangrijke rol speelde. Dat ligt ook voor de hand bij een onderneming waarvan nog niet duidelijk is of het een succes zal worden. De rechtbank zal er daarom hierna van uitgaan dat de opdracht luidde, zoals [gedaagde sub 1 tot en met sub 5] heeft gesteld, om een offerte op te vragen voor de strikt noodzakelijke verzekeringen en dit zo goedkoop mogelijk aan te bieden.
4.2.
Dat er tussen Producx en [gedaagde sub 1] , althans [gedaagde sub 3] sprake was van een bijzondere vertrouwensrelatie, in ieder geval sprake was van meer dan een zakelijke relatie is, in aanmerking genomen de betwisting op dit punt door [gedaagde sub 1 tot en met sub 5] , niet komen vast te staan. De rechtbank kan Producx niet volgen in haar stelling dat de enkele omstandigheid dat [eigenaar Producx B.V.] zich eerder al in privé voor te sluiten verzekeringen tot [gedaagde sub 1] heeft gewend, grond oplevert om een bijzondere vertrouwensrelatie tussen Producx en [gedaagde sub 1] , althans [gedaagde sub 3] aan te nemen.
4.3.
Door Producx is weliswaar gesteld dat [gedaagde sub 1] weet welke activiteiten zij onderneemt, daarmee suggererend dat [gedaagde sub 1] wist dat zij producten uit China haalt, maar zij heeft nagelaten aan te geven hoe [gedaagde sub 1] dat te weten is kunnen komen. Zij heeft in ieder geval aan haar vordering niet ten grondslag gelegd dat zij aan [gedaagde sub 1] heeft meegedeeld dat zij producten uit China haalt. Vast staat dat [eigenaar Producx B.V.] niet vanaf het begin in 2005 de producten aldaar inkocht. [eigenaar Producx B.V.] heeft volgens zijn eigen verklaring ter comparitie aangegeven dat hij vanaf 2007 waterlelies uit China haalde, dat hij daar trots op was en daarom tegen eenieder vertelde dat hij zijn producten zelfs uit China haalde. Volgens [eigenaar Producx B.V.] kan het niet anders zijn dan dat hij dat ook aan [gedaagde sub 3] heeft verteld, die vanaf 2009 nagenoeg jaarlijks op het bedrijf kwam om de zaken door te spreken en dan ook vragen stelde. [gedaagde sub 3] ontkent dat [eigenaar Producx B.V.] hem ooit heeft meegedeeld dat hij producten uit China haalt. Hij is daarvan voor het eerst op de hoogte geraakt door de schademelding. Hij wijst er verder op dat [eigenaar Producx B.V.] al een keer eerder een belangrijke wijziging niet tijdig heeft gemeld, te weten de wijziging van rechtsvorm van de onderneming in 2007. Daarvan heeft [eigenaar Producx B.V.] voor het eerst in 2009 melding gemaakt, aldus [gedaagde sub 3] .
4.4.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er in deze procedure niet vanuit kan worden gegaan dat [eigenaar Producx B.V.] aan [gedaagde sub 3] heeft meegedeeld dat hij producten uit China haalt. De ter zitting door [eigenaar Producx B.V.] afgelegde verklaring die er op neerkomt dat hij dit aan eenieder vertelde en dus ook aan [gedaagde sub 3] moet hebben verteld, is weinig concreet en laat de mogelijkheid open dat hij heeft verzuimd dit aan [gedaagde sub 3] mee te delen. Er zijn voor het overige door Producx geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat [gedaagde sub 3] , en daarmee [gedaagde sub 1] , vóór de schademelding door Producx ervan op de hoogte was dat Producx producten uit China haalt. Aan bewijslevering op dit punt wordt daarom niet toegekomen.
4.5.
De beoordeling van het geschil spitst zich daarmee toe op de beantwoording van de vraag of [gedaagde sub 3] – en daarmee [gedaagde sub 1] - er, zoals Producx stelt, een verwijt van kan worden gemaakt dat hij dit niet wist. Het gaat dan meer in het bijzonder om de reikwijdte van de door een assurantietussenpersoon als [gedaagde sub 1] in acht te nemen zorgplicht. De rechtbank wijst er vooraf op dat niet in abstracto kan worden gezegd wat van een redelijk handelend assurantietussenpersoon in een concreet geval aan zorg kan worden verwacht. De beantwoording van de vraag of de zorgplicht is geschonden dient plaats te vinden met inachtneming van alle relevante omstandigheden. Daarbij heeft tevens te gelden dat uit de jurisprudentie niet voortvloeit dat er voor een zelfstandige mededelingsplicht van verzekeringnemer c.q. verzekerde geen plaats meer zou zijn.
4.6.
Het is vaste jurisprudentie dat een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot verwacht mag worden. In het door Producx aangehaalde
arrest van 11 januari 2011 (zie 3.2.2.) heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch daaraan de navolgende maatstaf toegevoegd. “Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Een assurantietussenpersoon dient – zeker in het geval alle verzekeringen van het bedrijf ondergebracht zijn in een tot zijn portefeuille behorende verzekering (…..) – daarbij actief te handelen en als deskundige op het gebied van verzekeringen zijn verzekeringnemers te waarschuwen in geval van grote onderverzekering of het geheel niet verzekerd zijn van relevante schades. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben.”
4.7.
Producx heeft dit arrest aangehaald om de reikwijdte van de zorgplicht in het onderhavige geval te illustreren. Zij spreekt in dit verband van een vergelijkbare casus. De rechtbank kan haar daarin niet volgen. Essentieel voor de reikwijdte van de zorgplicht in de zaak waarover door het gerechtshof is beslist, is immers de bijzondere omstandigheid dat de assurantietussenpersoon een bank is, die tevens de huisbankier is van de verzekeringnemer. Op grond van dit laatste had de tussenpersoon er, aldus het gerechtshof, in redelijkheid rekening mee moeten dat er bij verzekeringnemer het vertrouwen kon ontstaan dat de tussenpersoon ook van bepaalde feitelijke situaties op het bedrijf op de hoogte was. Een dergelijke bijzondere omstandigheid doet zich in het onderhavige geval niet voor. De rechtbank heeft hiervoor immers al overwogen dat zij niet aannemelijk acht dat er sprake is geweest van een meer dan zakelijke relatie tussen [eigenaar Producx B.V.] en [gedaagde sub 3] (zie 4.2.). Die zakelijke relatie is beperkt tot het adviseren over en bemiddelen bij het sluiten van het verzekeringspakket voor de onderneming.
4.8.
Vast staat dat bij de start van de onderneming in 2005 in het Aegon Zakenpakket geen goederentransportverzekering is opgenomen. [eigenaar Producx B.V.] heeft ter comparitie erkend dat een dergelijke verzekering toen niet nodig was, omdat in Europa de vervoerder verzekerd is. Niet gesteld en evenmin gebleken is dat [gedaagde sub 1] met het toen aangeboden pakket haar zorgplicht heeft geschonden. Als onbetwist, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, is verder komen vast te staan dat [gedaagde sub 3] tijdens periodieke besprekingen, in ieder geval vanaf 2009, heeft gevraagd of er nog wijzigingen waren in de onderneming die hij moest weten voor de juiste verzekeringen en dat het gesprek altijd werd afgesloten met de vraag of er nog behoefte bestond aan uitbreiding of aanvulling van de verzekeringen. Vast staat dat die vragen [eigenaar Producx B.V.] er niet toe hebben gebracht [gedaagde sub 3] over relevante ontwikkelingen binnen de onderneming, zoals bijvoorbeeld het halen van producten uit China te informeren. Niet gesteld en evenmin gebleken is dat [eigenaar Producx B.V.] [gedaagde sub 3] tijdens die gesprekken heeft geïnformeerd over de omzetstijging tot
€ 2.200.000,00.
4.9.
Voor zover Producx zich op het standpunt stelt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt over het niet informeren over de relevante ontwikkelingen binnen de onderneming, omdat [gedaagde sub 3] niet de juiste vragen heeft gesteld (zie 3.2.2), kan de rechtbank haar daarin niet volgen. Het moge zo zijn dat [gedaagde sub 3] bij een nog jonge onderneming gerichtere vragen had kunnen stellen over omzetontwikkeling en waar de producten vandaan komen, dat ontslaat [eigenaar Producx B.V.] als ondernemer er echter niet van om spontaan, in antwoord op algemene vragen over wijzigingen in de onderneming die relevant kunnen zijn voor het verzekeringspakket, over relevante ontwikkelingen mededelingen te doen. [eigenaar Producx B.V.] moet immers als ondernemer in staat worden geacht te kunnen onderkennen of ontwikkelingen binnen de onderneming tot al dan niet te verzekeren risico’s voor de onderneming leiden en dat het daarom relevant is om daarover mededeling te doen aan de assurantietussenpersoon. De verantwoordelijkheid voor het onderkennen van te verzekeren risico’s binnen de onderneming kan hij in ieder geval niet primair bij de assurantietussenpersoon [gedaagde sub 3] leggen. Bovendien moet hij zich redelijkerwijs hebben gerealiseerd dat [gedaagde sub 3] bij het op de juiste wijze adviseren over het dekken van risico’s afhankelijk is van het verstrekken van informatie daarover door hem. Uit de stukken en het onderzoek ter comparitie is overigens gebleken dat [eigenaar Producx B.V.] zich zeer wel bewust is van de risico’s in zijn onderneming en een duidelijk standpunt inneemt over welke risico’s hij wel of niet wil verzekeren.
4.10.
De slotsom luidt dat, nu [eigenaar Producx B.V.] - en daarmee Producx- de zelfstandige mededelingsplicht heeft geschonden, [gedaagde sub 3] - en daarmee [gedaagde sub 1] - er geen verwijt van kan worden gemaakt dat hij niet wist dat Producx producten uit China haalt.
Dat betekent dat er van schending van de zorgplicht, zoals door Producx gesteld, geen sprake kan zijn. Het gevorderde is daarom niet toewijsbaar. De rechtbank komt dan ook niet meer toe aan bespreking van het verweer dat het causaal verband ontbreekt.
4.11.
Producx zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1 tot en met sub 5] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 3864,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.706,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Producx in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1 tot en met sub 5] tot op heden begroot op € 6.706,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2016.