ECLI:NL:RBOBR:2016:5043

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
01/865024-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid en poging tot verkrachting

Op 15 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere seksuele delicten, waaronder feitelijke aanranding van de eerbaarheid en poging tot verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 25 februari 2016 tot en met 28 februari 2016 in Eindhoven meerdere vrouwen heeft aangerand. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dwingen van deze vrouwen tot het dulden van ontuchtige handelingen door geweld of bedreiging. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, waarbij de modus operandi van de verdachte telkens overeenkwam met de beschrijvingen van de slachtoffers. De verdachte is op heterdaad betrapt na een poging tot verkrachting van een van de slachtoffers, waarbij hij ook geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 730 dagen, waarvan 515 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, maar heeft de ernst van de gepleegde feiten zwaar laten wegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865024-16
Datum uitspraak: 15 september 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte 1] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2016 en 1 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 mei 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(feit 1 ibs)
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 februari 2016 tot en met 27 februari 2016 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost Brabant
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (onder andere) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen
immers heeft hij, verdachte, (telkens)
- ( op 25 februari 2016) die [slachtoffer 3] , door (onverhoeds)(vlak) achter haar te gaan staan en/of (onverhoeds) (van achteren) vast te pakken, gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling bestaande uit het (onverhoeds) knijpen en/of grijpen en/of vastpakken en/of betasten van/in/bij/ter hoogte van het kruis van [slachtoffer 3] en/of - (op 26 februari 2016) [slachtoffer 1] , door (onverhoeds) (vlak) achter haar te gaan staan en/of (onverhoeds) (van achteren) vast te pakken, gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling bestaande uit het (onverhoeds) knijpen
en/of grijpen en/of vastpakken en/of betasten van/in/bij/ter hoogte van het
kruis van [slachtoffer 1] en/of
- ( op 27 februari 2016) [slachtoffer 5] , door (onverhoeds) (vlak) achter haar te gaan staan en/of (onverhoeds) (van achteren) bij/in de billen te pakken en/of te knijpen, althans aan te raken, gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling bestaande uit het (onverhoeds) knijpen en/of vastpakken en/of betasten van de billen van [slachtoffer 5] en/of
- ( op 27 februari 2016) [slachtoffer 4] , door (onverhoeds) (vlak) achter haar
te gaan staan en/of (onverhoeds) (van achteren) bij/in de billen te pakken
en/of te knijpen, althans aan te raken, gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling bestaande uit het (onverhoeds) knijpen en/of vastpakken en/of betasten van de billen van [slachtoffer 4] en/of
- ( op 27 februari 2016) die [slachtoffer 2] door (onverhoeds)(vlak) achter haar te
gaan staan en/of (onverhoeds) (van achteren) vast te pakken, gedwongen tot het
dulden vaneen ontuchtige handeling bestaande uit het (onverhoeds) knijpen
en/of grijpen en/of vastpakken en/of betasten van/in/bij/ter hoogte van het
kruis van die Hertog;
2.
hij
op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 25 februari 2016 tot en met 28 februari 2016 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost Brabant
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrij(f)(ven)
om (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen
- ( op 25 februari 2016) achter [slachtoffer 6] is aangelopen en/of (vervolgens) op [slachtoffer 6] is afgerend en/of [slachtoffer 6] (vervolgens) bij haar armen, althans haar lichaam, heeft vastgegrepen en/of
- ( op 28 februari 2016) achter [slachtoffer 7] is aangefietst en/of (vervolgens) de toegangspoort van de woning van [slachtoffer 7] heeft opengeduwd (toen [slachtoffer 7] deze wilde sluiten)
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrij(f)(ven) niet is voltooid;
3.
(feit 2 ibs)
hij
op of omstreeks 28 februari 2016 te Eindhoven, althans het arrondissement Oost Brabant
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 8] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 8]
- is hij, verdachte, [slachtoffer 8] naar haar woning gevolgd en/of
- heeft hij, verdachte, [slachtoffer 8] van achteren benaderd en/of (vervolgens) bij haar armen vastgepakt en/of
- heeft hij, verdachte, tegen [slachtoffer 8] gezegd 'ik wil je neuken' of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- heeft hij, verdachte, (toen [slachtoffer 8] om hulp riep) zijn hand voor de mond van [slachtoffer 8] gedaan en/of
- heeft hij, verdachte, [slachtoffer 8] in/bij/ter hoogte van haar kruis geknepen en/of gegrepen en/of vastgepakt en/of betast
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 28 februari 2016 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost Brabant
door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handelingen
bestaande uit het (onverhoeds) knijpen en/of grijpen en/of vastpakken en/of betasten van/in/bij/ter hoogte van het kruis van [slachtoffer 8]
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkheden uit
- het vastpakken van en/of stoeien met [slachtoffer 8] en/of
- het toevoegen van de woorden 'ik wil je neuken' of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het doen van zijn, verdachtes hand voor de mond van [slachtoffer 8] ;
4.
hij op of omstreeks 02 oktober 2015 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een (buiten)spiegel van een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Bronnen.

Ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
 een dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche, met registratienummer PL 2100-2016103888, afgesloten d.d. 10 mei 2016, aantal doorgenummerde bladzijden: 166 (hierna te noemen PV 1);
 de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 1 september 2016.
Ten aanzien van feit 4:
 een dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, dienst Eindhoven, met registratienummer PL 2100-2015220102, afgesloten d.d. 4 oktober 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 22 (hierna te noemen PV 2);
 de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 1 september 2016.
Inleiding feiten 1, 2 en 3:
Op zondag 28 februari 2016 omstreeks 00.30 uur werd door [slachtoffer 8] telefonisch gemeld dat zojuist iemand haar probeerde te verkrachten in haar achtertuin aan [adres 2] . Ter plaatse werd een man in bedwang gehouden. Het bleek om verdachte te gaan. De melding van aangeefster [slachtoffer 8] is de laatste van een aantal meldingen tot aanranding in de periode van 25 februari 2016 tot en met 28 februari 2016 in Eindhoven, waarbij de modus operandi en het opgegeven signalement van de dader telkens vrijwel identiek was.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle aan verdachte ten laste gelegde feiten (ten aanzien van feit 3 het primair ten laste gelegde) wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bewijsmiddelen welke zich in het dossier bevinden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe is van mening dat verdachte ten aanzien van feit 1 voor wat betreft de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] dient te worden vrijgesproken, voor wat betreft aangeefster [slachtoffer 4] refereert de raadsvrouwe zich en voor wat betreft de aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kan verdachte worden veroordeeld.
Ten aanzien van feit 2 dient verdachte zowel voor wat betreft [slachtoffer 6] als [slachtoffer 7] te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 3 dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. Feit 4 heeft verdachte volledig bekend en kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 28 februari 2016 te 00.30 uur was gaan rondfietsen op zoek naar een meisje. Hij had er een soort spelletje van gemaakt: het aanraken van vrouwelijke (seksuele) lichaamsdelen. Hij was dat spelletje drie dagen aan het doen. Het was een verslaving en daarom ging hij er mee door. [1] Hij heeft ongeveer 6 tot 7 meisjes aangeraakt. Dan liep hij gewoon weer weg. [2]
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer 1] heeft op 29 februari 2016 onder meer het volgende verklaard: [3]
Vrijdag 26 februari 2016 omstreeks 23.00 uur stond ik te wachten op het busstation bij het centraal station in Eindhoven. Van rechts kwam een jongen aanlopen. De jongen deed zijn hand tussen mijn benen. Ik duwde hem weg en hij rende ook weg. Hij pakte mij zo hoog mogelijk tussen mijn benen, van voren. Hij zei niks toen hij mij vastpakte. Signalement: vooraan in de 20, lang haar, skater look, baard, donker blond haar, slordige kleren, los/wijd, 1.68 iets groter. Zag er onverzorgd uit, los haar, beetje slag. Postuur: dun. Hij ging dus met zijn hand tussen mijn benen, voelde en toen ik dat voelde duwde ik hem meteen weg.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 1 september 2016 verklaard dat hij [slachtoffer 1] geprobeerd heeft in haar kruis te grijpen. Hij heeft haar bij haar buik aangeraakt.
[slachtoffer 2] heeft op 29 februari 2016 onder meer het volgende verklaard: [4]
Ik liep op 27 februari 2016 te 16.20-16.41 uur naar de supermarkt Albert Heijn (Tongelresestraat) te Eindhoven en werd van achteren vastgegrepen. Ik kreeg een arm om mijn gezicht en voelde een hand die mij bij mijn ladyparts greep. Ik dacht echt dat ik aangerand werd. Hij liet ineens los en fietste weg. De dader droeg skaterschoenen, was donker gekleed (slobberkleding, soort skaterjongen), had blond lag haar, een beetje golvend, een tenger/mager postuur en rond de 1.75m. Hij heeft mij boven mijn kleding vastgepakt bij mijn vagina en daarin geknepen.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 1 september 2016
bekenddat hij [slachtoffer 2] bij/in haar vagina heeft gegrepen/geknepen en dat de verklaring van [slachtoffer 2] juist is.
[slachtoffer 3] heeft op 8 en 15 maart 2016 onder meer het volgende verklaard: [5]
Ik werd op 25 februari 2016 omstreeks 21.45 uur achtervolgd door een man, lang haar, zwerverstype. Ter hoogte van District S, een sportcentrum te Eindhoven, besprong hij mij. Ik begon te schreeuwen en hij pakte me bij mijn schouders met zijn beide armen. Hij deed een arm om mij heen en pakte me bij mijn kruis, bij mijn gat. Ik schreeuwde en kon mij niet losrukken. Op een gegeven moment liet hij mij los, liep weg en bleef mij heel doordringend aankijken. Signalement: donkere jas, donkergrijze broek soort joggingstof, donkere schoenen, donkere muts, blank, zwerverstype/onverzorgd, lange haren, blond met beetje slag erin.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 1 september 2016
bekenddat hij [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en bij haar kruis heeft vastgegrepen en betast.
[slachtoffer 4] heeft d.d. 4 maart 2016 onder meer het volgende verklaard: [6]
Op zaterdag 27 februari 2016 te 16.00 uur ging ik boodschappen doen bij de Albert Heijn op de Insulindelaan in Eindhoven. Op het moment dat ik door de poortjes liep, voelde ik een handstreling over mijn rug van boven naar beneden gaan. Alsof je een geliefde aanraakt. Nadat ik achter de jongen aan geroepen had dat hij normaal moest doen, ben ik verder gaan winkelen. Signalement: kleiner dan 1.78 m, blauwkleurig joggingbroek, lang donkerblond haar, baseballpet, beetje een baard. Hij was smal en zijn haar was tot over zijn schouders.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 1 september 2016
bekenddat hij [slachtoffer 4] over haar rug heeft gestreeld en eindigde bij haar billen.
[slachtoffer 5] heeft d.d. 7 maart 2016 onder meer het volgende verklaard: [7]
Op zaterdag 27 februari 2016 tussen 15.45-16.30 uur stond ik bij de stoplichten op de kruising Tongelresestraat-Insulindelaan te Eindhoven. Ik voelde ineens dat een persoon in mijn billen kneep. Deze persoon rende weg. Hij kneep in beide billen. Met beide handen. Signalement: 1.70-1.75 m, smalle jongen, 23-27 jaar, opvallend lang blond haar, stoffen muts, wijde broek en wijde jas.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 1 september 2016 verklaard dat hij [slachtoffer 5] bij de onderkant van haar rug heeft aangeraakt.
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer 6] heeft op 3 maart 2016 onder meer verklaard: [8]
Ik doe aangifte van poging tot aanranding op 25 februari 2016 omstreeks 21.30 uur. Een man liep heel dicht achter mij. Ik heb hem even niet meer gezien. Ik zag hem vervolgens staan. Ik zag hem op mij af komen rennen. Ik heb me meteen helemaal omgedraaid en hij greep mij vast. Ik ben gaan duwen en schreeuwen, hij ging achteruit en hij liet los. Hij kwam meteen terug om mij vast te grijpen. Ik ben gaan schreeuwen en heb hem weer weggeduwd en toen is hij weggerend. Hij heeft mij bij mijn bovenlichaam vastgegrepen. Signalement: 1.70m, lang haar, beetje slag, ongeschoren gezicht, donkere kleding, onverzorgd/slordig, eind 20 jaar.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting d.d. 1 september 2016 verklaard dat hij niets met deze zaak te maken heeft. Meer specifiek heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij in de aangifte heeft gelezen dat de dader haar vastpakte en dat dat iets is wat hijzelf nooit deed.
[slachtoffer 7] heeft tegenover verbalisanten op 5 maart 2016 onder meer verklaard: [9]
Dat zij op 28 februari 2016 met een vriendin op de Roostenlaan te Eindhoven fietste. Dat zij toen een onbekende man zag fietsen. Toen zij met haar sleutel de poort opende en haar fiets op de achterplaats zette en vervolgens de poort dicht wilde doen, werd de poort tegengehouden. Vervolgens werd deze opengeduwd door de onbekende man die zij eerder had zien fietsen. De man zei niets. Zij begon te gillen en rende naar de woning. Haar vader kwam naar buiten gerend en kennelijk is de man toen op de vlucht geslagen.
Signalement: blank, 27 jaar, 1.70 m, normaal postuur, baard, lang blond/bruin haar, muts zwart, donkere jas, oude fiets.
Verdachte heeft op 1 september 2016 ter terechtzitting verklaard dat hij achter [slachtoffer 7] is aangefietst en de poort open heeft gedaan. Daarna is hij weer weggefietst.
Bij de politie heeft verdachte nog verklaard dat hij haar wilde aanraken, maar daar de kans niet voor kreeg. [10]
Ten aanzien van feit 3:
[slachtoffer 8] heeft op 28 februari 2016 onder meer verklaard: [11]
Op 28 februari 2016 kwam een man met capuchon langzaam voorbij fietsen. Vervolgens stond de man ineens achter mij in de achtertuin. De man zei niets. Ik liep om mijn fiets heen, de man ook. Hij stond toen voor mij en zei: “Ik wil je neuken” of “ Ik ga je neuken”. Toen ontstond er een worsteling. Ik begon op het raam te bonken en te schreeuwen: “Hij wil me verkrachten, help”. De man probeerde zijn hand voor mijn mond te houden en graaide in mijn kruis, maar ik kon zijn hand weghalen. Toen kwam er ineens een jongen, de dader schrok hiervan. De jongen gooide zijn fiets neer en tackelde de verdachte en hield hem daar tot de politie kwam. Ik heb om 00.28 uur de politie gebeld. Het is tussen 00.15 en 00.28 uur gebeurd. De man heeft mij betast over mijn kleding. Hij kneep vol in mijn vagina. Ik realiseerde mij dat de man mij echt wilde verkrachten, omdat hij dat ook zei van dat neuken.
Proces-verbaal van bevindingen met de beschrijving van camerabeelden waarop [slachtoffer 8] wordt herkend door verbalisanten en waarop te zien is dat zij op een afstand van 5-9 meter door een man, in het donker gekleed, met een capuchon over zijn hoofd, waardoor haarddracht niet te zien was, wordt gevolgd in de richting van [adres 3] . [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 1 september 2016 verklaard dat hij die avond iets seksueels wilde van [slachtoffer 8] , geen rekening met haar hield, doorging ondanks dat zij tegenstribbelde en dat hij niet kan uitsluiten dat hij haar zou hebben verkracht.
Ten aanzien van feit 4:
Namens [slachtoffer 9] is aangifte van vernieling gedaan op 3 oktober 2015. Verklaard is onder meer het volgende:
Op 2 oktober 2015 stond de grijze BMW type 3ER Reihe, 3181 Sedan, [kenteken] geparkeerd aan de [adres 4] te Eindhoven. De auto was in goede staat en had geen schade. Op 3 oktober 2015 omstreeks 9.00 uur zag ik dat de linker spiegel vernield was en dat er stukjes spiegel op de grond lagen en dat de spiegel was omgeklapt. [13]
Verdachte heeft ter zitting d.d. 1 september 2016 verklaard dat hij op of omstreeks 2 oktober 2015 in Eindhoven de auto van [slachtoffer 9] opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield door tegen de buitenspiegel van de auto te trappen.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
De rechtbank stelt op grond van de hierboven opgenomen aangiftes vast dat zowel de modus operandi bij alle voorvallen als het door aangeefsters opgegeven signalement van de dader vrijwel identiek aan elkaar zijn, waarbij vooral in het oog springt de haardracht van de dader (lang (donker)blond met beetje slag) welke identiek is aan de haardracht van de verdachte en zijn postuur, zoals de rechtbank uit eigen waarneming ter zitting d.d. 1 september 2016 heeft kunnen vaststellen.
De delicten waarbij [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] zijn betrokken, zijn omstreeks dezelfde tijd gepleegd. De drie locaties waar deze delicten hebben plaatsgevonden, liggen bij elkaar en in de omgeving van de woning van verdachte. [14] De zaak tegen [slachtoffer 2] heeft verdachte ter zitting bekend.
Voorts zijn de delicten tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] begonnen bij het station Neckerspoel Eindhoven, waarna deze laatste twee delicten direct na elkaar zijn gepleegd. Het delict tegen [slachtoffer 7] en het delict tegen [slachtoffer 8] , waarna verdachte op heterdaad is aangehouden, zijn eveneens omstreeks dezelfde tijd, direct na elkaar gepleegd en de locaties liggen bij elkaar in de buurt. [15] Verdachte heeft de zaak tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] ter zitting (deels) bekend.
De rechtbank heeft gelet op de gedetailleerdheid van de verklaringen van [slachtoffer 1]
, [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] geen reden te twijfelen aan hun verklaringen en gaat uit van de juistheid hiervan, ook voor wat betreft de feitelijke handelingen die bij hen zijn verricht.
De rechtbank concludeert dat het, gelet op de sterk overeenkomende modus operandi, de door aangeefsters opgegeven signalementen, de direct opvolgende tijdstippen en de locaties die bij elkaar in de buurt liggen, verdachte is geweest die alle aan hem onder feit 1 en 2 ten laste gelegde delicten heeft begaan. Verdachtes (deels) ontkennende verklaring acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig.
Ten aanzien van feit 3:
De omstandigheid dat verdachte zich niet alle handelingen en bewoordingen herinnert, staat niet in de weg aan een bewezenverklaring. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op de vraag van aangeefster (“Wat wil je?”) heeft gereageerd door iets in een seksuele trant tegen haar te zeggen. [16] De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar, ook voor wat betreft de geuite woorden: “Ik wil/ga je neuken”, het graaien in het kruis en het knijpen in haar vagina, het haar de mond snoeren en het geweld. Aangeefster heeft in haar aangifte (p. 87-91) consistent verklaard.
Primair wordt verdachte een poging tot verkrachting ten laste gelegd. Poging tot een misdrijf is strafbaar indien het voornemen van de dader tot het plegen van dat misdrijf zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Concreet betekent dit dat verdachte opzet moet hebben gehad op de verkrachting van aangeefster en voorts dat sprake moet zijn van feitelijke handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn op voltooiing daarvan.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat aan deze vereisten is voldaan. Verdachte heeft immers tegen aangeefster gezegd dat hij haar wilde of ging neuken en heeft dienovereenkomstig dat doel een begin van uitvoering van dat misdrijf gemaakt. Verdachte heeft aangeefster naar haar woning gevolgd, is haar van achteren dicht genaderd, heeft tegen haar gezegd dat hij haar wilde of ging neuken, heeft haar vastgepakt, heeft zijn hand op haar mond gelegd toen zij om hulp riep, heeft gegraaid in haar kruis, heeft met zijn hand in haar vagina geknepen en heeft haar de weg geblokkeerd. Deze gedragingen, in onderlinge samenhang bezien met de geuite bewoordingen, vormen een begin van uitvoering en zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de voltooiing van het voorgenomen delict. Daarbij heeft de rechtbank ook gelet op het dwingende karakter van de gedragingen en de opbouw in ernst van de door verdachte gepleegde seksuele delicten in de dagen voorafgaand aan dit delict.
Daar komt nog bij dat verdachte ter terechtzitting d.d. 1 september 2016 heeft verklaard
dat hij die avond iets seksueels wilde van het meisje, geen rekening met haar hield, doorging ondanks dat zij tegenstribbelde en dat hij niet kan uitsluiten dat hij haar zou hebben verkracht.
Ten aanzien van alle feiten:
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank de feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd (feit 1), de poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd (feit 2), de poging tot verkrachting (feit 3 primair) en de vernieling (feit 4) wettig en overtuigend bewezen.
Ter terechtzitting van 1 september 2016 heeft de raadsvrouwe van verdachte een aantal bewijsverweren gevoerd. Deze verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen die de rechtbank voor de afzonderlijke feiten heeft gebezigd. Op die verweren zal de rechtbank niet nader ingaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode van 25 februari 2016 tot en met 27 februari 2016 te Eindhoven,
telkens door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen
immers heeft hij, verdachte,
- op 25 februari 2016 [slachtoffer 3] , door onverhoeds vlak achter haar te gaan staan en onverhoeds van achteren vast te pakken, gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling bestaande uit het onverhoeds grijpen en betasten van het kruis van [slachtoffer 3] en - op 26 februari 2016 [slachtoffer 1] gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling bestaande uit het onverhoeds grijpen ter hoogte van het kruis van die [slachtoffer 1] en
- op 27 februari 2016 [slachtoffer 5] , door achter haar te gaan staan en onverhoeds bij de billen te pakken, gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling bestaande uit het onverhoeds vastpakken van de billen van [slachtoffer 5] en
- op 27 februari 2016 [slachtoffer 4] gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling bestaande uit het onverhoeds betasten van de billen van [slachtoffer 4] en
- op 27 februari 2016 die [slachtoffer 2] door onverhoeds haar van achteren vast te pakken, gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling bestaande uit het onverhoeds grijpen ter hoogte van het kruis van [slachtoffer 2] ;
2.
op tijdstippen, in de periode van 25 februari 2016 tot en met 28 februari 2016 te Eindhoven,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om telkens door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen
- op 25 februari 2016 achter [slachtoffer 6] is aangelopen en vervolgens op [slachtoffer 6] is afgerend en [slachtoffer 6] vervolgens bij haar armen heeft vastgegrepen en
- op 28 februari 2016 achter [slachtoffer 7] is aangefietst en vervolgens de toegangspoort bij de woning van [slachtoffer 7] heeft opengeduwd toen [slachtoffer 7] deze wilde sluiten
terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet is voltooid;
3. op 28 februari 2016 te Eindhoven,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
door geweld en (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 8] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 8]
- is hij, verdachte, [slachtoffer 8] naar haar woning gevolgd en
- heeft hij, verdachte, [slachtoffer 8] van achteren benaderd en vervolgens bij haar armen vastgepakt en
- heeft hij, verdachte, tegen [slachtoffer 8] gezegd 'ik wil je neuken' of woorden van gelijke aard en/of strekking en
- heeft hij, verdachte, toen [slachtoffer 8] om hulp riep, zijn hand voor de mond van [slachtoffer 8] gedaan en
- heeft hij, verdachte, [slachtoffer 8] ter hoogte van haar kruis geknepen en gegrepen
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
4.
omstreeks 02 oktober 2015 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een (buiten)spiegel van een auto, toebehorende aan [slachtoffer 9] , heeft vernield.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 1095 dagen, waarvan 880 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaar (48 maanden) en met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, klinische opname bij FPA De Boog voor maximaal twee jaar, opname in een instelling voor begeleid wonen/beschermd wonen, ambulante behandeling indien nodig en andere voorwaarden het gedrag van veroordeelde betreffende.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe is van mening dat, gelet op de deels gevorderde vrijspraken, een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden kan volstaan, zodat verdachte daarna naar bij zijn ouders kan gaan wonen. Subsidiair kan aan verdachte nog een deels voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd en dan kan verdachte vanuit zijn ouderlijk huis een ambulante behandeling volgen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (poging tot) feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd (feit 1 en 2), een poging tot verkrachting (feit 3) en de vernieling van een personenauto (feit 4). Met name de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte heeft diverse vrouwen in de periode van 25 februari 2016 tot en met 28 februari 2016 gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, oplopend in ernst, met als laatste feit een poging tot verkrachting. Verdachte heeft de betreffende (jonge) vrouwen grote angst aangejaagd door hen (met geweld of een andere feitelijkheid) te dwingen de hierboven beschreven handelingen te ondergaan. Hij heeft hiermee grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast.. Slachtoffers van dit soort feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen soms in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat dit ook in deze zaken het geval is. Verdachte heeft bovendien door het plegen van deze feiten (en het bekend worden van deze feiten) bijgedragen aan maatschappelijke onlustgevoelens dat het voor met name vrouwen niet veilig is op straat. Juist deze veiligheid is in onze samenleving een groot goed en het maken van inbreuk daarop wordt door de rechtbank als zeer kwalijk gezien.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte te kampen heeft met psychische problematiek en dat de feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank baseert dit op het omtrent verdachte d.d. 28 juli 2016 opgestelde psychiatrisch rapport door J.R. Douglas Broers, psychiater, en het omtrent verdachte d.d. 29 juli 2016 opgestelde psychologisch rapport door P.K. Kristensen, GZ-psycholoog. De rechtbank is het eens met de bevindingen van voornoemde rapporteurs en neemt hun conclusies over.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als onder 1, 2 en 3 ten laste gelegd. Verder heeft verdachte er ter zitting blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, namelijk voor de duur van 515 dagen, voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en teneinde zo spoedig mogelijk de noodzakelijk geachte klinische behandeling van zijn psychische problematiek te ondergaan. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen, mede gezien de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7].

Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 500,- (immaterieel).
Er wordt door de benadeelde partij maar een bedrag van € 100,- gevorderd, maar dat is aan de lage kant. In het materiële gedeelte van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de gevorderde vrijspraak dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair dient slechts het immateriële gedeelte zoals verzocht te worden toegewezen. Een verhoging daarvan is niet aan de orde.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, te weten de post materieel (broek).
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde [slachtoffer 6] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 500,-, voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering gelet op de gevorderde vrijspraak. Subsidiair dient de vordering aanzienlijk gematigd te worden nu het gevorderde bedrag niet past bij de geldende jurisprudentie.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat deze vordering geheel dient te worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak voor het primair ten laste gelegde, dient de vordering aanzienlijk te worden gematigd.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in (de hierna te noemen onderdelen van) de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, te weten het overige gedeelte van de post immateriële schade.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van [slachtoffer 9] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat deze vordering geheel dient te worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De vordering dient te worden toegewezen tot het op de factuur vermelde bedrag van
€ 349,13. Het is niet duidelijk wie het overige bedrag op de factuur erbij heeft geschreven en of die schade daadwerkelijk is geleden, zodat de benadeelde partij in dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten materiële schadevergoeding (posten buitenspiegel verwarmd links, afdekking grondverf en spiegelglas) tot een bedrag van € 349,13 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige posten van de vordering. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit,
onder meer aangezien de bewijstukken daarvan ontbreken. Er is een bedrag op de originele factuur bijgekrabbeld, waarvan de rechtbank niet kan vaststellen wie dit bedrag er bij heeft gezet. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 242, 246, 350.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegdT.a.v. feit 2:poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegdT.a.v. feit 3 primair:poging tot verkrachtingT.a.v. feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, vernielen Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4: Gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 515 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis en/of na zijn vrijlating uit detentie moet melden bij de afdeling toezicht van Reclassering Nederland, Houtwal 16d te Zutphen, tel. 088-8041404. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om zich, op basis van de door het NIFP-IFZ/DIZ afgegeven indicatiestelling, op vrijdag 30 september 2016 te laten opnemen in Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) De Boog te Warnsveld, of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ-DIZ, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven; ook als dat inhoudt het volgen van een dagprogramma, het meewerken aan eventueel nader diagnostisch onderzoek en aan blaastesten en/of urinecontroles op middelengebruik. Deze klinische opname mag maximaal 24 maanden duren, of zoveel korter als de betreffende instelling noodzakelijk acht;
- na zijn klinische behandeling zijn volledige medewerking verleent aan een traject richting een instelling voor 24-uurs begeleid of beschermd wonen. Hij wordt dan verplicht daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zijn volledige medewerking verleent aan een aanvullende ambulante forensische behandeling (bij een instelling voor verslavingszorg en/of een in autisme gespecialiseerde instelling) indien dit in de loop van het toezichttraject nodig wordt geacht, zulks ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde volgt dan de aanwijzingen op die hem in het kader van die behandelingen door de betreffende instelling(en) worden gegeven;
- zal toestaan dat Reclassering Nederland door alle hem behandelden of begeleidende instellingen over de behandeling/begeleiding wordt ingelicht. Veroordeelde zal bijzonderheden, van welke aard dan ook, die zijn behadeling of begeleiding kunnen belemmeren, direct aan de reclassering melden, waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 2: Maatregel van schadevergoeding van EUR 100,00 subsidiair 2 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 7] van een bedrag van EUR 100,- (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 100,- immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de [slachtoffer 7] van een bedrag van EUR 100,- (zegge: honderd euro), te weten EUR 100,- immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 2: Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 6] van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 500,- immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan [slachtoffer 6] van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro), te weten EUR 500,- immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 3 primair: Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 8] van een bedrag van EUR 1.000 ,- (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.000,- immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van een bedrag van EUR 1.000,- (zegge: duizend euro), te weten EUR 1.000,- immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 4: Maatregel van schadevergoeding van EUR 349,13 subsidiair 6 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 9] van een bedrag van EUR 349,13 (zegge: driehonderdnegenenveertig euro en dertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 349,13 materiële schadevergoeding (post buitenspiegel verwarmd links, afdekking grondverf en spiegelglas).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan [slachtoffer 9] van een bedrag van EUR 349,13 (zegge: driehonderdnegenenveertig euro en dertien eurocent), te weten EUR 349,13 materiële schadevergoeding (post buitenspiegel verwarmd links, afdekking grondverf en spiegelglas).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers, griffier,
en is uitgesproken op 15 september 2016.

Voetnoten

1.PV 1, blz. 59
2.PV 1, blz. 79
3.PV 1, blz. 114, 115 en 116
4.PV 1, blz. 106-110
5.PV 1, blz. 135, 136 en 142-148
6.PV 1, blz. 119-121
7.PV 1, blz. 129-132
8.Pv 1, blz. 157-160
9.Pv 1, blz. 166
10.PV 1, blz. 83
11.PV 1, blz. 87-91
12.PV 1, blz. 99
13.PV 2, blz. 4 en 5
14.PV 1, blz. 16
15.PV 1, blz. 16 en blz. 18
16.PV 1, blz. 68