Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Omron Europe B.V.,
2. Omron Manufacturing of The Netherlands B.V.,
3. Omron Development and Engineering B.V.,
1.Het procesverloop
2.Het verzoek en het verweer
3.De beoordeling
“1. De ondernemer behoeft de instemming van de ondernemingsraad voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van:
Omron verzoekt thans om vervangende toestemming als bedoeld in artikel 27 lid 4 WOR.
Artikel 8 Wbp luidt, voor zover thans van belang:
“Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien:a. (..) off.de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.”3.4. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft in “Cameratoezicht, Beleidsregels voor de toepassing van bepalingen uit de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet politiegegevens” (versie 28 januari 2016) algemene uitgangspunten voor cameratoezicht geformuleerd.
Artikel 27 lid 4 WOR, artikel 8 Wbp en de uitwerking daarvan door de Autoriteit Persoonsgegevens in deze Beleidsregels vormen het toetsingskader voor het verzoek.
3.5. Uitgangspunt 4 van de Beleidsregels luidt:
“Stel vast dat de inzet van een cameratoezicht noodzakelijk is. De inzet van een camera moet noodzakelijk zijn om de gestelde doeleinden te kunnen bereiken. Hierbij moeten de belangen van de betrokkenen worden meegewogen. Op deze belangen mag namelijk geen onevenredige inbreuk worden gemaakt in verhouding tot de gestelde doeleinden (proportionaliteit). Als de doeleinden bovendien op een andere wijze kunnen worden verwezenlijkt die minder nadelig is voor de betrokkenen, dan is het betreffende cameratoezicht niet toegestaan (subsidiariteit).”3.6. Omron wenst de camerabeveiliging in te voeren omdat sinds kort wordt gewerkt met diefstalgevoelige componenten, bestemd voor de assemblage van IPC’s. De OR heeft betwist dat het om diefstalgevoelige componenten gaat.
Ter zitting is van de zijde van Omron een toelichting gegeven. De harde schijven, memory SDD’s en de processors zijn volgens Omron diefstalgevoelig. De harde schijven en memory SDD’s kunnen door middel van een kliksysteem voor reguliere computers gebruikt worden. Voor de processors is een specifiek moederbord nodig waarin de processor kan worden geplaatst, maar dat is voor de gevorderde hobbyist makkelijk verkrijgbaar. Deze componenten behoeven niet te worden gesoldeerd. Dat geldt wel voor andere componenten die worden verwerkt. Aldus Omron.
Van de zijde van de OR is ter zitting verklaard dat de harddrives niet interessant zijn voor de consumentenmarkt vanwege de te kleine opslagcapaciteit; de meeste laptops bieden een veel grotere opslagcapaciteit. Voor de consument is deze harddrive dus niet interessant. Bovendien is hij moeilijk in te bouwen. Voorts zijn de andere componenten alleen bruikbaar in laptops, maar niet in iedere willekeurige laptop. Bovendien is dat afhankelijk van de interne bios van de laptop. Je moet veel kennis van zaken hebben om te weten wat toepasbaar is in een laptop en op welke wijze dat toepasbaar is. Aldus de OR.
Voorts staat vast dat de inkoopwaarde van de betreffende componenten varieert van € 39,54 tot € 602,99 en dat het gaat om kleine onderdelen, die gemakkelijk ongezien kunnen worden meegenomen.
Omron heeft betoogd dat dat onjuist is; recent zijn verschillende goederen in het bedrijf gestolen. Het gaat dan onder meer om een telefoon en geld. Voorts zijn er in het verleden wel harde schijven en memory sticks ontvreemd.
Tevens heeft Omron aangevoerd dat zij haar personeel in beginsel vertrouwt, maar dat wel in aanmerking moet worden genomen dat er de laatste jaren veel meer tijdelijke en flexibele krachten en uitzendkrachten zijn gekomen; op dit moment is ongeveer een derde van het personeel niet vast in dienst, terwijl dit drie jaar geleden ongeveer 5% was. Ook facilitaire diensten zoals schoonmaak en bezoekers hebben toegang tot de productiehal waarin de componenten zich bevinden.
De kantonrechter is van oordeel dat Omron onder deze omstandigheden een gerechtvaardigd belang heeft bij de inzet van camerabeveiliging zoals voorgenomen, namelijk de bescherming van haar bedrijfseigendommen en de preventie van diefstal.
Omron heeft aangevoerd dat er al wekelijkse tellingen plaatsvinden en dat dagelijkse tellingen disproportioneel tijdrovend zouden zijn. Voorts kan aan de hand van tellingen niet worden vastgesteld wie de componenten heeft meegenomen indien blijkt dat er componenten ontbreken. Ook poortjes en visitatie-steekproeven zijn een minder passend middel, aldus Omron, omdat deze controles tijdrovend zijn en meer medewerking van werknemers en anderen verlangen.
De kantonrechter volgt Omron in dezen. Met tellingen alleen kan niet worden vastgesteld wie er componenten heeft weggenomen als wordt geconstateerd dat er componenten ontbreken. Omron heeft er in een dergelijk geval belang bij te weten wie er componenten heeft weggenomen. Daarnaast is het ook een belang van Omron dat werknemers niet achterdochtig jegens elkaar worden als er componenten zijn verdwenen zonder dat is vast te stellen wie deze heeft weggenomen.
Tevens is voldoende aannemelijk dat andere, voor de werknemers minder nadelige maatregelen minder passend zijn. Visitatie-steekproeven zijn belastend voor werknemers en zijn minder effectief, aangezien ze omzeild kunnen worden als een persoon zich heeft voorgenomen om componenten weg te nemen. Dat geldt ook voor het controleren door middel van poortjes van personen die het bedrijf of de productiehal verlaten.
Het maken van de cameraopnames en het eventuele gebruik van de camerabeelden is aldus strikt toegesneden op het doel, namelijk het beschermen van bedrijfseigendommen en de preventie van diefstal. En de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemers is aldus beperkt.
De kantonrechter is van oordeel dat Omron voldoende heeft onderbouwd dat de voorgenomen camerabeveiliging noodzakelijk is voor de behartiging van haar gerechtvaardigde belang om haar bedrijfseigendommen te beschermen en diefstal daarvan te voorkomen, dat de voorgenomen camerabeveiliging, onder de voormelde omstandigheden en beperkingen, in verhouding tot deze doeleinden geen onevenredige inbreuk maakt op de belangen van de werknemers (waaronder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer) en dat de doeleinden niet op een andere wijze kunnen worden verwezenlijkt die minder nadelig voor de werknemers is. Aldus wordt voldaan aan de eisen van artikel 8, aanhef en sub f, Wbp.
4. De beslissing