ECLI:NL:RBOBR:2016:5426

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
01/845045-14 ontneming
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering na vrijspraak van hennep-feit

Op 3 oktober 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 01/845045-14. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De vordering strekte tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 46.791,78, dat zou zijn verkregen uit een hennepkwekerij. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van overtreding van artikel 3 van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat, aangezien de verdachte was vrijgesproken, er geen basis was voor de ontnemingsvordering die was gebaseerd op de vermeende wederrechtelijk genoten inkomsten uit de hennepkwekerij. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting op 28 juni 2016 en 19 september 2016. Het vonnis is uitgesproken door mr. E. Boersma als voorzitter, samen met mr. S.J.W. Hermans en mr. W.T.A.M. Verheggen als leden, in aanwezigheid van griffier mr. P. van Etteger-Lubbers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer ontneming: 01/845045-14 Datum uitspraak: 03 oktober 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
wonende te [adresgegevens] .

Onderzoek van de zaak:

De vordering van de officier van justitie strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 46.791,78 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juni 2016 en 19 september 2016.

De beoordeling

De vordering is tijdig ingediend.
Nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van hetgeen hem onder parketnummer 01/845045-14 feit 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd (kortgezegd: het medeplegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet danwel de medeplichtigheid hierbij), en de ontnemingsvordering is gebaseerd op de wederrechtelijk genoten inkomsten uit de bedoelde hennepkwekerij, zal de rechtbank de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen.

DE UITSPRAAK

Wijst de vordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers, griffier,
en is uitgesproken op 3 oktober 2016.