ECLI:NL:RBOBR:2016:5945

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
C/01/312716 / KG ZA 16-548
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening in kort geding bij zaakwaarneming en levering onroerende zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 18 oktober 2016, is een kort geding aanhangig gemaakt door een makelaar tegen een eigenaar van een woning. De makelaar, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.M. Michels, vorderde dat de eigenaar zou meewerken aan de levering van de woning aan een koper, ondanks dat de eigenaar niet verschenen was in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigenaar, die zich kennelijk onvindbaar houdt, op behoorlijke wijze was opgeroepen maar niet is verschenen, waardoor verstek werd verleend.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens de rechtsmacht bevestigd, gezien het feit dat de onroerende zaak zich binnen het rechtsgebied van de rechtbank bevindt. De vordering is gebaseerd op zaakwaarneming, zoals geregeld in artikel 6:198 BW. De voorzieningenrechter overwoog dat de makelaar aannemelijk had gemaakt dat hij de belangen van de eigenaar had behartigd door de woning te verkopen, ondanks dat de eigenaar met de noorderzon was vertrokken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de toewijzing van de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering toegewezen, waardoor de makelaar de woning aan de koper kon leveren zonder medewerking van de eigenaar. De eigenaar werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.230,38 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/312716 / KG ZA 16-548
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.G.M. Michels te [woonplaats] ,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 21 september 2016 met 6 producties
  • de mondelinge behandeling op 3 oktober 2016
  • de brief van mr. Michels d.d. 3 oktober 2016 met een afschrift van het uittreksel van het (openbaar) exploot van dagvaarding
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

2.De beoordeling

2.1.
Mede gezien het door mr. Michels nagezonden afschrift van het uittreksel uit de Staatscourant d.d. 26 september is genoegzaam gebleken dat bij de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen en dat gedaagde ondanks behoorlijke oproeping niet is verschenen. Tegen [gedaagde] zal daarom verstek worden verleend.
2.2.
Ingevolge artikel 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal de rechter de vordering in geval van verstek toewijzen, tenzij deze de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Omdat de zaak internationale aspecten heeft - [gedaagde] woont en verblijft mogelijk in het buitenland – zal de voorzieningenrechter eerst ingaan op de vraag of hij rechtsmacht heeft. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend. [gedaagde] houdt zich na zijn uitschrijving uit de Gemeentelijke Basisadministratie van [woonplaats] in februari 2016 kennelijk onvindbaar. Een zoekopdracht uitgezet door de hypotheekhoudster, SNS, heeft niets opgeleverd. Concrete aanknopingspunten voor de verblijfplaats van [gedaagde] ontbreken derhalve. Nu dit kort geding betrekking heeft op een onroerende zaak die gelegen is binnen het rechtsgebied van deze rechtbank acht de voorzieningenrechter zich bevoegd kennis te nemen van de zaak.
2.3.
De voorzieningenrechter stelt daarbij voorop dat toewijzing van de vordering voor [gedaagde] verstrekkende en onomkeerbare gevolgen heeft. Het biedt [eiseres] immers de mogelijkheid om volledig buiten [gedaagde] om diens woning te leveren aan een derde. Dat noopt in kort geding tot enige mate van terughoudendheid bij het toewijzen van een dergelijke vordering bij verstek.
2.4.
Grondslag van de vordering is zaakwaarneming. Dat betekent dat moet worden voldaan aan de in artikel 6:198 BW genoemde vereisten. Aannemelijk is dat [eiseres] willens en wetens de woning van [gedaagde] heeft verkocht om op die manier een zo hoog mogelijke opbrengst voor [gedaagde] – die inmiddels met de noorderzon was vertrokken – te genereren en daarmee het belang van hem te behartigen. Dat [eiseres] zelf eveneens belang heeft bij de verkoop is evident - [eiseres] heeft verklaard dat zij met de SNS is overeengekomen dat haar courtage zal worden betaald uit de opbrengst van de woning, hetgeen in geval van een executieverkoop uiteraard niet het geval zal zijn – maar staat aan zaakwaarneming niet in de weg.
2.5.
Eveneens aannemelijk is dat [eiseres] zich op redelijke grond heeft ingelaten met het behartigen van de belangen van [gedaagde] . Het feit dat [gedaagde] aan [eiseres] destijds (in september 2009) opdracht heeft verstrekt om te bemiddelen bij de verkoop van de woning, welke opdracht kennelijk nimmer is beëindigd, doet vermoeden dat [gedaagde] wil dat de woning verkocht wordt. Het feit dat hij met de noorderzon is vertrokken en de woning kennelijk onbeheerd heeft achtergelaten duidt er op [gedaagde] kennelijk niet veel waarde hecht aan behoud van de woning en verstrekt daarom dat vermoeden. Bovendien lijkt de door [eiseres] bereikte deal voor [gedaagde] onder de gegeven omstandigheden het hoogst haalbare te zijn. Daarbij is van belang dat [eiseres] stelt dat zich in de woning een hennepkwekerij heeft bevonden en dat de woning van binnen volledig gesloopt is en aldus moeilijk verkoopbaar is, hetgeen zich ook zou hebben geuit in een zeer geringe belangstelling van potentiële kopers. Voorts is de verkooprijs van € 235.000,-- substantieel hoger dan de getaxeerde marktwaarde (€ 216.000,--) en aanzienlijk hoger dan de getaxeerde executiewaarde (€ 151.000,--). Het lijkt derhalve niet in het belang van [gedaagde] om het op een executieveiling te laten aankomen, hetgeen wel dreigt te gebeuren als deze deal niet doorgaat. De verkoop heeft bovendien ook de goedkeuring van SNS en [eiseres] stelt dat SNS haar heeft bevestigd dat geen incassomaatregelen zullen worden getroffen jegens [gedaagde] voor de restschuld indien deze verkoop doorgaat.
2.6.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vordering de voorzieningenrechter niet onrechtmatig en ongegrond voorkomt. De vordering zal daarom worden toegewezen als na te melden.
2.7.
[gedaagde] zal als de n het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 84,38
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal € 1.230,38
2.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
2.9.
De wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van veertien dagen na betekening van het vonnis.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen [gedaagde] ,
3.2.
bepaalt dat dit vonnis een week na de datum van betekening van dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van [gedaagde] aan het passeren van de leveringsakte, zodat de woning aan de [adres] aan de koper, [naam koper] , geleverd kan worden conform de condities genoemd in de tussen [eiseres] enerzijds en voormelde [naam koper] anderzijds op 29 juli 2016 gesloten koopovereenkomst,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.230,38, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2016.