ECLI:NL:RBOBR:2016:6368

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
01/889131-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen en een auto in het kader van hennepteelt

Op 15 november 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij hennepteelt, maar er was onvoldoende bewijs om hem hiervoor te veroordelen. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste ten laste gelegde feiten, maar werd wel schuldig bevonden aan het witwassen van een auto (Audi S4) en geldbedragen die vermoedelijk uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de herkomst van deze bedragen legaal was. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank vond zijn verklaringen niet overtuigend. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte het belang van het bestrijden van witwassen en de integriteit van het financieel systeem.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/889131-12
Datum uitspraak: 15 november 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 en 20 oktober 2016 en 1 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 oktober 2016 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2013 tot en met 12 februari 2013 te Schinnen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand [adres 2] ) ongeveer 980, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 februari 2013 te Schinnen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari 2013 tot en met 25 februari 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 3] ), (telkens) ongeveer 230, in elk geval een grote hoeveelheid, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari 2013 tot en met 25 februari 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 december 2010 tot en met 5 februari 2013, te Eindhoven en/of in een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten
- een auto (van het merk Audi S4, met [kenteken 1] ) en/of (een) geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van 49.500 euro, of daaromtrent, betreffende (een) betaling(en) aan [bedrijf 1] (ten behoeve van de aankoop van een auto van het merk Audi S4) en/of - een (contant) geldbedrag van 20.000 euro, betreffende een geldlening aan [betrokkene 1] en/of - een pand aan de [adres 1] te Eindhoven en/of een pand aan de [adres 4] te Geldrop,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) was/waren en/of voorhanden had(den), terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) in genoemde pleegperiode op genoemde plaats(en) (een) voorwerp(en), te weten
- een auto (van het merk Audi S4, met [kenteken 1] ) en/of (een) geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van 49.500 euro, of daaromtrent betreffende (een) betaling(en) aan [bedrijf 1] (ten behoeve van de aankoop van een auto van het merk Audi S4) en/of - een (contant) geldbedrag van 20.000 euro (betreffende een geldlening aan [betrokkene 1] ) en/of
- een pand aan de [adres 1] te Eindhoven en/of een pand aan de [adres 5] te Geldrop,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van een of meer voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank stelt vast dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte mogelijk betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die op 12 februari 2013 in het pand aan de [adres 2] te Schinnen is aangetroffen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte destijds gebruik maakte van een Opel Vivaro die wordt gesignaleerd op meerdere locaties waar later hennepkwekerijen zijn aangetroffen. Uit bakengegevens blijkt dat deze Opel Vivaro op 5, 7, 8 en 9 januari 2013 aanwezig is geweest bij het pand aan de [adres 2] te Schinnen. Ook [medeverdachte] maakte in die periode gebruik van de Opel Vivaro. Op 7 januari 2013 wordt door verbalisanten gezien dat verdachte in de ochtend als bestuurder optrad van voornoemde Opel Vivaro, terwijl later die dag wordt gezien dat diezelfde Opel Vivaro achterwaarts de garage van het pand aan de [adres 2] te Schinnen in wordt gereden. De bestuurder van de Opel Vivaro was op dat moment niet verdachte, maar vermoedelijk [medeverdachte] . Niet is gebleken dat verdachte op dat moment samen met [medeverdachte] in de Opel Vivaro zat. Verder is bij de doorzoeking in de woning van verdachte een contantnota aangetroffen met daarop diverse goederen die in verband kunnen worden gebracht met hennepteelt. Bij de hennepkwekerij aan de [adres 2] te Schinnen werden diverse kweekbenodigdheden aangetroffen die volgens verbalisanten mogelijk overeenkomen met de op voornoemde contantnota vermelde goederen. De rechtbank kan dit echter niet vaststellen, nu dit niet nader door de verbalisanten is onderzocht dan wel is geverbaliseerd.
Al met al komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte als (mede)pleger betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij in het pand aan de [adres 2] te Schinnen, zodat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Nu wettig en overtuigend bewijs voor deze feiten ontbreekt, zal verdachte van deze feiten worden vrijgesproken.

Bewijs voor het onder 5 ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich -zoals vermeld in het op schrift gestelde requisitoir- op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een auto van het merk Audi S4 met het [kenteken 1] , van een geldbedrag van 49.500 euro betreffende de betaling aan [bedrijf 1] en van een geldbedrag van 20.000 euro betreffende een geldlening aan [betrokkene 1] .
In het dossier bevindt zich te weinig informatie over het concrete aflossen van hypotheekbedragen om zo de panden in bezit te krijgen. Voor dit onderdeel van het onder 5 ten laste gelegde dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Hij heeft ter terechtzitting van 19 oktober 2016 verklaringen afgelegd omtrent de aanschaf van de in de tenlastelegging bedoelde Audi, de aanschaf van de twee panden en omtrent de geldlening van 20.000 euro [betrokkene 1] . Geconfronteerd met de bevindingen van het rechercheteam/Belastingdienst, dat hij in de ten laste gelegde periode méér heeft uitgegeven dan hij blijkens zijn opgave aan de Belastingdienst had verdiend, gaf hij aan dat hij als verdienstelijk [naam sport] in het verleden regelmatig contante startgelden en prijzen had ontvangen, die hij niet opgaf aan de Belastingdienst.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van witwassen met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde panden.
Ter beoordeling staat of verdachte zich in de periode van 22 december 2010 tot en met
5 februari 2013 schuldig heeft gemaakt aan witwassen ten aanzien van een personenauto, merk Audi, type S4, met [kenteken 1] , het aankoopbedrag van die auto ad € 49.500,- en een geldbedrag van € 20.000,- betreffende een geldlening aan [betrokkene 1] .
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat er geen direct bewijs voor (een) brondelict(en) aanwezig is.
Gelet daarop dient de rechtbank allereerst vast te stellen of de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als een dergelijk geval zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Vermoeden van witwassenOp 5 februari 2013 heeft in de woning van verdachte aan de [adres 1] te Eindhoven een doorzoeking plaatsgevonden. [2] Tijdens die doorzoeking werd een factuur van 15 februari 2011 op naam van verdachte aangetroffen betreffende de aanschaf van een Audi S4 voor een bedrag van € 49.500,- bij [bedrijf 1] te Berlijn. Dit bedrag is contant betaald. [3] Verdachte heeft verklaard dat hij de Audi S4 voor ongeveer € 50.000,- heeft gekocht in Berlijn en dat hij deze auto zelf heeft ingevoerd. [4]
Verder is bij de doorzoeking een leningovereenkomst van 22 december 2010 aangetroffen betreffende een lening van € 20.000,- van verdachte aan [betrokkene 1] . [5] [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij in 2010 een bedrag van € 20.000,- van verdachte heeft geleend en dat hij dit bedrag contant heeft ontvangen van verdachte. [6] Verdachte heeft verklaard dat hij [betrokkene 1] in 2010 een bedrag van € 20.000,- heeft geleend. [7]
Verder zijn in de woning van verdachte onder meer grote contante geldbedragen, een grote hoeveelheid merkkleding en horloges aangetroffen en in beslag genomen. [8]
Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat verdachte vanaf december 2010 een salaris ontvangt als werknemer bij de bedrijven [opdrachtgever verdachte 1] en [werkgever verdachte 2] , beide gevestigd aan de [werkadres verdachte] . Het opgegeven inkomen van verdachte in 2011 bedroeg volgens de Belastingdienst € 50.590,- bruto. Het opgegeven inkomen van de partner van verdachte in 2011 bedroeg volgens de Belastingdienst € 11.869,- bruto. Volgens bankgegevens had verdachte begin 2011 een spaartegoed van € 54.459,-. [9]
Op bankrekeningen van verdachte waren in 2010 geen geldopnamen te zien. In 2011 was slechts één geldopname van € 100,- te zien op 22 september 2011. Op de bankrekeningen van de partner van verdachte waren in 2011 twee geldopnamen te zien, te weten één van
€ 50,- en één van € 70,-. In 2011 waren twee contante stortingen te zien op bankrekeningen van de partner van verdachte, te weten € 1.100,- op 13 januari 2011 en € 7.650,- op 18 mei 2011. In 2010 waren vijf contante stortingen te zien op bankrekeningen van de partner van verdachte, te weten € 1.040,- op 12 januari 2010, € 990,- op 27 januari 2010, € 2.850,- op 10 mei 2010, € 2.850,- op 11 oktober 2010 en € 1.050,- op 22 november 2010. [10]
De bij verdachte in beslag genomen bescheiden zijn voor onderzoek ter beschikking gesteld aan medewerkers van de Belastingdienst. Van dit onderzoek is op 26 juli 2013 een conceptverslag opgemaakt. Aan de hand van bankafschriften en in beslag genomen bescheiden werden in combinatie met de gegevens uit de ingediende aangiften inkomstenbelasting van de jaren 2010 en 2011 kasopstellingen en vermogensvergelijkingen opgesteld. Gesteld wordt dat verdachte over de periode van 1 januari 2010 tot en met
4 februari 2013 voor een bedrag van ongeveer € 523.130,- meer uitgaven heeft gedaan dan hij legaal heeft ontvangen. [11]
De rechtbank overweegt dat de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van dien aard zijn dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
De verklaring van verdachte over de herkomst van het geld en de autoMet betrekking tot de herkomst van de contante geldbedragen van € 49.500,- (betreffende de aanschaf van de Audi S4) en € 20.000,- (betreffende de geldlening aan [betrokkene 1] ) heeft verdachte bij de politie vrijwel niets willen verklaren. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij, naast zijn inkomen uit [opdrachtgever verdachte 1] en [werkgever verdachte 2] , geld heeft verdiend als verdienstelijk [naam sport] . Hij zou regelmatig contante startgelden en prijzen hebben ontvangen die hij niet opgaf aan de Belastingdienst. Verdachte heeft ter zitting echter geen antwoord gegeven op de vraag hoeveel geld hij daarmee ongeveer had verdiend. Uit zijn verklaring blijkt ook niet bij benadering hoeveel geld dit hem heeft opgeleverd.
De rechtbank acht het door verdachte gestelde met betrekking tot zijn verdiensten als [naam sport] niet aannemelijk, nu een en ander volstrekt niet onderbouwd is. Het had op de weg van verdachte gelegen om zijn verklaring te onderbouwen met bijvoorbeeld getuigenverklaringen van organisatoren van wedstrijden. Dit heeft verdachte echter in het geheel niet gedaan. Voor zover al van enige opbrengsten hiervan kan worden uitgegaan, kunnen deze het totaalbedrag aan contante uitgaven evenmin verklaren.
Ten aanzien van het dienstverband van verdachte bij [werkgever verdachte 2] overweegt de rechtbank als volgt. Verschillende werknemers van deze bedrijven zijn door de politie gehoord. [Collega 1] , die er al 5 jaar werkt, 40 uur per week, heeft verdachte daar een paar keer gezien. Hij ging toen naar het kantoorgedeelte. [12] [collega 2] , die er al 5,5 jaar werkt, 24 uur per week, herkent verdachte niet op een aan hem getoonde foto. Hij heeft ook nooit van de naam [verdachte] gehoord. [13] [collega 3] werkt er vanaf januari 2012, heeft dezelfde functie als verdachte, maar verdient aanmerkelijk minder salaris: € 15.000,- bruto minder. Hij herkent verdachte wel op een aan hem getoonde foto. Hij verklaart dat hij verdachte wel eens bij een overleg heeft gezien, maar verder niet. [14] [betrokkene 1] wordt meermalen gevraagd wat voor projecten verdachte draaide. Hij heeft geen enkel project kunnen benoemen. Volgens de verhorende verbalisanten gaf [betrokkene 1] steeds ontwijkende antwoorden, beantwoordde hij vragen niet en noemde hij geen namen van personen, projecten, adressen of zakelijke contacten. [15] Ook verdachte lukte het ter zitting niet om een concreet voorbeeld te geven. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [betrokkene 1] de projecten regelde, terwijl [betrokkene 1] juist heeft verklaard dat hij verdachte had aangenomen zodat hij de projecten zou regelen en binnenhalen. Ter zitting werd verdachte gevraagd om de naam van een collega te noemen. De enige naam die hij kon noemen was [collega 3] , terwijl er volgens verdachte maar zo’n 30 personen zouden werken bij [werkgever verdachte 2] . Opvallend is dat [betrokkene 1] heeft verklaard dat [collega 3] en verdachte elkaar juist niet kennen. Al met al acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk dat verdachte daadwerkelijk werkzaam is geweest bij [opdrachtgever verdachte 1] of [werkgever verdachte 2] .
Verder heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken dat er in het dossier diverse aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat verdachte in de ten laste gelegde periode betrokken was bij hennepteelt. Een door verdachte gebruikte Opel Vivaro is gesignaleerd op een groot aantal locaties waar later hennepkwekerijen zijn aangetroffen. [16] Verder is waargenomen dat verdachte op 10 januari 2013 op de milieustraat te Best vanuit de achterzijde van voornoemde Opel Vivaro goederen in een container gooide. Enkele minuten later werd gezien dat waar de Opel Vivaro had gestaan 5 à 6 vuilniszakken lagen met zwarte folie, resten van planten en een soort glaswol en blikken van voedingsstoffen/groeimiddelen. [17]
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres 1] te Eindhoven is de Opel Vivaro aangetroffen op de oprit van verdachte. In deze Opel Vivaro lagen handschoenen die positief zijn getest op de aanwezigheid van cannabis. Verder zijn in deze Opel Vivaro geurmaskerende middelen aangetroffen die worden gebruikt in de hennepteelt. [18] Ook is op 5 februari 2013 in de woning van verdachte een contantnota met factuurdatum 02 januari 2013 in beslag genomen met daarop diverse goederen, waaronder 74 x 80 liter mapito, die in verband kunnen worden gebracht met de teelt van hennep. [19] Tot slot zijn in een bij verdachte in gebruik zijnde garagebox aan de [adres 6] te Geldrop vaten aangetroffen met resten van cannabis en ook weer geurmaskerende middelen. [20]
Nu een legale herkomst van de aanschafwaarde van de Audi S4 en van het door verdachte aan [betrokkene 1] geleende geldbedrag van € 20.000,- op geen enkele manier is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn, van welke herkomst verdachte moet hebben geweten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van voornoemde geldbedragen in de periode van 22 december 2010 tot en met
5 februari 2013.
Gelet op de duur en de frequentie van de door verdachte gepleegde handelingen is de rechtbank van oordeel dat het witwassen door verdachte niet een zodanig structureel karakter had dat van gewoontewitwassen kan worden gesproken. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
5. in de periode van 22 december 2010 tot en met 5 februari 2013 in Nederland, voorwerpen, te weten
- een auto (van het merk Audi S4, met [kenteken 1] ) en een geldbedrag tot een totaalbedrag van 49.500 euro betreffende een betaling aan [bedrijf 1] (ten behoeve van de aankoop van een auto van het merk Audi S4) en
- een (contant) geldbedrag van 20.000 euro (betreffende een geldlening aan [betrokkene 1] ) voorhanden heeft gehad en/of omgezet en/of van een voorwerp gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen onder 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
(voor het onder 1 en 5 ten laste gelegde:)
  • Gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan een deel, groot 6 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
  • Verbeurdverklaring van de in beslag genomen Opel Vivaro.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. Zij heeft tevens medegedeeld dat daartoe een strafrechtelijk financieel onderzoek, als bedoeld in artikel 126 van het Wetboek van Strafvordering, is ingesteld.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegde feiten en geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft criminele winsten witgewassen door enerzijds een dure personenauto te kopen en anderzijds een lening te verstrekken aan een bekende, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel meebrengt.
De aanpak van witwassen is van groot belang voor de effectieve bestrijding van allerlei vormen van ernstige criminaliteit. Het versluieren van de criminele herkomst van opbrengsten van misdrijven stelt daders van deze misdrijven in staat om buiten het bereik van de opsporingsinstanties te blijven en ongestoord van het vergaarde vermogen te genieten. Het is daarom van cruciaal belang dat streng wordt opgetreden tegen witwaspraktijken.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat tussen het tijdstip waarop verdachte het strafbare feit heeft gepleegd en zijn berechting een onwenselijk lange tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij door de rechtspraak eerder in soortgelijke zaken opgelegde straffen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 6 maanden op zijn plaats.
Een gevangenisstraf van kortere duur zou, ondanks overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een zaak behoort te worden behandeld, geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Nu de rechtbank in de zaak tegen [medeverdachte] de Opel Vivaro met het [kenteken 2] verbeurd zal verklaren, zal de rechtbank in de onderhavige zaak geen beslissing nemen over het beslag. Het gaat immers om dezelfde auto en deze behoort toe aan [medeverdachte] .

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 420bis.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
t.a.v. feit 5:
witwassen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
t.a.v. feit 5: gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 15 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant in de zaak Indus met onderzoeknummer 21T212007, aantal doorgenummerde pagina’s: 4218.
2.PV p. 775-780.
3.PV p. 3452-3453.
4.PV p. 1258-1259.
5.PV p. 831.
6.PV p. 3625.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 19 oktober 2016.
8.PV p. 775-780.
9.PV p. 3356 en 426-430.
10.PV p. 3358, 3465-3486 en 3488-3525.
11.PV p. 3363 en 3674-3692.
12.PV p. 3636-3638.
13.PV p. 3645-3647.
14.PV p. 3653-3655.
15.PV p. 3671-3672.
16.PV p. 3354 en 3388 en 3390-3392.
17.PV p. 2980-2981.
18.PV p. 2536-2537.
19.PV p. 809.
20.PV p. 946-959.