ECLI:NL:RBOBR:2016:7526
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het ouderlijk gezag van ouders door misbruik van gezagspositie en gebrek aan noodzakelijke hulpverlening voor minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 1 september 2016 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders van een minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd over de minderjarige te benoemen. De ouders waren jarenlang verwikkeld in een strijd over beslissingen met betrekking tot hun kind, wat leidde tot een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige op sociaal-emotioneel gebied. De ouders maakten misbruik van hun gezagspositie door elkaar te diskwalificeren en noodzakelijke hulpverlening niet in te schakelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders, ondanks dat zij individueel veel te bieden hebben, niet in staat zijn om samen te werken in het belang van hun kind. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat het gezag van beide ouders wordt beëindigd en dat de GI als neutrale instantie de voogdij over de minderjarige zal uitoefenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn verplicht om rekening en verantwoording af te leggen aan de voogd met betrekking tot het vermogen van de minderjarige.