ECLI:NL:RBOBR:2016:920

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2016
Publicatiedatum
3 maart 2016
Zaaknummer
15_3153
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de oprichting van een cultureel centrum en gebedshuis in Veghel

Op 4 maart 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel en eisers die beroep hadden ingesteld tegen het bestreden besluit van 1 september 2015. Dit besluit handhaafde een eerder besluit van 28 april 2015, waarin aan de Islamitische Stichting Nederland-Veghel een omgevingsvergunning werd verleend voor het oprichten van een cultureel centrum en gebedshuis met woning aan de Evertsenstraat te Veghel. De rechtbank oordeelde dat het bouwplan past binnen het geldende bestemmingsplan, dat een moskee met ondergeschikte detailhandel en horeca toestaat. De eisers voerden aan dat de gekozen locatie niet de beste was en dat er alternatieven waren, maar de rechtbank stelde vast dat de afweging van de locatie al was gemaakt bij de vaststelling van het bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat de omgevingsvergunning verleend moest worden zoals aangevraagd, en dat de argumenten van eisers niet konden leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/3153

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2016 in de zaak tussen

[eisers],te [woonplaats] , eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel, verweerder,

(gemachtigde: T. Bockting).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Islamitische Stichting Nederland-Veghel, te Veghel, vergunninghoudster,
(gemachtigde mr. B. Kaya).

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster omgevingsvergunning verleend door het oprichten van een cultureel centrum en gebedshuis met woning op het perceel kadastraal bekend gemeente Veghel, sectie D, nummer 5469, plaatselijke bekend Evertsenstraat ongenummerd te Veghel.
Bij besluit van 1 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2016. Eisers [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] zijn verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Vergunninghoudster is verschenen bij gemachtigde, vergezeld door [persoon 4] en [persoon 5] .

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eisers wonen aan de [straatnaam] [huisnummers] te [woonplaats] , in de directe nabijheid van de bouwlocatie.
De bouwlocatie is gelegen in het geldende bestemmingsplan “Veghel-Zuid” en heeft daarin de bestemming “Maatschappelijk”. Onder maatschappelijke voorziening valt volgens artikel 1.46 van de planregels een levensbeschouwelijke voorziening als een moskee met ondergeschikte detailhandel en horeca. Op grond van artikel 9.1, aanhef en onder e, van de planregels is een bedrijfswoning toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding (sba-1).
2. Verweerder legt aan het bestreden besluit - voor zover hier relevant - ten grondslag dat het bouwplan past binnen de planregels die een moskee met ondergeschikte detailhandel en horeca toestaan. De woning die bestemd is voor de imam geldt als bedrijfswoning en past als zodanig ook binnen de planregels. Het bouwplan is gelegen in een zogenoemd welstandsvrij gebied, maar is op verzoek van vergunninghoudster voorgelegd aan de welstandscommissie die heeft geoordeeld dat het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De vraag of een bepaalde locatie geschikt is voor een bepaalde bestemming wordt door de gemeenteraad beantwoord bij het vaststellen van het bestemmingsplan. Tegen de vaststelling is van de geldende bestemming is geen bezwaar gemaakt. Ook het vorige, sinds 2002 geldende, bestemmingsplan liet een moskee toe.
In reactie op wat eisers hebben aangevoerd over een alternatieve locatie heeft verweerder overwogen dat, conform vaste jurisprudentie, alleen de in de aanvraag begrepen locatie bij de beoordeling kan worden betrokken en moet worden beslist op de aanvraag zoals deze is ingediend.
3. Eisers voeren aan dat niet duidelijk is wat de reden is dat is gekozen voor deze locatie. Er is een betere en mooiere zichtlocatie voor de te bouwen moskee op de hoek van de straat, waar een oud vervallen schoolgebouw staat dat op de nominatie staat om te worden afgebroken. Indien de moskee op de plek van de oude school zou worden gebouwd, zou het weinige groen in de wijk ’t Zuid behouden blijven. Eisers wijzen hierbij op de resultaten van een handtekeningenactie.
4. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder andere de uitspraak van 15 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:60), is bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, geen plaats voor een beslissing omtrent de omgevingsvergunning voor bouwen anders dan op de grondslag van de daartoe strekkende aanvraag. Een afweging of een andere locatie wellicht beter geschikt is, is niet (meer) aan de orde. Deze afweging is reeds gemaakt bij het vaststellen van het bestemmingsplan. Nu tussen partijen niet in geschil is dat het bouwplan geheel past binnen de geldende planregels was verweerder gehouden de omgevingsvergunning, zoals aangevraagd, te verlenen.
5. Voor zover eisers ter onderbouwing van het beroep naar hun in eerdere instantie aangevoerde gronden hebben verwezen, bevat het beroep geen motivering die aan de daaraan te stellen eisen voldoet. In de overwegingen van het bestreden besluit is verweerder op die gronden ingegaan. Eisers hebben in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die gronden in het bestreden besluit onjuist of onvolledig zou zijn. Daarom kan het aangevoerde niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
6. De rechtbank zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen het beroep van eisers ongegrond verklaren.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of om te bepalen dat eisers het griffierecht dient te worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.