ECLI:NL:RBOBR:2017:1325

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
16-039
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot getuigenverhoor

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 27 januari 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoekster, die betrokken was bij een strafzaak, had de wraking ingediend omdat de rechter, mr. J.M.J. Denie, het verzoek om twee getuigen te horen had afgewezen. Verzoekster was van mening dat deze beslissing de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht, omdat de getuigen belastende verklaringen hadden afgelegd. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de afwijzing van het getuigenverhoor geen grond vormt voor de veronderstelling dat de rechter vooringenomen is. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat de beslissing om de getuigen niet te horen niet voortkomt uit partijdigheid, maar uit de overtuiging dat de betrouwbaarheid van de getuigen niet op een objectieve manier kan worden vastgesteld. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het middel van wraking niet kan dienen als een verkapt rechtsmiddel tegen een onwelgevallige beslissing van de rechter. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken, en heeft het verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Wrakingskamer
Zaaknummer : WR 16/039
Beschikking van 27 januari 2017
in de zaak van
[verzoekster]
verzoekster,
advocaat [advocaat],
tegen
mr. J.M.J. Denie,
in de hoedanigheid van politierechter van deze rechtbank bij de behandeling van de strafzaak met parketnummer: [nummer].
Partijen zullen hierna respectievelijk de ‘verzoekster’ en de ‘rechter’ worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van:
- het verkort proces-verbaal van de zitting op 30 december 2016, met daarin opgenomen de wrakingsgrond van verzoekster;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek;
- het dossier in de hoofdzaak.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
19 januari 2017.
1.3.
Verzoekster is bij gemachtigde verschenen. De advocaat heeft aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota het wrakingsverzoek nader toegelicht.
In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter zijn standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek naar voren gebracht. Hij heeft tevens aangegeven niet de behoefte te hebben te worden gehoord en daarom niet ter zitting te zullen verschijnen..

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedure met parketnummer [nummer]. De rechter heeft het verzoek van verzoekster in de strafzaak tot het horen van twee getuigen afgewezen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat verzoekster daardoor niet in haar belangen wordt geschaad. Gelet op de motivering die de rechter aan deze afwijzing ten grondslag heeft gelegd, is verzoekster van mening dat de rechter geen onpartijdig oordeel meer kan vellen in deze strafzaak. Volgens verzoekster laat de rechter hiermee de verdediging onvoldoende ruimte om de betrouwbaarheid van de getuigen, die voor verzoekster belastende verklaringen hebben afgelegd, te toetsen. Verzoekster heeft de rechter in overweging gegeven zich te verschonen. Nu de rechter zich daartoe niet bereid heeft verklaard, heeft verzoekster zich genoodzaakt gezien de rechter te wraken.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft in dat kader het volgende aangevoerd. De verdediging (verzoekster) had gevraagd de geluidsopname van het gesprek, waarin een strafbare bedreiging zou zijn geuit, te mogen beluisteren. De officier van justitie had tijdig voor de zitting een kopie van de opname ter beschikking gesteld. Ter zitting is de opname gehoord. Vervolgens kwam het verzoek van de verdediging aan de orde om twee getuigen te horen teneinde hun betrouwbaarheid te toetsen. De getuigen hadden namelijk verklaard de stem in de opname te herkennen als de stem van verzoekster.
De rechter heeft in dat verband overwogen dat herkenning van een stem geschiedt op basis van een onmogelijk nader te definiëren proces. Het is naar zijn vaste overtuiging onmogelijk met enige nauwkeurigheid mededelingen te doen over de wijze waarop die herkenning tot stand komt. Naar de opvatting van de rechter kan verzoekster daarom niet in haar verdediging zijn geschaad door het niet horen van de getuigen. Naar de mening van de rechter staat het verzoekster vrij zijn opvatting te bestrijden, maar het lijkt hem onhoudbaar dat zijn weigering leidt tot de conclusie dat hij (op zijn minst in schijn) bevooroordeeld zou zijn. De rechter stelt zich op grond hiervan op het standpunt dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Ten aanzien van de beslissing van de rechter tot afwijzing van het getuigenverhoor geldt dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoekster onwelgevallige beslissing van de rechter. Het behoort tot de normale taak van de rechter om, gaande de strafprocedure, (tussen)beslissingen te nemen over onder meer het al dan niet horen van getuigen. Dat kunnen voor de verzoekster nadelige beslissingen zijn. Grond voor wraking bestaat alleen als de beslissing een feit oplevert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoekster daarover is niet doorslaggevend.
4.3.
Ook als met verzoekster zou worden aangenomen dat de beslissing en de motivering onjuist zouden zijn, is dat op zichzelf geen grond voor objectieve schijn van partijdigheid. Zelfs als de beslissing met betrekking tot het niet horen van de getuigen als onjuist zou moeten worden aangemerkt, vormt dat immers op zichzelf beschouwd nog geen grond om te veronderstellen dat de betrokken rechter vooringenomen is. Het is niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of een beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering inhoudelijk juist is, maar om te onderzoeken of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Dat laatste kan naar het oordeel van de wrakingskamer slechts het geval zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval een beslissing, waaronder begrepen de motivering daarvan, redelijkerwijze niet anders kan worden verklaard dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Aan die strenge maatstaf is in het onderhavige geval niet voldaan.
4.4.
Op grond van het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek van verzoekster dient te worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer,
wijst af het verzoek tot wraking van mr. J.M.J. Denie in de hoedanigheid van politierechter van deze rechtbank bij de behandeling van de strafzaak met parketnummer: [nummer].
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Bik, voorzitter, mr. M.L.M.W. Viering en
mr. M.E. Bartels, leden, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.