Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1 in hoofdzaak] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 juli 2016 met producties;
- het vonnis van de kantonrechter te Eindhoven van 27 oktober 2016, waarbij onder meer de onderhavige zaak is verwezen naar de meervoudige civiele kamer van de rechtbank Oost-Brabant van 30 november 2016 voor het indienen van een conclusie van antwoord namens gedaagden;
- de op 30 november 2016 ingediende conclusies:
- de op 14 december 2016 namens Veolia ingediende conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv zijdens PTRM;
- de op 28 december 2016 ingediende conclusies:
2.De beoordeling in het door [gedaagde sub 1 in hoofdzaak] opgeworpen vrijwaringsincident
3.De beoordeling in het door NS c.s. opgeworpen vrijwaringsincident
4.De beoordeling in het incident ex artikel 843a Rv tussen PTRM en Veolia
alle documenten” die betrekking hebben op - kort gezegd - de bestuursrechtelijke rechtsgang, acht de rechtbank bovendien onvoldoende concreet. Op dat punt is niet voldaan aan het vereiste dat het moet gaan om bepaalde bescheiden.
5.De beoordeling in het incident ex artikel 843a Rv tussen [gedaagde sub 1 in hoofdzaak] en Veolia
de Gestolen Informatie”.
6.De beslissing
5 april 2017voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.