In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 3 april 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.P. van Knippenbergh, en de Volksbank N.V., vertegenwoordigd door advocaten mr. M.E.G. Murris en mr. M.R. Fidder. De eiser, eigenaar van een appartementsrecht, vorderde een verbod op de executieveiling van zijn woning, die was aangekondigd door de Volksbank vanwege een substantiële betalingsachterstand in de hypotheeklasten. De eiser stelde dat de Volksbank misbruik maakte van haar bevoegdheid door de veiling voort te zetten, wat zou leiden tot een aanzienlijke restschuld en hem in de schuldsanering zou brengen.
De Volksbank verweerde zich door te stellen dat er geen misbruik van bevoegdheid was, aangezien de eiser zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen en de bank zich bereid had getoond om tot een betalingsregeling te komen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Volksbank niet onzorgvuldig had gehandeld en dat de eiser zijn verplichtingen niet was nagekomen. De rechter concludeerde dat de vordering van de eiser moest worden afgewezen, omdat de Volksbank recht had op de executie van de woning.
De voorzieningenrechter heeft de eiser ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Volksbank zijn begroot op € 1.434,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken en uitvoerbaar bij voorraad.