ECLI:NL:RBOBR:2017:2927

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
17_1447
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening sluiting woning op basis van Opiumwet met onvoldoende belangenafweging voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 24 mei 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van Helmond had op 1 mei 2017 besloten de woning van verzoekster voor vier maanden te sluiten na de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 mei 2017 werd duidelijk dat de burgemeester het besluit niet zorgvuldig had voorbereid en onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van de minderjarige kinderen die in de woning verbleven.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester weliswaar de bevoegdheid had om de woning te sluiten, maar dat de belangen van de kinderen niet adequaat waren meegewogen in het besluit. Er was geen duidelijke motivering gegeven over hoe de burgemeester de situatie van de kinderen had beoordeeld, ondanks het feit dat er contact was geweest met Veilig Thuis. De voorzieningenrechter vond het onbegrijpelijk dat de burgemeester geen aandacht had besteed aan de negatieve impact van het besluit op de kinderen, zoals aangegeven in een brief van Veilig Thuis.

Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe te wijzen, wat betekent dat de woning niet gesloten mag worden zolang de bezwaarschriftprocedure loopt. De burgemeester werd ook veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging, vooral wanneer minderjarige kinderen betrokken zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/1447

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

24 mei 2017 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Cortet),
en

de burgemeester van de gemeente Helmond, de burgemeester

(gemachtigden: mr. P. Helmus en W.J.E. Reen-Vossen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Woonpartners, te Helmond (gemachtigden: mr. W. Steeghs en L. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2017 (het besluit) heeft de burgemeester besloten de woning van verzoekster aan [adres] vier maanden (van 19 mei 2017 tot 19 september 2017) te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekster heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 24 mei 2017 heeft de zitting plaatsgevonden. Verzoekster is naar de zitting gekomen, bijgestaan door haar gemachtigde. De burgemeester en de derde-partij hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk de hierna weergegeven mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 168,– aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten tot een bedrag van € 990,–, te betalen aan verzoekster.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het gaat hier om een verzoek om een voorlopige voorziening. Wat er dus moet worden beoordeeld, is of het besluit van de burgemeester gedurende de tijd dat op het bezwaarschrift van verzoekster nog niet is beslist, moet worden geschorst.
3. Daarvoor moet in de eerste plaats worden beoordeeld of verzoekster een zogenaamd spoedeisend belang heeft bij haar verzoek.
Dat is het geval; als het besluit wordt uitgevoerd, heeft ze immers geen woning meer.
Wat ook moet worden beoordeeld, is of het besluit juridisch gezien in orde is, oftewel: heeft de burgemeester dit besluit op deze manier mogen nemen?
4. Voor de voorzieningenrechter staat vast dat de burgemeester op zich de bevoegdheid tot sluiting had. Er is immers een flinke hoeveelheid harddrugs gevonden, veel meer dan de grens die is bepaald om nog te kunnen spreken van een gebruikershoeveelheid. En als er meer dan dat is gevonden, dan zeggen de wet en de vaste hogere rechtspraak in dit soort zaken dat de bevoegdheid tot sluiting er in beginsel is, omdat dan wordt aangenomen dat de drugs er waren ten behoeve van de handel in die drugs. Dat ze in de berging aanwezig waren voor een ander doel dan drugshandel, is ook niet door verzoekster gesteld.
5. Aangezien het hier gaat om echt veel drugs (een kilo cocaïne en wat restanten amfetamine), heeft de burgemeester ook kunnen vinden dat het hier om een ernstig geval gaat, zodat mocht worden afgeweken van het uitgangspunt dat de wetgever bij woningen stelt, namelijk dat de eerste keer met een waarschuwing moet worden volstaan. Daarbij is volgens vaste rechtspraak niet van belang dat de echtgenoot van verzoekster alles buiten haar om heeft gedaan en zij van niets wist.
6. Maar vervolgens komt de vraag aan de orde: heeft de burgemeester ook in redelijkheid gebruik kunnen maken van die bevoegdheid? Daarvoor is van belang de vraag of de burgemeester alle belangen goed en kenbaar heeft meegewogen.
7. De voorzieningenrechter vindt dat dat tot op heden niet is gebeurd en dat dat ook niet uit het besluit blijkt. In het beleid dat de burgemeester hanteert, staat dat als er minderjarige kinderen bij de zaak zijn betrokken, er – gelet op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind – extra aandacht moet zijn voor die kinderen. In het besluit staat niets waaruit blijkt dat die extra aandacht er in deze zaak is geweest. Er staat wel in dat er contact is gelegd met Veilig Thuis en dat er een gezinscoach is die het gezin begeleidt. Maar meer niet. Er staat niet in waar dat contact met Veilig Thuis uit heeft bestaan, wat daarvan het resultaat is en hoe de burgemeester dat resultaat vervolgens beoordeelt. Als gevolg daarvan is niet duidelijk of en hoe het gezin wordt gesteund en begeleid in de situatie zoals die is na uitvoering van het besluit. Veilig Thuis zegt in een brief aan mevrouw Reen (gemachtigde van de burgemeester op de zitting) met zoveel woorden dat ze (Veilig Thuis) het besluit zeker niet in het belang van de kinderen acht. In die brief is duidelijk en gemotiveerd verwoord dat het besluit een zeer negatief effect op de toch al erg instabiele situatie van de kinderen zal hebben. De voorzieningenrechter vindt het daarom niet begrijpelijk dat de burgemeester in het besluit aan deze brief geen woord heeft gewijd.
8. De burgemeester heeft verwezen naar een uitspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken (de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State), maar die verwijzing gaat niet op. In die zaak (ECLI:NL:RVS:2015:2616) was een andere situatie aan de orde, want daarin was duidelijk dat er via de crisisdienst voor de eerste periode noodopvang voorhanden was, en dat er vervolgens samen met die dienst aan een permanente oplossing werd gewerkt.
9. De gemachtigden van de burgemeester hebben, toen de voorzieningenrechter daarnaar vroeg, wel gezegd dat er een ‘trajectregisseur bijzondere doelgroepen’ is, maar zij wisten niet of die trajectregisseur in déze specifieke zaak ook is ingeschakeld. De voorzieningenrechter vindt dat bij een zorgvuldige voorbereiding hoort, dat degene die zo’n ingrijpend besluit neemt waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken, zich op zijn minst op de hoogte stelt van de noodzakelijkheid van het inschakelen van (bijvoorbeeld) zo’n trajectregisseur.
10. Al met al vindt de voorzieningenrechter dat het besluit niet goed is gemotiveerd en ook niet zorgvuldig is voorbereid.
11. Als de voorzieningenrechter dan de belangen van de burgemeester afweegt tegen die van verzoekster, dan komt de voorzieningenrechter tot het volgende oordeel. De burgemeester behartigt het belang tot bescherming van de openbare orde. Met het sluitingsbevel wil zij de bekendheid van het pand als drugspand tenietdoen en de rust laten terugkeren. Gelet op 1) de grote spoedeisendheid en 2) het niet goed gemotiveerde en niet zorgvuldig voorbereide besluit waarbij de belangen van de kinderen niet of nauwelijks zijn gewogen, geeft het algemeen belang van de burgemeester bij bescherming van de openbare orde hier niet de doorslag.
12. Dat betekent dat de voorlopige voorziening wordt toegewezen. Dat houdt dus in dat de woning niet mag worden gesloten gedurende de tijd dat de bezwaarschriftprocedure nog loopt.
13. Verzoekster krijgt gelijk in deze voorlopige voorzieningprocedure, daarom moet de burgemeester het griffierecht dat verzoekster heeft betaald, aan haar vergoeden. De burgemeester zal ook worden veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die verzoekster heeft moeten maken, één en ander zoals bepaald in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Lie, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.