Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
een kluis, geheel of ten dele toebehorende aan [hotel 1] en/of autosleutels en/of een pinpas en/of een creditcard, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of
een portemonnee (met als inhoud diverse pasjes en/of buitelands geld), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6] en/of
een hoeveelheid geld (te weten een briefje van 20 euro en/of 4,50 euro aan muntgeld), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 7] en/of een flesje parfum, geheel of ten delen toebehorende aan [benadeelde partij 8] en/of
een portemonnee (met als inhoud diverse pasjes en/of geld, te weten ongeveer 40,- euro), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 11] en/of een portemonnee (met als inhoud diverse pasjes en/of geld, te weten ongeveer 250,- euro), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 12] en/of
De formele voorvragen.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair, feit 3 en feit 4.
De rechtbank stelt vast dat het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde onder 3 heeft gepleegd, hoofdzakelijk is gebaseerd op de door [verbalisant 1] gerelateerde waarneming op de plaats delict en een latere herkenning van verdachte aan de hand van een paspoortfoto (bladzijde 346 van het eind proces-verbaal). De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer indien deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn dat de directe betrokkenheid van een verdachte bij de ten laste gelegde feiten kan aantonen. Er bestaat bij de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de oprechtheid van de verbalisant, die heeft verklaard op de paspoortfoto verdachte zonder twijfel te herkennen als zijnde de man die hij heeft gezien bij de dierenkliniek. Bij de beoordeling van het bewijs is echter van doorslaggevend belang of deze herkenning voldoende betrouwbaar is om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning van een persoon is onder meer de mate van zichtbaarheid van diens persoonskenmerken van belang. Daarnaast is ook van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien. In dit verband stelt de rechtbank het volgende vast.Uit het proces-verbaal van bevindingen (blz. 346-347 eindproces-verbaal) blijkt dat het ten tijde van het plegen van het onderhavige feit donker was en dat de straatverlichting brandde. De verbalisant heeft op enige afstand staan kijken en heeft in het door hem opgegeven signalement enige bijzondere kenmerken gegeven. Later die dag kreeg de verbalisant de vraag van een collega of hij naar een paspoort wilde kijken dat was gevonden in een auto die was aangetroffen tijdens het onderzoek naar de vernieling bij de dierenkliniek te Rosmalen.
Bewijs en de beoordeling daarvan.
Op 15 juli 2016 werd bij een doorzoeking van de woning [adresgegevens 8] , achter het bankstel in de woonkamer een jachtgeweer aangetroffen, verpakt in een plastic zak.
De [hoofdbewoonster] heeft verklaard dat verdachte op het moment van de doorzoeking in haar woning verbleef en op de bank sliep. Verder heeft zij verklaard dat zij de dag voor de doorzoeking haar woning nog had schoongemaakt, alles – derhalve ook het bankstel - van de muur vandaan heeft getrokken en dat zij toen geen wapen heeft zien liggen achter de bank. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring betrouwbaar is.
Feit 2 subsidiair:
Uit de omstandigheden waaronder het geweer is aangetroffen, het feit dat niet is gebleken dat verdachte rechtmatig over het geweer beschikte en het feit dat verdachte geen verklaring heeft gegeven over de rechtmatige verkrijging van het geweer, leidt de rechtbank af dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het genoemde wapen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit van enig misdrijf afkomstig was.
Feiten 5, 6 en 7:De modus operandi
Op de buitenzijde van de voordeur, ter hoogte van het cilinderslot, stond een schoenspoor. Dit schoenspoor werd veiliggesteld met folie voor eventueel verder onderzoek. Het kozijn rond de sluitkom van het slot in verticale richting was gespleten. De voordeur, rond het slot, ook in verticale richting was gesleten. Gezien het sporenbeeld werd met kracht tegen de voordeur getrapt waardoor de voordeur werd geopend.
Feit 8.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De vordering van de [benadeelde partij 1] .
De vordering van de benadeelde partij [hotel 1] .
De vordering van de [benadeelde partij 3] .
De vordering van de [benadeelde partij 13] .
De vordering van de [benadeelde partij 14] .
De vordering van de [benadeelde partij 17] .
De vordering van de [benadeelde partij 18] .
Beslag.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 2 subsidiair:schuldheling
T.a.v. feit 5:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
T.a.v. feit 6:poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
T.a.v. feit 7:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
T.a.v. feit 8:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming verklaart verdachte hiervoor strafbaar.