ECLI:NL:RBOBR:2017:3363

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
01/860441-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het telen, bereiden, bewerken of verwerken van hennep of medeplichtigheid aan deze feiten

Op 20 juni 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het telen, bereiden, bewerken of verwerken van hennep, alsook medeplichtigheid aan deze feiten. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 mei 2017, en de rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 6 juni 2017 gehouden. De verdachte werd verweten in de periode van 18 april 2015 tot en met 28 juni 2015 in Wijchen, opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten te hebben geteeld en/of aanwezig te hebben gehad in een loods.

De officier van justitie achtte het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging van de verdachte pleitte voor vrijspraak. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor het exacte tijdstip of de periode waarin de verdachte in de kwekerij aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Er waren twijfels over de tijdstippen en de plaats van het delict, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte vrijgesproken moest worden.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte het aan haar ten laste gelegde feit had gepleegd. De verdachte is dan ook vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. C.J. Sangers- de Jong, en de leden mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A.C. Palmboom, in aanwezigheid van griffier mr. K. Sarghandoy.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/860441-15
Datum uitspraak: 20 juni 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedatum] 1966,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juni 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 mei 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij:
in of omstreeks de periode van 18 april 2015 tot en met 28 juni 2015 te Wijchen, in elke geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods/bedrijfspand aangeduid als [pand] ), een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1123 hennepplanten, althans 618 hennepplanten, in ieder geval een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 18 april 2015 tot en met 28 juni 2015 te Wijchen, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand/loods aan [pand] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1123 hennepplanten, althans 618 hennepplanten, in ieder geval een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 18 april 2015 tot en met 28 juni 2015 te Wijchen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door het knippen van de toppen van de (eerdergenoemde) hennepplanten.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank gevraagd verdachte vrij te spreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is met betrekking tot het exacte tijdstip of de periode waarin verdachte in de kwekerij is geweest. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat ze er een keer plantjes heeft geknipt, maar ze kan zich niet herinneren wanneer precies. Het flesje AA-frisdrank, waarop DNA van verdachte is aangetroffen, zegt niets over de datum waarop verdachte in het pand is geweest. Daarnaast vraagt de raadsvrouw zich gelet op het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] af of het flesje AA-frisdrank wel betrekking heeft op deze zaak. In dit proces-verbaal is 's-Hertogenbosch als plaats delict genoemd en 26 maart 2015 als de datum waarop het feit zou zijn begaan. In de tenlastelegging wordt Wijchen genoemd als de plaats van het delict en 26 maart 2015 valt buiten de in de tenlastelegging genoemde periode.

Vrijspraak.

De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het aan haar ten laste gelegde heeft begaan. Het is niet buiten redelijke twijfel vast te stellen wanneer verdachte in het pand in Wijchen is geweest en dus ook niet of dat in de ten laste gelegde periode van 18 april 2015 tot en met 28 juni 2015 is geweest, temeer daar het dossier aanwijzingen bevat dat de loods al lang in gebruik was voor het kweken van hennep. Verdachte zal om die reden worden vrijgesproken van het haar primair en subsidiair ten laste gelegde.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het haar primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.J. Sangers- de Jong, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A.C. Palmboom, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier,
en is uitgesproken op 20 juni 2017.