Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:LEA Immobilienvermittlungs GmbH (vergunninghoudster), te Maastricht,(gemachtigde: mr. H.H.B. Lamers) en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (het COA), te Rijswijk,
Procesverloop
. Voor vergunninghoudster is verschenen [naam] , bijgestaan door de gemachtigde. Namens het COA zijn verschenen [namen] , bijgestaan door de gemachtigde.
Overwegingen
Feiten
Parkweg 20. Dit wordt een dependance van de hoofdvestiging in Limmel.
Vergunninghoudster is eigenaresse van de locatie Parkweg 20. Op 22 augustus 2016 heeft zij een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aangevraagd voor de vestiging van een dependance op de locatie Parkweg 20 voor een periode van maximaal vijf jaar. De huisvesting van asielzoekers zal plaatsvinden op de begane grond en de eerste en tweede verdieping van het gebouw, dat uit zes bouwlagen bestaat. Op de derde verdieping wordt een kantoorruimte voor het COA gerealiseerd. Op de vierde verdieping is een technische ruimte voorzien. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend met een geldigheidsduur tot 30 november 2021. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. De woningen van verzoekers zijn gelegen aan de Blekerij, de Parkweg en de Sint Pietersluisweg.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van een van de verzoekers niet-ontvankelijk en de bezwaren van de overige verzoekers ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning in stand gelaten.
Spoedeisend belang
Belanghebbendheid
Onder een belanghebbende wordt in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet degene een voldoende objectief bepaalbaar, actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Dit leidt tot de conclusie dat verweerder het bezwaar van [persoon A] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het primaire besluit. Dit betekent dat het beroep, voor zover ingesteld door [persoon A] , naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de bodemprocedure ongegrond zal worden verklaard en dat het daarmee samenhangende verzoek om voorlopige voorziening reeds daarom dient te worden afgewezen.
Bibob-toets
Toepassing van de kruimellijstTijdelijkheid
Verder constateert de voorzieningenrechter dat niet alleen in de bestuursovereenkomst die de gemeente met het COA heeft gesloten over de vestiging van het AZC is vastgelegd dat deze voor de duur van maximaal vijf jaar wordt aangegaan, maar dat ook in de omgevingsvergunning expliciet is bepaald dat deze geldig is tot 30 november 2021. In
voorschrift 1, welk voorschrift aan de verleende vergunning is verbonden, is bepaald dat vijf jaren na de dag van eerste inwerkingtreding van de onderhavige vergunning deze vergunning vervalt voor de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo. Het afwijkend gebruik moet de eerst volgende dag na vervallen van deze omgevingsvergunning en gevraagd tijdelijk gebruik, zijn gestaakt, aldus het voorschrift, en in overeenstemming zijn gebracht met de gebruiksvoorschriften uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Aldus is de tijdelijkheid van de omgevingsvergunning voldoende gewaarborgd. Dat verzoekers geen inzage hebben gekregen in de huurovereenkomst leidt niet tot een ander oordeel.
Artikel 2.8 Bor
Stedelijk ontwikkelingsproject
Goede ruimtelijke ordening
Nut en noodzaak
Leegstand
Parkeerbehoefte
Verder heeft verweerder erop gewezen dat de functie AZC niet is opgenomen in het gemeentelijk parkeerbeleid, dat is vastgelegd in de ‘Parkeernormen Maastricht’ van februari 2016. Daarom is geen sprake van een rechtstreeks toepasselijke parkeernorm. Het parkeerbeleid bevat ook verder geen vergelijkbare functie. In dit geval is daarom aansluiting gezocht bij de parkeerberekening die gemaakt is in het kader van het bestemmingsplan “AZC François de Veijestraat”, de toekomstige hoofdvestiging van het AZC. Bij de parkeerberekening voor de AZC François de Veijestraat” is wel rekening gehouden met 2% asielzoekers met een auto. Die vestiging is in omvang groter en beschikt over meer voorzieningen dan de onderhavige locatie, zodat de op basis daarvan berekende parkeerbehoefte een ruime inschatting is. Voor de medewerkers van de kantoorruimte van het COA en andere diensten zoals Vluchtelingenwerk en medische voorzieningen is, bij gebreke van een goed vergelijkbare norm omdat het niet gaat om commerciële dienstverlening of zorg- of onderwijsfuncties, aansluiting gezocht bij de norm voor ‘Kantoren zonder baliefunctie’ van 1,4 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Dit leidt tot een parkeerbehoefte van 14 parkeerplaatsen (naar beneden afgerond). Deze zijn voorzien op het eigen terrein van het AZC. Parkeeroverlast voor de omgeving is daarom niet aannemelijk, zodat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder op goede gronden kunnen stellen dat het aantal beschikbare parkeerplaatsen toereikend is, zodat voor een grotere parkeerdruk op de omgeving niet behoeft te worden gevreesd.
Afstand te kort
Aantasting woongenot en privacy
Bouwbesluit 2012
Zorgvuldige voorbereiding
Conclusie