ECLI:NL:RBOBR:2017:3540

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
SHE 17/679
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavend optreden tegen woonvorm voor jongeren met autisme

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, omwonenden van een pand in Reek, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand, waar ongeveer 12 jongeren met autisme verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van strijdig gebruik met het bestemmingsplan, dat de bewoning nagenoeg zelfstandig is en dat de bewoners in een gezinsachtige situatie leven. De rechtbank oordeelt dat de nadruk ligt op wonen en niet op zorgverlening, waardoor het verzoek tot handhavend optreden terecht is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/679

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2017 in de zaak tussen

[persoon 1] en [persoon 2] , te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. P.R. Botman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, verweerder
(gemachtigden: mr. T. van Term en H. van Alphen).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Zorggroep ’t Zicht te Reek,

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker)

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van de omwonenden om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand aan de [adres] , afgewezen.
Bij besluit van 12 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2017. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Derde-partij is verschenen, vertegenwoordigd door [persoon 3] , bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eisers zijn de direct omwonenden van het perceel [adres] . Vanaf 1 maart 2016 vindt in het pand aan de [adres] bewoning plaats door ongeveer 12 personen met een vorm van autisme in de leeftijd van 16 tot 30 jaar.
2. Eisers voeren aan dat het gebruik in strijd is met het bestemmingsplan, omdat er geen sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning. De jongeren c.q. jongvolwassenen (bewoners) die in het Zorghuis zijn
gehuisvest beschikken over (zeer) zware zorgprofielen. Zij horen op basis van hun indicatiebesluiten intensieve begeleiding en in sommige gevallen ook intensieve behandeling te krijgen. Er is sprake van 24 uurs toezicht en het doel is gedragsveranderingen te bewerkstelligen zodat de bewoners uiteindelijk in staat zullen zijn om zelfstandig te gaan wonen. Daar zijn zij momenteel niet toe in staat. In sommige gevallen is het volgens eisers zelfs de vraag of bepaalde bewoners ooit in staat zullen zijn om zelfstandig en zelfredzaam te gaan wonen.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de zorgprofielen van de bewoners niet dermate zwaar zijn dat de nadruk ligt op het bieden van zorg aan bewoners en dat er geen sprake meer is van nagenoeg zelfstandige bewoning. Er is geen sprake van een verplicht zorgtraject en de bewoning is vrijwillig.
4. De derde-belanghebbende heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat aan de [adres] sprake is van een gezinssituatie aangezien er sprake is van een gezinshuis. Er is een gezinssituatie gecreëerd met als doel dat de (jong)volwassenen worden begeleid naar zelfstandig wonen. Gezien het feit dat de bewoners een stoornis hebben, duurt dat proces wat langer dan normaal gesproken het geval zou zijn. Het doel blijft echter hetzelfde, het begeleiden van de bewoners naar zelfstandig wonen. Er is in de [adres] geen sprake van behandeling of therapie.
Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is “Kom Reek” (het bestemmingsplan). Aan het perceel is de bestemming “Wonen” toegekend met als nadere aanduiding “gestapeld”.
5. Op grond van artikel 14.1. van het bestemmingsplan zijn de voor “Wonen” aangewezen gronden bestemd voor “wonen” (sub a) met daaraan ondergeschikt aan huis verbonden beroepen en bedrijven, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.5.2., de (overige) daarbij behorende erven, tuinen en voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
6. Het begrip ‘wonen’ is in het bestemmingsplan niet gedefinieerd.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de uitspraak van 5 maart 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:736), dient naast zelfstandige bewoning door een gezin ook aan minder traditionele woonvormen te worden gedacht. Bij minder traditionele woonvormen moet wel sprake zijn van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners.
8. In dit geval blijkt uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht het volgende.
Er wonen momenteel 12 (jong)volwassen met een vorm van autisme in het pand aan de [adres] . Zij verblijven daar met 24 uurs toezicht. De plaatsing vindt niet gedwongen plaats, maar op vrijwillige basis. De bewoners hebben allen een zorgindicatie die varieert. Voor sommige bewoners is een zorgplan aanwezig, voor anderen niet. Er vindt geen behandeling, verpleging of professionele dagbesteding plaats in het pand, behalve begeleiding bij medicijngebruik. De begeleiding bestaat uit het verlenen van hulp bij de algemene dagelijkse taken. De bewoners maken gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen, waaronder de keuken en een woonkamer, en hebben daarnaast een eigen kamer. Er wordt gezamenlijk gegeten en de huishoudelijke taken worden verdeeld. De bewoners hebben ieder een eigen dagbesteding zoals een hobby of een bijbaan, dan wel verblijven in hun eigen kamer. Overdag zijn er 2 tot 3 begeleiders aanwezig en in de avond is er een slaapwacht, dit zijn allen professionele begeleiders. De begeleiding is er op gericht om de (jong)volwassen te leren zoveel mogelijk zelfstandig te leven. De gemiddelde verblijfsduur van de bewoners bedraagt enkele jaren, waarbij de jongvolwassenen in de regel wat langer blijven wonen dan de volwassenen.
9. Hieruit volgt dat de nadruk in het pand ligt op wonen en niet op het bieden van zorg of begeleiding, zodat sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning. Dat de bewoners volgens eisers (zeer) zware zorgprofielen hebben leidt, wat daarvan ook zij, niet tot een ander oordeel, nu geen sprake is van een verplicht zorgtraject, de bewoning vrijwillig is en er in het pand geen behandelingen, verpleging of professionele dagbesteding plaatsvinden.
Nu de bewoners ieder een eigen kamer hebben, maar verder gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen en onderling verbonden zijn door hun problematiek, moet worden geoordeeld dat in het pand sprake is van een woonvorm waarin een met een gezinsverband vergelijkbaar huishouden wordt gevoerd waarbij een zekere mate van verbondenheid aanwezig is.
Omdat van een strijdig gebruik met het bestemmingsplan geen sprake is, was verweerder niet bevoegd tot handhavend optreden. Verweerder heeft het verzoek tot handhavend optreden daarom terecht afgewezen.
Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Heijerman, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M.C. van Og, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.