ECLI:NL:RBOBR:2017:4011

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
27 juli 2017
Zaaknummer
17_573
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een wijkgebouw in Eindhoven

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 juli 2017 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor het oprichten van een wijkgebouw (buurthuiskamer) aan de Madernolaan/Serlioweg te Eindhoven. De rechtbank oordeelde dat de stemming over de locatie binnen de aanvragende vereniging buiten het geschil valt. De rechtbank concludeerde dat het wijkgebouw na afloop van de gebruikstermijn van 10 jaar zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd en dat er geen strijd is met het gemeentelijk groenbeleid. Echter, het besluit van de gemeente Eindhoven werd vernietigd omdat er onvoldoende invulling was gegeven aan de vereiste van een inzichtelijke en navolgbare afweging van de alternatieven. Tijdens de zitting zijn de alternatieven uitvoerig besproken, maar deze leverden geen gelijkwaardig resultaat op met aanmerkelijk minder bezwaren. De rechtbank besloot de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, maar oordeelde dat de gemeente in de proceskosten van de eisers moest worden veroordeeld.

De zaak begon met een besluit van 6 juli 2016, waarbij de gemeente een omgevingsvergunning verleende aan de Vereniging Wijkbelangen Prinsejagt 3 voor het bouwen van het wijkgebouw. Dit besluit werd door eisers bestreden, waarna de rechtbank de zaak behandelde. De rechtbank ging uit van de feiten dat de aanvraag op 30 mei 2016 was ingediend en dat het project in strijd was met het bestemmingsplan. De eisers voerden aan dat er onvoldoende draagvlak was voor het bouwplan en dat de gemeente niet had voldaan aan zijn verplichtingen om omwonenden te informeren. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet verplicht was om omwonenden te informeren, maar dat de afweging van de alternatieven niet voldoende was onderbouwd.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de gemeente alsnog een voldoende en navolgbare afweging van de alternatieven had gegeven. De rechtbank veroordeelde de gemeente in de proceskosten van de eisers en bepaalde dat de griffierechten moesten worden vergoed. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 17/573 en SHE 17/580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2017 in de zaken tussen

1.[eisers 1]

[eisers 1], te [woonplaats 1] , eisers 1,
(gemachtigde: mr. R.T. Kirpestein),

2.[eisers 2] , en anderen,

te [woonplaats 2] , eisers 2,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder,
(gemachtigden: M. Lammerschop en mr. H.C. Koolen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Vereniging Wijkbelangen Prinsejagt 3, te Eindhoven, vergunninghoudster,
(gemachtigden: D. Veenstra, drs. B. Damen en K. Timmers).

1.a

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de Vereniging Wijkbelangen Prinsejagt 3 (hierna: vereniging) een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” en “gebruik in strijd met het bestemmingsplan” met een gebruikstermijn van
10 jaar verleend voor het oprichten van een wijkgebouw (buurthuiskamer) aan de Madernolaan/Serlioweg (ongenummerd) te Eindhoven, kadastraal bekend gemeente Woensel, [nummers] .
Bij besluit van 22 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 26 april 2017 (SHE 17/1142) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eisers 1 om een voorlopige voorziening afgewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 5 mei 2017 heeft vergunninghoudster een nadere reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2017. Van eisers 1 is [persoon 1] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers 1. Van eisers 2 zijn [persoon 2] en [persoon 3] verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Vergunninghoudster is verschenen bij gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van de zaak uit van de volgende feiten.
De aanvraag is ingediend op 30 mei 2016 en ziet op het oprichten van een wijkgebouw (buurthuiskamer) met een gebruikstermijn van 10 jaar ten behoeve van de wijkbewoners van de wijk Prinsejagt te Eindhoven.
Het project is gelegen op gronden waarvoor het bestemmingsplan “Prinsejagt-Driehoeksbos 2004” geldt. De gronden hebben daarin de bestemming “Groenvoorzieningen”. Het project past niet binnen de bestemming. Hierdoor is er strijd met het bestemmingsplan.
Verweerder heeft de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingplan verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 4, elfde lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), voor een gebruikstermijn van 10 jaar.
Communicatie en draagvlak
2.1
Eisers voeren aan dat het draagvlak voor het bouwplan niet is getoetst door verweerder. De communicatie en het proces is volledig overgelaten aan de vereniging. Ook op het democratisch gehalte van de beslissing van de vereniging een vergunning aan te vragen valt volgens eisers het nodige af te dingen. Het bestuur wist van de bezwaren van hen die rechtens als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Het bestuur heeft hen eenvoudig laten overstemmen. Deze kritiek geldt in eerste instantie ten aanzien van de vereniging maar ook ten aanzien van verweerder, met de toevoeging dat ten onrechte geen eigen belangenafweging is gemaakt.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet gehouden is omwonenden te informeren omtrent het project. Op grond van de wettelijke voorschriften is verweerder alleen verplicht de aanvraag te publiceren. Ondanks dat de aanvrager er niet toe gehouden is omwonenden te betrekken bij het bouwplan, heeft zij dat wel gedaan. Het door eisers zo genoemde “draagvlak” maakt geen deel uit van het toetsingskader voor de verlening van de omgevingsvergunning. In het primaire besluit is volgens verweerder een belangenafweging gemaakt en in het bestreden is dat besluit heroverwogen.
2.3
Verweerder heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen omtrent publicatie van de aanvraag. Verweerder is niet gehouden te toetsen of er voldoende “draagvlak” bestaat voor het (indienen van de aanvraag van het) bouwplan. Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat verweerder de communicatie over het bouwplan, behoudens de wettelijk verplichte publicatie, overlaat aan de initiatiefnemer. Verweerder heeft aangegeven dat dit in de gemeente Eindhoven ook niet ongebruikelijk is. De wijze waarop het stemmen binnen vereniging plaatsvindt over de door hen voorgestane locatie, is geen kwestie die verweerder aangaat in het kader van de besluitvorming. Wel is verweerder gehouden te beslissen op de aanvraag, zoals deze is ingediend. Voor zover eisers het niet eens zijn met het resultaat van de stemming die door de vereniging is gehouden over de locatie, valt dit buiten het geschil.
Deze beroepsgrond faalt.
Tijdelijke afwijking
3.1
Eisers voeren aan dat geen sprake is van een tijdelijk bouwwerk, niet qua aard van de bebouwing of de activiteit. De investering is voor 10 jaar niet rendabel en er is geen rekening gehouden met de kosten van afbraak. De wijkvereniging beschikt na de bouw niet over enig vermogen. Het bouwwerk kan alleen gerealiseerd worden als de beplanting wordt gerooid. Dat is niet tijdelijk van aard en niet terug te draaien. Verweerder heeft ten onrechte toepassing gegeven aan de bevoegdheid van artikel 4, elfde lid, van Bijlage II bij het Bor.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het feitelijk mogelijk is de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen te beëindigen. Het wijkgebouw wordt geplaatst op het gedeelte waarop nu de speeltuin is gesitueerd. De ondergrond bestaat uit wit zand, wat betekent dat de aantasting van de bestaande beplanting tot een minimum wordt beperkt. De beplanting die dient te wijken kan eenvoudig worden teruggeplant. Het bouwplan heeft geen gevolgen voor de twee bomen op het perceel. De bestaande speeltoestellen worden tijdelijk elders in de wijk geplaatst. De fundering is relatief gemakkelijk te verwijderen. Volgens verweerder is enkel relevant of het feitelijk mogelijk is de activiteiten zonder onomkeerbare gevolgen te beëindigen. Overigens wordt door de wijkvereniging geld gereserveerd voor de verwijdering. De kruimelgevallenregeling kent geen beperking ten aanzien van de hoogte of de oppervlakte.
3.3
Voor de beoordeling of verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht op grond van genoemd artikellid omgevingsvergunning te verlenen, is enkel van belang dat de activiteit na afloop van de termijn zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Gelet op de omstandigheid dat het prefab-gebouw in een kort tijdsbestek met behulp van een hijskraan te verwijderen is, is van een feitelijk onomkeerbare situatie geen sprake. Ter zitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat het verwijderen van de beplanting niet nodig is. De speeltoestellen kunnen te zijner tijd weer worden teruggeplaatst.
Deze beroepsgrond faalt.
Strijd met een goede ruimtelijke ordening
4.1
Eisers voeren aan dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Een speelveld en groenvoorziening worden opgeofferd voor een ouderenactiviteit die in redelijkheid ook op een andere locatie in de wijk kan worden gesitueerd. Verder is de planologische opzet van de wijk concentrisch van aard.
4.2
Volgens verweerder is de voorgestelde buurthuiskamer, door zijn alzijdig karakter, in architectonische zin afgestemd op een groenlocatie. Deze doet geen afbreuk aan de woonomgeving. Door de bescheiden bouwhoogte en voorgestelde positionering is met waarschijnlijkheid te voorzien dat privacy, lichtinval en uitzicht van naburige woningen niet onevenredig worden aangetast. Bovendien wordt de groenvoorziening behouden. Het vinden van een locatie voor speeltoestellen is eenvoudiger dan een locatie van het wijkgebouw, vanwege de afmetingen. Volgens verweerder is de mobiliteit van ouderen niet per definitie groter en kan het toezicht op kinderen ook op andere locaties vorm worden gegeven.
4.3
Verweerder heeft in het primaire besluit gemotiveerd waarom het project voorziet in een goede ruimtelijke ordening. Eisers hebben tegen deze motivering geen gronden aangevoerd. Verweerder heeft aandacht besteed aan de inpassing van het project in de omgeving en de stedenbouwkundige aspecten daarvan. Eisers hebben geen advies van een deskundige overgelegd waaruit volgt dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is.
Deze beroepsgrond faalt.
Strijdigheid met gemeentelijk groenbeleid
5.1
Eisers voeren aan dat verweerder in redelijkheid geen gebruik had mogen maken van de afwijkingsbevoegdheid. Eisers verwijzen daarbij naar het beleid van de gemeente Eindhoven ten aanzien van openbaar groen, zoals neergelegd in de gemeentelijke Structuurvisie en het Groenbeleidsplan 2017. Slechts in beperkte mate wordt inbreuk op het groen toegestaan, mits er sprake is van versterking van de beleving, behoud van de kwaliteit van de openbare ruimte als totaal en aangetoond wordt dat er geen alternatieven mogelijk zijn. Voor alternatieven is onvoldoende aandacht geweest. Eisers verwijzen naar een overzicht met alternatieven.
5.2
Volgens verweerder blijft de groenvoorziening behouden en is er geen sprake van aantasting van de bestaande beplanting op het perceel. Gelet hierop is er geen strijd met het Groenbeleidsplan. Bovendien staat in dat plan dat nadere afweging mogelijk is bij een zwaarwegend maatschappelijk belang. Daarvan is met dit burgerinitiatief "Zorg Samen" in Prinsejagt 3 sprake.
5.3
De rechtbank oordeelt dat het Groenbeleidsplan niet in de weg staat aan het project. De twee zich op het perceel bevindende bomen blijven behouden. Ter zitting is door verweerder onweersproken gesteld dat het verwijderen van de beplanting niet nodig is. Voor zover het perceel een minder groene uitstraling krijgt als gevolg van het project, laat het Groenbeleidsplan een nadere afweging toe. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat met het project een zwaarwegend maatschappelijk belang is gediend en de huidige situatie (waarbij er geen vaste voorziening is en activiteiten op verschillende locaties plaatsvinden) het voortbestaan van de activiteiten van “Zorg Samen” in gevaar brengt.
Deze beroepsgrond faalt.
Alternatieven en belangenafweging
6.1
Eisers voeren aan dat verweerder feitelijk niets anders gedaan heeft dan zich aansluiten bij de keuze van de vereniging. Daarmee heeft verweerder niet voldaan aan zijn verantwoordelijkheid een ruimere belangenafweging te maken. In het onlangs ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan is eveneens de bestemming “Groenvoorziening” opgenomen. Het project past derhalve niet in de wenselijk geachte planologische ontwikkeling. Er lijkt sprake van gelegenheidsbesluitvorming, aldus eisers.
6.2
Volgens verweerder dient hij te besluiten over het bouwplan zoals dat is aangevraagd. De vereniging heeft, alvorens de aanvraag in te dienen, een aantal alternatieve locaties onderzocht. Met de door eisers aangedragen alternatieve locaties kan geen gelijkwaardig resultaat worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. In het verweerschrift wordt hier dieper op ingegaan. De door eisers aangedragen alternatieven zijn afgewogen door de vereniging en verweerder kan zich in die afweging vinden. Ten aanzien van het perceel is geen ontwerpbestemmingsplan aan de orde.
6.3
De rechtbank oordeelt dat verweerder dient te beslissen over het bouwplan, zoals dat bij hem is ingediend. Indien een bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY7324).
6.4
Uit het bestreden besluit blijkt dat door de vereniging vijf opties zijn onderzocht:
(1) samenwerking Woonbedrijf en Prinsejagt, (2) de Hoeksteen, (3) andere accommodaties rondom de wijk (4) bestaande (particuliere) ruimte in de wijk en (5) nieuw te realiseren ruimte.
De vereniging heeft de optie van een nieuw te realiseren ruimte als meest geschikt beoordeeld. De door de vereniging gebruikte beoordelingscriteria zijn: ligging, bereikbaarheid, toegankelijkheid, sociaal toezicht, nabijheid nutsvoorzieningen, afwezigheid van technische beperkingen, beschikbaar oppervlak en kansen op mogelijke hinder voor de omgeving.
6.5
Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar de afweging die door de verenging is gemaakt en heeft zich daarbij aangesloten, zonder een eigen afweging te maken. Eerst in het verweerschrift heeft verweerder aangegeven waarom hij zelf vindt dat de andere locaties minder geschikt zijn. Daarmee heeft verweerder onvoldoende invulling gegeven aan het vereiste van een inzichtelijke en navolgbare afweging van de alternatieven. Het bestreden besluit is niet met vereiste zorgvuldigheid voorbereid en niet van een voldoende draagkrachtige motivering voorzien. Het komt voor vernietiging in aanmerking.
Deze beroepsgrond slaagt.
7. Gelet op het voorafgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit zal dan ook worden vernietigd.
8. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder een nadere toelichting gegeven op de door hem gemaakte afweging. Ter zitting zijn de alternatieven van nieuwbouw rond het buurthuis De Hoeksteen, Roosenburgstraat, Sansovinostraat en Mardernolaan/Gerretsonlaan uitvoerig besproken. Verweerder heeft toegelicht waarom volgens hem deze alternatieven niet aanmerkelijk minder bezwaren, dat wil zeggen minder nadelige gevolgen, oproepen. Verweerder heeft daarbij gewezen op het gedeeltelijk opheffen van parkeerplaatsen, ongunstiger situering, aanwezig groen of mogelijke leidingen in de grond. Gelet op het verhandelde ter zitting, in combinatie met het verweerschrift, heeft verweerder alsnog een voldoende en navolgbare afweging van de alternatieven gegeven.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
9. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eisers 1 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank, overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op € 990,00 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt
€ 495,00, wegingsfactor 1).
10. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank bepalen dat verweerder eisers 1 en eisers 2 het door elk van hen betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers 1 tot een bedrag van € 990,00;
  • bepaalt dat verweerder eisers 1 en eisers 2 elk het door hen betaalde griffierecht van € 168,00 moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.