In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant, is op 9 augustus 2017 vonnis gewezen in een incident. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P.V.W. Willems, heeft de rechtbank verzocht om de zaak te verwijzen naar de kantonrechter. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Kokx, heeft verweer gevoerd tegen deze vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen, en dat de vordering van de eiser verband houdt met deze arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat de kantonrechter bevoegd is om de zaak te behandelen, ongeacht de waarde of het beloop van de vordering. De rechtbank heeft de vordering van de eiser toegewezen en de zaak verwezen naar de kantonrechter, waarbij de eiser als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident is veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 452,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook aangegeven dat partijen niet hoeven te verschijnen op de rolzitting, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen hoe de procedure verder zal worden voortgezet. Tevens is vermeld dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort.