ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
16 augustus 2017
Zaaknummer
01/860063-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.E. van der Eijk
  • C.J. Sangers- de Jong
  • B. Poelert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, dwang en diefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 17 augustus 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, dwang en diefstal. De zaak was aanhangig gemaakt na een incident op 15 oktober 2016 te Helmond, waarbij de verdachte en een mededader het slachtoffer, een 17-jarige jongen, onder dwang in hun woning hielden en mishandelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer had vastgepakt, geslagen en gedwongen zijn kleding uit te trekken, waarna hij naakt op straat werd gezet. De rechtbank achtte de eigenrichting van de verdachte onacceptabel, ondanks dat hij verklaarde te hebben gehandeld uit woede over compromitterende foto's van zijn dochter die het slachtoffer op zijn telefoon zou hebben. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de impact op het jonge slachtoffer, maar houdt ook rekening met de volledige medewerking van de verdachte aan het onderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860063-17
Datum uitspraak: 17 augustus 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te Helmond op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 juli 2017
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op 15 oktober 2016 te Helmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet

- die [slachtoffer] vastgepakt en / of
- die [slachtoffer] , terwijl deze tegenwerkende en / of tegenstribbelende bewegingen maakte, mee naar en / of in de woning aan de [adres 2] genomen en / of
- die [slachtoffer] (meermalen) (tegen het hoofd) geslagen en / of geschopt en / of
- die [slachtoffer] naar de grond en / of bank en / of tafel gegooid en / of
- met gebruikmaking van voornoemde geweldshandelingen en / of het numeriek overwicht dat de verdachte en zijn mededader(s) op die [slachtoffer] hadden, een situatie gecreëerd waardoor die [slachtoffer] belet werd voornoemde woning te verlaten en / of
- die [slachtoffer] in voornoemde woning gehouden.

2.

hij op 15 oktober 2016 te Helmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem

- (meermalen) met zijn hand en / of (eenmaal of meermalen) met gebalde vuist tegen het gezicht en / of lichaam te slaan en / of
- (meermalen) tegen het lichaam te schoppen en / of
- richting en / of op de grond te gooien en / of
- richting en / of tegen de bank en / of tafel te gooien.

3.

hij op 15 oktober 2016 te Helmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden,
immers heeft / hebben verdachte en / of zijn mededader(s)
- (terwijl voornoemde [slachtoffer] zich in de woning aan de [adres 2] bevond)
- die [slachtoffer] (meermalen) (tegen het hoofd) geslagen en / of geschopt en / of
- die [slachtoffer] naar de grond en / of bank en / of tafel gegooid en / of
- tegen die [slachtoffer] (meermalen) geroepen en / of gezegd dat hij zijn kleding moest uittrekken en / of dat hij zich moest uitkleden, althans woorden van gelijke strekking en / of
- een grote zak op de grond gelegd en / of
- (vervolgens) de kleding van die [slachtoffer] in een zak gedaan en / of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] geroepen en / of gezegd dat hij moest oprotten en / of opflikkeren, althans woorden van gelijke strekking, waarna die [slachtoffer] zonder kleding naar buiten is gelopen
en / of aldus die [slachtoffer] wederrechtelijk gedwongen zijn kleding uit te
trekken en zonder kleding over straat te lopen.

4.

hij op 15 oktober 2016 te Helmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
telefoon en / of sleutel(s) en / of tas en / of ID-kaart en / of parfum en / of koptelefoon en / of mes , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Partiële vrijspraak feit 3 en 4.

De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijsmiddelen zijn op grond waarvan de conclusie getrokken kan worden dat verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten
‘tezamen en in vereniging’ heeft gepleegd, zodat de verdachte van het onderdeel ‘medeplegen’ in de tenlastelegging behoort te worden vrijgesproken.
Weliswaar acht de rechtbank het medeplegen bij de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten wel wettig en overtuigend bewezen en is de rechtbank van oordeel dat alle bewezenverklaarde feiten in een voortgezette handeling zijn begaan, maar op basis van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat de medepleger van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten aan de onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

op 15 oktober 2016 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader met dat opzet
- die [slachtoffer] vastgepakt en
- die [slachtoffer] , terwijl deze tegenwerkende en/of tegenstribbelende bewegingen maakte, mee

in de woning aan de [adres 2] genomen en

- die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd geslagen en
- die [slachtoffer] naar de bank gegooid en
- met gebruikmaking van voornoemde geweldshandelingen en het numeriek overwicht dat
de verdachte en zijn mededader op die [slachtoffer] hadden een situatie gecreëerd waardoor
die [slachtoffer] belet werd voornoemde woning te verlaten en
- die [slachtoffer] in voornoemde woning gehouden.

2.

op 15 oktober 2016 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem

- meermalen met zijn hand en/of met gebalde vuist tegen het gezicht en/of lichaam te slaan en
- richting de bank te gooien.

3.

op 15 oktober 2016 te Helmond [slachtoffer] door geweld en door bedreiging met geweld gericht tegen [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers heeft verdachte, terwijl voornoemde [slachtoffer] zich in de woning aan de [adres 2] bevond,

- die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd geslagen en
- die [slachtoffer] naar de bank gegooid en
- tegen die [slachtoffer] geroepen dat hij zijn kleding moest uittrekken en
- een grote zak op de grond gelegd en
- vervolgens de kleding van die [slachtoffer] in een zak gedaan en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] geroepen dat hij moest opflikkeren, waarna die [slachtoffer]
zonder kleding naar buiten is gelopen en aldus die [slachtoffer] wederrechtelijk gedwongen
zijn kleding uit te trekken en zonder kleding over straat te lopen.

4.

op 15 oktober 2016 te Helmond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: een telefoon, sleutels, een tas, een ID-kaart, parfum en een koptelefoon, toebehorende aan [slachtoffer] .

Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
Bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en verdachte daarvoor veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaar.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, dwang en diefstal, begaan tegen aangever, het ex-vriendje van de minderjarige dochter van verdachte. Verdachte heeft verklaard hiertoe te zijn overgegaan nadat hij van zijn dochter had gehoord dat aangever op zijn telefoon compromitterende foto’s en filmpjes van zijn dochter had staan en dat hij die telefoon ten koste van alles wilde bemachtigen om verspreiding van die foto’s van filmpjes te voorkomen. Toen aangever langs de woning kwam gelopen, hebben verdachte en zijn mededader aangever de woning ingetrokken. Omdat aangever tegenstribbelde en niet meteen zijn telefoon overhandigde en ontgrendelde, werd hij mishandeld en van zijn vrijheid beroofd. Onder dwang is aangever zijn tas met inhoud, waaronder de telefoon, afhandig gemaakt, waarna aangever zich van verdachte moest uitkleden en hij volledig naakt op straat is gezet.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat verdachte zijn dochter heeft willen beschermen en de woede van verdachte tot op zekere hoogte voorstelbaar was, rechtvaardigt dit het handelen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank geenszins. Verdachte heeft door zijn handelen eigenrichting gepleegd en dat is binnen de Nederlandse samenleving en rechtsorde volstrekt onacceptabel. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het slachtoffer een minderjarige jongen van 17 jaar oud betrof. De gebeurtenissen moeten een groot impact op deze jongen hebben gehad. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij in een vroeg stadium van het onderzoek heeft toegegeven de feiten te hebben gepleegd en ook verder zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend.
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat naast een voorwaardelijke gevangenisstraf, die er toe dient om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, een taakstraf passend en geboden is.
Wanneer bij schending van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals onder 1 bewezen is verklaard, niet een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd, laat de wet een taakstraf echter niet toe.
De rechtbank ziet zich hierdoor genoodzaakt om te bepalen dat de 2 dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht van de eerder genoemde gevangenisstraf onvoorwaardelijk zal worden opgelegd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een langere proeftijd op te leggen dan voor de duur van 2 jaar zoals de officier van justitie heeft gevorderd. Een proeftijd van 2 jaar acht de rechtbank voldoende als flinke stok achter de deur.

De toegepaste wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 56, 282, 284, 300 en 310.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
een ander door geweld en door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
ten aanzien van feit 4:
diefstal.
Doordat feit 2, 3 en 4 direct volgen op feit 1 en een resultante zijn van hetzelfde wilsbesluit van verdachte, kwalificeert de rechtbank de feiten 2, 3 en 4 als voortgezette handeling van feit 1.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
◦ Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
◦ Een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. van der Eijk, voorzitter,
mr. C.J. Sangers- de Jong en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 17 augustus 2017.
Mr. B. Poelert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.