In deze zaak, die op 14 september 2017 door de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, stond de vordering van de besloten vennootschap PRIJSVRIJ.NL B.V. centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Knotter, vorderde dat de gedaagde, PRIONET B.V., in de werkelijke proceskosten van de procedure zou worden veroordeeld. De aanleiding voor deze vordering was een eerder gelegd derdenbeslag door Prionet op de bankrekening van Prijsvrij, dat doel had getroffen voor een aanzienlijk bedrag. Prijsvrij had op 29 augustus 2017 aangegeven bereid te zijn een bankgarantie te stellen, maar Prionet weigerde aanvankelijk om het beslag op te heffen. Dit leidde tot de noodzaak voor Prijsvrij om een kort geding aan te spannen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat Prionet misbruik van procesrecht had gemaakt door niet tijdig te bevestigen dat het beslag zou worden opgeheven. De rechter stelde vast dat Prionet op de hoogte was van de gevolgen van haar handelen en dat Prijsvrij hierdoor onterecht was gedwongen om een kort geding aan te spannen. De rechter wees de vordering van Prijsvrij toe en veroordeelde Prionet in de werkelijke proceskosten, die werden begroot op € 6.219,21, inclusief griffierecht en advocaatkosten. De uitspraak benadrukte het belang van het recht op toegang tot de rechter en de voorwaarden waaronder een veroordeling in proceskosten kan plaatsvinden, met name in gevallen van misbruik van procesrecht.