Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding op verkorte termijn ex artikel 117 Rv d.d. 30 augustus 2017 met 17 producties;
- de brief van mr. H. Zeilmaker d.d. 1 september 2017;
- de brief van mr Kuijper van 1 september 2017;
- het herstelexploit van 1 september 2017;
- de bij faxbericht van 2 september 2017 door mr. Hagelaars ingediende producties 1 en 2;
- de bij faxbericht van 3 september door mr. Çankaya ingediende productie 18.
- de mondelinge behandeling op 4 september 2017.
- de pleitnota van de gemeente.
2.De feiten
artikel 82akan bij of krachtens gemeentelijke verordening worden bepaald dat het gebruik van de bij die verordening te bepalen gemeentelijke openbare weg of delen daarvan, voor wat betreft het aldaar aanbieden van taxivervoer, uitsluitend is voorbehouden aan vervoerders en bestuurders van auto’s die taxivervoer verrichten die overeenkomstig de bij en krachtens dit artikel gestelde regels deel uitmaken van een organisatorisch verband.
3.Het geschil
primairop het standpunt dat Stichting Taxibelang niet ontvankelijk is in haar vorderingen. Enerzijds omdat een voldoende spoedeisend belang ontbreekt, anderzijds omdat niet wordt voldaan aan de eisen die aan een collectieve actie worden gesteld.
- Stichting Taxibelang feitelijk een (negatief) wetgevingsbevel vordert, dat door de civiele rechter niet kan worden uitgesproken;
- de gemeentelijke Taxiverordening niet onverbindend is;
- er geen sprake is van strijd met de Wet Personenvervoer, de Grondwet en/of het EVRM.
4.De beoordeling
816,00