Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde integraal bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen, met uitzondering van het onderdeel ‘medeplegen’. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de rollen die de overige betrokkenen bij de oplichting hebben vervuld van onvoldoende gewicht zijn om te kunnen spreken van ‘medeplegen’. Verdachte dient derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
[betrokkene 6]deed op 21 oktober 2014 aangifte van onder meer oplichting en verklaarde - zakelijk weergegeven - het volgende:
Ik ben werkzaam als teammanager van Bureau Interne Zaken (hierna: BIZ) bij de Coöperatie VGZ (hierna: VGZ). VGZ is als ziektekostenverzekeraar een uitvoerende instantie ten behoeve van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Voor het toekennen van een Persoons Gebonden Budget (hierna: PGB) is het noodzakelijk dat de budgethouder eerst een AWBZ-indicatie krijgt. In de indicatie wordt aangegeven wat de zorgvraag is, wat de aard is van de zorg die verleend moet worden en gedurende hoeveel uur die zorg moet worden toegekend. Gezegd kan worden dat de indicatie de basis is voor het toekennen van een PGB aan een budgethouder. Nadat VGZ van een cliënt/budgethouder een indicatie voor een PGB heeft ontvangen, worden er vanuit VGZ diverse gegevens opgevraagd waaronder bankgegevens en een solvabiliteits-verklaring. Op grond van de ontvangen indicatie wordt dan aan de budgethouder een budget toegekend.
Op 15 september 2014 ontving BIZ de melding dat er onregelmatigheden waren geconstateerd in het PGB-dossier ten name van [betrokkene 7] . Deze melding had betrekking op een medewerkster van VGZ te Eindhoven genaamd [betrokkene 8] . Dit was geconstateerd door [betrokkene 9] , die werkzaam is als teamcoördinator PGB bij VGZ. Op 16 september 2014 vond een gesprek plaats met [betrokkene 9] en haar collega [betrokkene 10] , waarin zij nadere uitleg gaven over de gedane melding, met overlegging van de schriftelijke bescheiden. Kort en zakelijk samengevat verklaarden [betrokkene 9] en [betrokkene 10] dat [verdachte] op 24 december 2012 handmatig een PGB-dossier had aangemaakt in de geautomatiseerde systemen van VGZ ten name van [betrokkene 7] en dat [verdachte] meerdere handelingen heeft uitgevoerd in het (digitale) dossier van budgethoudster die als opmerkelijk kunnen worden betiteld. Zo werden persoonsgegevens opgevraagd voordat er een indicatiestelling was ingeboekt en werden er géén onderhavige stukken ter zake de indicatiestelling opgevoerd. Verder verklaarden [betrokkene 9] en [betrokkene 10] dat [verdachte] een budget ad € 82.982,12 betaalbaar heeft gesteld aan budgethouder [betrokkene 7] met [bankrekeningnummer 9] .
Op 18 september 2014 ontving BIZ een tweede melding van [betrokkene 10] . Deze melding had betrekking op een PGB-dossier ten name van [betrokkene 11] dat handmatig door [verdachte] was aangemaakt. Uit het gesprekverslag met [betrokkene 10] opgemaakt naar aanleiding van de melding inzake het dossier [betrokkene 11] kwam naar voren dat [verdachte] op 24 december 2013 handmatig een PGB-dossier heeft aangemaakt in de geautomatiseerde systemen van VGZ ten name [betrokkene 11] zonder daarvoor over de vereiste indicatie te beschikken en dat [verdachte] meerdere handelingen heeft uitgevoerd in het (digitale) dossier van budgethouder [betrokkene 11] die als opmerkelijk kunnen worden betiteld. Zo werden persoonsgegevens opgevraagd voordat er een indicatiestelling was ingeboekt en zijn er géén onderhavige stukken ter zake de indicatiestelling opgevoerd. Verder kwam uit het gesprekverslag met [betrokkene 10] naar voren dat [verdachte] een budget ad € 66.607,77 betaalbaar heeft gesteld aan budgethouder [betrokkene 11] met [bankrekeningnummer 5] .
Op 25 september 2014 ontving BIZ van [betrokkene 12] , teammanager PGB zorgkantoren VGZ-kantoor te Eindhoven, een derde melding dat werd vermoed dat [verdachte] fraude had gepleegd in een PGB-dossier. [betrokkene 12] had deze informatie ontvangen van medewerkster [betrokkene 13] . Er is sprake van onrechtmatige heropening van een bestaand dossier van budgethouder [betrokkene 14] , die in het verleden recht heeft gehad op een PGB-verstrekking. Het geld is betaalbaar gesteld op [bankrekeningnummer 6] . Op 29 september 2014 verklaarde [betrokkene 13] dat ze had ingelogd op het systeem PGB.NET en dat ze toen zag dat er op verschillende momenten in 2014 bedragen van € 20.000 en € 30.000 waren overgemaakt naar budgethouder [betrokkene 14] . Tevens zag ze dat alle bedragen waren geaccordeerd door [verdachte] . Ze vond dat vreemd want de budgethouder had alleen PGB ontvangen in de jaren 2008 en 2009. Het PGB-dossier was al afgesloten in 2012.
Uit een interview met [verdachte] op 8 oktober 2014 bleek dat zij ook had gefraudeerd in een dossier van budgethouder [betrokkene 15] , geboren [geboortedatum 2] . In dit dossier had ze zonder de vereiste indicatie geld overgemaakt naar een bankrekeningnummer. Uit de geautomatiseerde systemen van de VGZ bleek dat het geld was overgemaakt naar [bankrekeningnummer 1] op naam van [betrokkene 1] , met als omschrijving bij de overboeking “inz. [betrokkene 15] ”. In dit dossier is géén indicatiestelling (fysieke stukken) aangetroffen. Kijkend naar de invoervariabelen van het computersysteem valt op te maken dat de ingevoerde indicatie is opgevoerd nadat het dossier is afgesloten, wat niet logisch lijkt.
[verbalisant 1]relateerde op 30 januari 2015 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Naar aanleiding van een vordering ex artikel 126nd Sv zijn door de ABN AMRO bankafschriften verstrekt met [bankrekeningnummer 7] t.n.v. [betrokkene 1] , over de periode 9 februari 2009 tot en met 14 juli 2012. Aan de hand hiervan zijn de ontvangsten in kaart gebracht in de periode na de ontvangst van de PGB-gelden van VGZ. Analyse van de bankmutaties leveren de volgende bevindingen op. Op [bankrekeningnummer 1] werd een totaalbedrag van € 90.036,60 ontvangen van zorgkantoor Noord-Oost Brabant. In onderstaand overzicht zijn deze bedragen nader gespecificeerd:
- op 23-09-2009 een bedrag van € 36.719,36, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant [betrokkene 15] 2009 september’
- op 23-09-2009 een bedrag van € 5.837,44, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant [betrokkene 15] 2009 oktober’
- op 28-10-2009 een bedrag van € 5.649,13, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant [betrokkene 15] 2009 november’
- op 25-11-2009 een bedrag van € 5.837,46, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant [betrokkene 15] 2009 december’
- op 02-06-2010 een bedrag van € 33.789,32, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant [betrokkene 15] 2010 Def. Afrekening’
- op 02-06-2010 een bedrag van € 2.203,89, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant [betrokkene 15] 2009 Def. Afrekening’.
[verbalisant 1]relateerde op 30 januari 2015 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Naar aanleiding van een vordering ex artikel 126nd Sv zijn door de ING-bank bankafschriften verstrekt met [bankrekeningnummer 8] ten name van [betrokkene 7] , met bankmutaties over de periode 2 januari 2013 tot en met 30 oktober 2013. Aan de hand hiervan zijn de ontvangsten in kaart gebracht in de periode na de ontvangst van de PGB-gelden van VGZ. Analyse van de bankmutaties leveren de volgende bevindingen op. Op [bankrekeningnummer 9] werd een totaalbedrag van € 82.982,12 ontvangen van zorgkantoor Noord-Oost Brabant. In onderstaand overzicht zijn deze bedragen nader gespecificeerd:
- op 16-01-2013 een bedrag van € 59.009,60, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant 2012’
- op 30-04-2013 een bedrag van € 23.972,52, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant 2012’
Van [bankrekeningnummer 10] worden op 16 januari 2013 tweemaal, op 29 januari 2013 en op 2 mei 2013 geldbedragen, respectievelijk € 10.000,00, € 1.000,00, € 11.000,00 en € 12.000,00, overgeboekt naar bankrekeningen van [verdachte] .
Van [bankrekeningnummer 10] worden zowel op 22 en 23 januari 2013 geldbedragen van € 8.500,00 contant opgenomen.
[verbalisant 1]relateerde op 16 mei 2015 - zakelijk weergegeven – als volgt:
Naar aanleiding van een vordering ex artikel 126nd Sv zijn door de Rabobank Hart van de Meierij bankafschriften verstrekt met [bankrekeningnummer 11] ten name van [betrokkene 11] , met bankmutaties over de periode 6 december 2013 tot en met 24 september 2014. Aan de hand hiervan zijn de ontvangsten in kaart gebracht in de periode na de ontvangst van de PGB-gelden van VGZ. Deze bankmutaties houden onder meer in:
- op 14-01-2014 werd een bedrag bijgeschreven van €43.418,11, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant met betrekking tot [betrokkene 11] , J2013 december’
- op 11-02-2014 werd een bedrag bijgeschreven van €23.189,66, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant met betrekking tot [betrokkene 11] , J2013 december’
[verbalisant 1]relateerde op 29 januari 2015 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Naar aanleiding van een vordering ex artikel 126nd Sv zijn door de ING-bank bankafschriften verstrekt met [bankrekeningnummer 12] ten name van [betrokkene 14] , met bankmutaties over de periode 21 januari 2014 tot en met 27 november 2014. Aan de hand hiervan zijn de ontvangsten in kaart gebracht in de periode na de ontvangst van de PGB-gelden van VGZ. Analyse van de bankmutaties leveren de volgende bevindingen op.
- op 21-01-2014 werd een bedrag bijgeschreven van € 31.782,55, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant RJJ2012 December’
- op 21-01-2014 werd een bedrag bijgeschreven van € 31.787,79, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant RJJ2012 December’
- op 06-05-2014 werd een bedrag bijgeschreven van € 20.763,46, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant RJJ2013 Def. afrekening’
- op 05-08-2014 werd een bedrag bijgeschreven van € 23.123,69, betreft ‘Ontvangst Zorgkantoor Noord-Oost Brabant RJJ2014 Def. afrekening’.
[verbalisant 1]relateerde op 15 januari 2015 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op 13 januari 2015 heeft op het kantoor bij VGZ te Eindhoven een gesprek plaatsgevonden met [betrokkene 6] en [betrokkene 16] , beiden medewerker van
Bureau Interne Zaken binnen VGZ. Na afloop van dit gesprek is het relaas verstrekt inzake de handelingen die hebben plaatsgevonden ten aanzien van het dossier van budgethouder [betrokkene 15] . Dit relaas is opgesteld door een medewerker PGB op basis van de informatie zoals deze is vastgelegd binnen de systemen van VGZ. Het relaas is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. Dit relaas vermeldt onder meer:
- op 10-09-2009: Cliënt ingevoerd in systeem (door medewerker [verdachte] )
- op 10-09-2009: Indicatiebesluit 101 ingevoerd - looptijd indicatie: 10-03-2009 t/m
09-03-2010 (door medewerker [verdachte] )
Opm.: Indicatie is terug te vinden in AZR.
- op 16-09-2009: Indicatiebesluit 102 ingevoerd (door medewerker [verdachte] )
Opm.: Indicatie is niet te vinden in AZR.
- op 17-09-2009: Invoeren rekeningnummer (door medewerker [verdachte] )
- op 17-09-2009: Toekenningsbeschikking 2009 (door medewerker [betrokkene 17] )
- op 28-05-2010: Indicatie 102 gemuteerd -functies toegevoegd (door medewerker
- op 28-05-2010: Accorderingsregel aangemaakt op naam van [betrokkene 18] (door
medewerker [betrokkene 18] )
- op 28-05-2010: Indicatie 101 budget 2009 gemuteerd - Beëindiging verwijderd (door
medewerker [betrokkene 18] )
- op 28-05-2010: Toekenningsbeschikking Budgetjaar 2010 (door medewerker
Het gespreksverslag met
[betrokkene 10], gevoerd door [betrokkene 19] en [betrokkene 20] , beiden medewerkers van Bureau Interne Zaken binnen VGZ, d.d. 16 september 2014 houdt - zakelijk weergegeven – het volgende in:
Ik werk bij het VGZ. Mijn functie houdt in dat ik het systeem PGB.net beheer. Met betrekking tot het PGB-dossier van budgethouder [betrokkene 7] heb ik informatie verzameld vanuit de betreffende digitale bestanden van VGZ. Ik heb de bijzonderheden weergegeven in een schema waarin ik per datum heb weergegeven welke handelingen er hebben plaatsgevonden met betrekking tot het PGB-dossier. Dit schema vermeldt onder meer:
- op 24-12-2012: Persoonsgegevens opgevraagd (medewerker [betrokkene 21] )
- op 11-01-2013: Indicatie handmatig ingevoerd (medewerker [verdachte] )
- op 11-01-2013: Toekenningsbeschikking is aangemaakt (medewerker [betrokkene 22] )
- op 18-01-2013: Accorderingscherm registratie (door medewerkers [verdachte] en [betrokkene 23]
- op 26-04-2013: Een mutatie op de indicatie (medewerker [verdachte] )
Opm.: De indicatie is viermaal opgevoerd/gewijzigd. Bij de eerste drie wijzigingen liepen de functies altijd van 01-03-2012 tot en met 31-12-2012. Bij de laatste wijziging is de ingangsdatum van alle functies gewijzigd naar 01-01-2012. Daarnaast is de functie verpleging toegevoegd met klasse 0 en is persoonlijke verzorging opgehoogd van klasse 1 naar klasse 4. Hierdoor is het oude budget van (netto) 59.009,60 euro verhoogd tot (netto) 82.982,12 euro.
- op 26-04-2013: Accorderingscherm registratie (door medewerkers [verdachte] en [betrokkene 23]
Het gespreksverslag met
[betrokkene 10], gevoerd door [betrokkene 20] en [betrokkene 24] , beiden werkzaam bij VGZ, d.d. 22 september 2014 houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Tijdens het zoeken binnen de geautomatiseerde systemen/bestanden van VGZ viel het dossier van budgethouder [betrokkene 11] . Binnen dit dossier is gehandeld alsof het een omzetting betrof van Zorg in Natura naar PGB, maar zowel de indicatie als het verzoek tot omzetting (dat afkomstig moet zijn van de budgethouder) zijn niet te vinden. In dit dossier is net als in het dossier van budgethouder [betrokkene 7] na enige tijd de indicatie verhoogd, waardoor er een nabetaling is ontstaan. Nagenoeg alle mutaties in/op het dossier zijn uitgevoerd door medewerkster [verdachte] . Ik heb de bijzonderheden weergegeven in een schema waarin ik per datum heb weergegeven welke handelingen er hebben plaatsgevonden met betrekking tot het PGB-dossier. Dit schema vermeldt onder meer:
- op 24-12-2013: Cliënt handmatig ingevoerd in PGB.net (medewerker [verdachte] )
- op 06-01-2014: Stukken ingescand in Documentum – Bankovereenkomst.
Opm.: is
niet ondertekend en dus niet goedgekeurd had mogen worden.
- op 08-01-2014: Indicatie handmatig ingevoerd in PGB.net (medewerker [verdachte] )
- op 10-01-2014: Toekenningsbeschikking aangemaakt (medewerker [betrokkene 25] )
- op 07-02-2014: Laatste wijziging op indicatie (medewerker [verdachte] ).
Opm.: Dit
betreft waarschijnlijk het ophogen van het budget.
[verbalisant 1]relateerde op 15 januari 2015 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op 13 januari 2015 heeft op het kantoor bij VGZ te Eindhoven een gesprek plaatsgevonden met [betrokkene 6] en [betrokkene 16] , beiden medewerker van
Bureau Interne Zaken binnen VGZ. Na afloop van dit gesprek is het relaas verstrekt inzake de handelingen die hebben plaatsgevonden ten aanzien van het dossier van budgethouder [betrokkene 14] . Dit relaas is opgesteld door een medewerker PGB op basis van de informatie zoals deze is vastgelegd binnen de systemen van VGZ. Het relaas is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. Dit relaas vermeldt onder meer:
- op 30-11-2013: Budgethouder is sinds 30-11-2013 rekeninghouder van
[bankrekeningnummer 13] .
- op 27-12-2013: Rekeningnummer ingevoerd (medewerker: [verdachte] )
- op 27-12-2013: Rekeningnummer geaccordeerd (medewerker: [betrokkene 17] )
- op 17-01-2014: Invoer indicatie en muteren budget 2012 (medewerker: [verdachte] )
- op 20-01-2014: Stukken m.b.t. rekeningnummer ingescand.
Opm.: De brief van de
ING is gedateerd 10-01-2014 en de datumstempel vermeldt 13-01-2014. Het
rekeningnummer is dus ingevoerd en geaccordeerd voordat het bewijsstuk bestond.
- op 21-01-2014: Accordering door [betrokkene 13] op een mutatie van [verdachte] per 17-01-
2014 (medewerkers: [betrokkene 13] en [verdachte] )
- op 28-03-2014: Mutatie op budget (medewerker: [verdachte] )
- op 04-04-2014: Mutatie op budget (medewerker: [verdachte] )
- op 22-07-2014: Mutatie op budget 2012 indicatie 104 (medewerker: [verdachte] )
- op 01-08-2014: Mutatie op indicatie 104 (medewerker: [verdachte] )
- op 01-08-2014: Mutatie op budget 2013 indicatie 104 (medewerker: [verdachte] )
- op 01-08-2014: Mutatie op budget 2014 indicatie 104 (medewerker: [verdachte] )
Verdachteverklaarde op 18 maart 2015 tijdens haar verhoor bij de politie [
m.b.t. het PGB-dossier ‘ [betrokkene 15] ’] - zakelijk weergegeven - onder meer:
Rond de periode van eind 2009 en begin 2010 ging ik veel om met [betrokkene 26] . Zij gaf aan dat zij op straat kwam te staan. [betrokkene 26] wist dat ik bij VGZ werkte en vroeg aan mij of ik iets voor haar kon doen op mijn werk. Ik heb bedacht hoe ik haar kon helpen, daarna heb ik met haar besproken dat ik geld kan overmaken maar dat ik dan gegevens moest hebben. Ik heb met haar besproken dat ik een bankrekeningnummer moest hebben. [betrokkene 26] had bedacht dat het dossier kon worden aangemaakt op de naam van [betrokkene 15] , zijnde de broer van haar vriend [betrokkene 1] . We hebben samen bij mij thuis besproken hoe we dat konden doen. Ik wilde dat het kloppend was voor andere collega’s. [betrokkene 26] gaf mij de achternaam en geboortedatum van [betrokkene 15] . Ik heb de naam van [betrokkene 15] ingevoerd in het systeem. Het bankrekeningnummer van [betrokkene 1] kreeg ik van [betrokkene 26] op een post-it. Er was geen indicatie dus de indicatie heb ik zelf verzonnen. Wanneer het dossier compleet is, wordt er een toekenningbeschikking uitgedraaid. U houdt mij voor dat in de gegevens van VGZ staat dat de toekenningsbeschikking op naam van [betrokkene 17] is ingevoerd. Het kan kloppen dat ik op mijn eigen naam heb gewerkt in combinatie met [betrokkene 17] . [betrokkene 17] zat achter mij op kantoor en ik kon gebruik maken van haar computer terwijl zij ingelogd was. Het geld is uiteindelijk overgeboekt. Ik heb dit op mijn werk nagekeken en zag dat bij het bedrag ‘betaald’ stond. Later in 2010 vroeg [betrokkene 26] mij om een tweede keer geld te storten. Ik ben akkoord gegaan met haar verzoek. Het dossier was afgesloten en ik heb het dossier heropend. Ik heb de jaarafrekening opengebroken. Daarna moest ik weer een indicatie en een verantwoording invoeren. Ik heb een paar bedragen als verantwoording verzonnen. U houdt mij voor dat de door mij genoemde handelingen op naam van [betrokkene 27] zijn ingevoerd. Ik heb op de naam van [betrokkene 27] gehandeld omdat ik wist dat [betrokkene 27] weg zou gaan bij VGZ. Er zijn toen nog twee uitbetalingen gedaan.
Verdachteverklaarde op 19 maart 2015 tijdens haar verhoor bij de politie [
m.b.t. het PGB-dossier ‘ [betrokkene 7] ’] - zakelijk weergegeven - onder meer:
Ik heb dit dossier aangemaakt. In oktober 2012 heb ik [betrokkene 7] uitgelegd wat ik wilde gaan doen en ik heb haar gevraagd om mee te helpen met de fraude. Ik stelde voor om het geld te delen en dat vond ze wel aantrekkelijk. Ze stemde in met het gebruik van haar bankrekening, want anders kon het geld niet gestort worden. Ik heb de persoonsgegevens ingevoerd via collega [betrokkene 28] . Ik ben naar [betrokkene 28] gegaan omdat ik niet wilde dat mijn naam aan de mutatie zou hangen en omdat [betrokkene 28] geen vragen stelde. [betrokkene 7] heeft de solvabiliteitsverklaring opgevraagd. Zij ontving de solvabiliteitsverklaring op haar adres en heeft hem toen aan mij gegeven. Ik heb de solvabiliteitsverklaring meegenomen naar mijn werk, er een stempeldatum op gezet en ingevoerd in het systeem. Daarna heb ik het [betrokkene 29] gevraagd te tekenen in verband met de vier-ogencontrole. Zij deed dat. Verder heb ik de indicatie verzonnen zodat er een bedrag uitkwam. Daarna heb ik de toekenningsbeschikking uitgedraaid op naam van collega [betrokkene 30] . Zij was ingelogd en ik heb haar gevraagd om het uit te draaien en dat deed ze. Ik heb vinkjes op het verwerkingsrapport gezet en ik heb de initialen HK gezet en tevens mijn eigen initialen. Ik heb het dossier niet in het vier-ogenbakje gelegd om te voorkomen dat een vier-ogencontrole werd uitgevoerd. Ik heb dus het verwerkingsrapport zelf ingevuld en gescand zodat het lijkt dat de vier-ogencontrole heeft plaatsgevonden. Ik heb in het systeem gekeken en ik zag dat het geld betaald was. [betrokkene 7] belde me op en zei ‘we are rich baby’. Ik heb het dossier op 26 april 2013 weer opengebroken omdat ik opnieuw geld nodig had. Ik heb toen de beëindiging van 18 januari 2013 verwijderd. Het geld dat door VGZ is gestort heeft [betrokkene 7] deels contant opgenomen en aan mij gegeven. Ook is er geld overgeboekt via de bankrekening.
Verdachteverklaarde op 19 maart 2015 tijdens haar verhoor bij de politie [
m.b.t. het PGB-dossier ‘ [betrokkene 11] ’] - zakelijk weergegeven - onder meer:
Ik heb dat dossier aangemaakt. Ik heb op 8 januari 2014 handmatig een indicatie ingevoerd. Ik heb aan [betrokkene 31] gevraagd of zij het bankrekeningnummer wilde accorderen. Zij vroeg niets en heeft geaccordeerd. Ik heb op 10 januari 2014 op naam van [betrokkene 29] een toekenningsbeschikking aangemaakt. Ik vertelde Tamara dat MS Word het niet deed en vroeg dan of ik haar computer mocht gebruiken om een brief af te drukken. Ik heb de vinkjes en de initialen TM en MV op het controleformulier gezet. Ik heb op 7 februari 2014 wijzigingen doorgevoerd op de indicatie. Dat heb ik gedaan omdat het bedrag dat betaald zou worden rond de € 60.000 was en er de eerste keer € 40.000 was betaald. Er moest dus nog een bedrag komen.
Verdachteverklaarde op 18 maart 2015 tijdens haar verhoor bij de politie [
m.b.t. het dossier ‘ [betrokkene 14] ’] - zakelijk weergegeven - onder meer:
Ik heb met het dossier van [betrokkene 14] gefraudeerd omdat zijn naam al bekend was in het systeem. Ik heb [betrokkene 14] gevraagd of ik op zijn rekening geld mocht storten. Ik heb hem uitgelegd dat het van mijn werk afkwam. Ik heb hem ook gevraagd of hij hiervoor een nieuwe bankrekening wilde openen want het kon niet op de bankrekening waar hij zijn Wajong-uitkering op ontving. [betrokkene 14] ging ermee akkoord. Ik heb de jaarafrekening opengebroken en ik heb er een nieuwe indicatie met terugwerkende kracht ingeplakt. Ik heb de indicatie ingevoerd vanaf 2012. [betrokkene 14] heeft zijn rekeningnummer aan mij gegeven. Ik heb dat rekeningnummer ingevoerd en ik heb [betrokkene 32] gevraagd om het rekeningnummer van [betrokkene 14] te accorderen. Zij vroeg wel waarom ze moest accorderen en ik gaf aan dat ik de datum had aangepast en toen accordeerde ze zonder verdere vragen. De solvabiliteitsverklaring met betrekking tot dit rekeningnummer heeft [betrokkene 14] geregeld en ik heb hem daarbij telefonisch geholpen. U houdt mij voor dat op de verklaring een stempel staat van 13 januari 2014 en dat er een fiat gegeven wordt door PM op 14 januari 2014. Om het dossier compleet te krijgen en om het niet op te laten vallen heb ik het later laten aftekenen door [betrokkene 31] en ingescand in het systeem Documentum. Ik wist dat zij zou aftekenen als ik het vroeg. Het geld werd overgemaakt op de rekening van [betrokkene 14] . Ik had met [betrokkene 14] afgesproken dat we het geld zouden delen. Na de eerste storting vanuit VGZ heb ik met internetbankieren, vanaf de rekening van [betrokkene 14] , de helft plus € 5.000 overgemaakt naar mijn eigen bankrekening.
Verdachteverklaarde ter terechtzitting van 19 januari 2017- zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Wat ik bij de politie heb verklaard, klopt. Ik ben in 2006 begonnen bij VGZ. Na een half jaar heb ik bijna alleen nog op de PGB-afdeling gewerkt. Ik heb het nieuwe computerprogramma dat uitkwam in 2008 mee getest, dus ik wist goed hoe het programma werkte. In de systemen van VGZ heb ik ten aanzien van de PGB-dossiers van [betrokkene 15] , [betrokkene 7] , [betrokkene 11] en [betrokkene 14] telkens onbestaande indicaties ingevuld, zodat er een bepaald bedrag uitkwam en dat bedrag werd vervolgens uitbetaald. Ik heb in alle vier de bovengenoemde dossiers de vier-ogencontrole omzeild.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de (geautomatiseerde) systemen van VGZ zodanig heeft gemanipuleerd dat VGZ ten onrechte – zonder dat daaraan een geldige indicatie ten grondslag lag – PGB-gelden heeft uitgekeerd. Vanwege haar werkzaamheden voor VGZ was verdachte goed bekend met de binnen de organisatie gehanteerde procedures voor de behandeling van PGB-aanvragen. Met die kennis heeft verdachte niet-bestaande indicaties ingebracht in een viertal (eveneens fictief aangemaakte dan wel ten onterechte heropende) PGB-dossiers, waarbij zij de bankgegevens van personen uit haar kennissenkring heeft ingevoerd. Verder heeft zij het systeem gemanipuleerd, formulieren zelf ingevuld, geprint en/of ingescand. Verdachte heeft de voorgeschreven administratieve controle, het zogenaamde ‘vier-ogensysteem’, telkens omzeild zodat haar collega’s niets van haar handelen hebben meegekregen. Uiteindelijk zijn de op grond van ingevoerde indicaties vastgestelde bedragen door VGZ overgemaakt naar de genoemde bankrekeningnummers.
Door de gegevens in de digitale systemen in te voeren op de wijze zoals verdachte dat heeft gedaan, heeft verdachte, in haar hoedanigheid als medewerkster van de organisatie, bij (de afdeling betalingen van) VGZ het vertrouwen gewekt dat de betreffende PGB-dossiers door meerdere medewerkers waren gecontroleerd en dat de betreffende budgethouders recht hadden op PGB. Dit alles was in werkelijkheid niet het geval. De rechtbank merkt de gedragingen van verdachte aan als listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels en komt tot de conclusie dat verdachte hiermee VGZ heeft bewogen tot het overmaken van de PGB-gelden op de bankrekeningnummers.
Met betrekking tot het door de raadsman gevoerde verweer dat het handelen van verdachte, gelet op de beperkte rollen van de overige in het dossier genoemde personen, niet als ‘medeplegen’ kan worden aangeduid, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte ter zake van het dossier ‘ [betrokkene 11] ’ zodanig nauw en bewust met een ander of met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen. Verdachte zal daarom ten aanzien van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Dat ligt anders ten aanzien van de dossiers ‘ [betrokkene 15] ’, ‘ [betrokkene 7] ’ en ‘ [betrokkene 14] ’. Immers volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte haar plannen om te frauderen telkens op voorhand met de ander heeft besproken. Zowel [betrokkene 26] als [betrokkene 7] als [betrokkene 14] waren op de hoogte van de plannen van verdachte om vanuit haar werk (PGB-)gelden te laten uitkeren. Deze personen hebben telkens met dat specifieke doel hun/een bankrekening ter beschikking gesteld en bankgegevens aangeleverd bij verdachte. [betrokkene 14] heeft hiertoe zelfs een nieuwe bankrekening geopend. Verder is door alle voormelde personen gezorgd voor een solvabiliteitsverklaring, welke verdachte nodig had om de fraude te kunnen plegen. [betrokkene 7] heeft de gelden die binnenkwamen overgeboekt naar bankrekeningen van [verdachte] of opgenomen en aan [verdachte] afgegeven. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en in aanmerking genomen dat de bankrekeningen een essentiële voorwaarde vormden om de fraude kunnen laten slagen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw heeft samengewerkt met zowel [betrokkene 26] als [betrokkene 7] als [betrokkene 14] bij de uitvoering van een (telkens) door hen gezamenlijk gemaakt plan. Daar komt bij dat verdachte met [betrokkene 7] en met [betrokkene 14] afspraken heeft gemaakt over de onderlinge verdeling van de ‘buit’ en het geld uiteindelijk ook daadwerkelijk met hen heeft gedeeld.
De rechtbank concludeert dat de voornoemde uitvoeringshandelingen - in onderlinge samenhang bezien - duiden op een nauwe samenwerking tussen verdachte en elk van de overige genoemde betrokkenen, waarbij de bijdrage van die overige betrokkenen aan de oplichting (telkens) is aan te merken als zodanig wezenlijk en significant dat het handelen van verdachte telkens als medeplegen kan worden gekwalificeerd. Het verweer van de raadsman wordt op dit punt derhalve verworpen.