ECLI:NL:RBOBR:2017:599

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
C/01/313545 / HA ZA 17-3
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldsom met wettelijke rente en proceskostenveroordeling

In deze civiele procedure heeft de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 8 februari 2017 vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer C/01/313545 / HA ZA 17-3. Eiseres vordert een bedrag van € 120.492,68, vermeerderd met wettelijke en contractuele rente, alsook vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangegeven dat zij de wettelijke rente vordert zoals bedoeld in artikel 6:119a BW, en heeft daarom de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toegewezen. De rechtbank heeft de vordering van eiseres voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond geacht en heeft deze toegewezen. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiseres zijn begroot op € 5.426,28. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/313545 / HA ZA 17-3
Vonnis van 8 februari 2017
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Lauwen te Oss,
tegen
[gedaagde],
voorheen wonende te [woonplaats] , thans zonder bekende woon- en verblijfplaats in en buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eiseres vordert vergoeding van de wettelijke rente over de som van € 2.169,55. Nu eiseres niet heeft aangegeven dat zij bedoelt de wettelijke rente van art. 6:119a BW te vorderen, zal de rechtbank over genoemde som de wettelijke rente van art. 6:119 BW als het mindere toewijzen.
2.2.
Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.3.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 102,28
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 3.903,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.421,00(1,0 punt × tarief € 1.421,00)
Totaal € 5.426,28

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 120.492,68 (éénhonderdtwintig duizendvierhonderdtweeënnegentig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met:
  • de contractuele rente ad 4,8% per jaar over het bedrag van € 24.370,56
  • de contractuele rente ad 4,7% per jaar over het bedrag van € 88.417,27
  • de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 2.169,55
een en ander steeds met ingang van 30 september 2016 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 5.426,28,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2017.