Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
DIT Services B.V.,
1.Het procesverloop
Op 26 oktober 2016 zijn door DIT Services nog een drietal producties in- c.q. nagezonden: productie 19 die abusievelijk niet was bijgevoegd, alsmede productie 41 en 42.
DIT Services maakt onderdeel uit van de DIT Groep, gespecialiseerd in de bemiddeling van technisch (uitvoerend) personeel in de bouw-, metaal- en techniekindustrie via detachering, uitzending en payrolling.
- - Het feit dat [eiser] voor honderden dan wel duizenden dan wel tienduizenden euro’s uitgaven heeft gedaan waarvan op zijn minst onduidelijk is of sprake is van zakelijke uitgaven.
- - De hoogte van de gedane beweerdelijke zakelijke uitgaven afgezet tegen het bruto maandsalaris van [eiser] , maar ook de winst van de Vennootschap en haar groepsmaatschappijen. [eiser] had met meer gematigdheid dergelijke uitgaven moeten doen. Los van het declaratiereglement zou ieder weldenkend bestuurder op een meer correcte manier om zijn gegaan met declaraties of uitgaven met de zakelijke
- - Daarnaast waren de aandeelhouders niet op de hoogte van deze uitgaven.
- - [eiser] heeft niet verantwoordelijk gehandeld.
- - De samenwerkingsovereenkomsten met onder andere SubAdvies blijven vragen oproepen. In elk geval zijn dit ongeoorloofde nevenwerkzaamheden. Zo [eiser] hier zelf niet beter van is geworden heeft hij andere partijen er beter van laten worden.
3.Het verzoek en het verweer
14 juli 2016 tot aan de dag van betaling, althans voor recht te verklaren dat DIT Services deze vordering mag verrekenen met enig bedrag dat DIT Services aan [eiser] verschuldigd is;
€ 307,16 bruto (uitgaande van onder andere minus 18 vakantieuren), en [eiser] te veroordelen dit bedrag aan DIT Services te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2016 tot aan de dag van betaling, althans voor recht te verklaren dat DIT Services bevoegd deze vordering mag verrekenen met enig bedrag dat DIT Services aan [eiser] verschuldigd is;
4.De beoordeling
vermoedenvan malversaties is onvoldoende voor een ontslag op staande voet (zie Hoge Raad 4 februari 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4537). De stelling van [eiser] dat DIT Services reeds op 22 juni 2016, toen het beslag werd gelegd, genoeg wist voor een ontslag op staande voet, wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Het onderzoek van [naam 4] was toen net gestart, [eiser] en andere betrokkenen waren nog niet gehoord en er was nog slechts sprake van vermoedens van misstanden.
heeft erkend dat – naar eigen schatting – zo’n € 35.000,00 van zijn zakelijke uitgaven privéuitgaven betroffen. Een deel van deze privéuitgaven zijn gedaan met de zakelijke creditcard van DIT Services. Het betreft onder meer privéuitgaven voor kleding en privé (ski-)vakanties
1 april 2016, waarvan [eiser] de kosten eerst in privé heeft betaald en later heeft doorgedeclareerd aan DIT Services.
4.9. Ter onderbouwing van de tweede genoemde dringende reden, inhoudende dat [eiser] voor buitenproportionele bedragen uitgaven heeft gedaan waarvan op zijn minst onduidelijk is of sprake is van zakelijke uitgaven, heeft DIT Services onder meer de volgende door [naam 4] onderzochte uitgaven aangevoerd:
- een factuur van 16 juni 2015 voor zes tuinstoelen ter waarde van € 4.176,00;
- een horloge ter waarde van € 12.000,00 als afscheidscadeau voor [naam 1] , ter zake waarvan [eiser] op 8 maart 2016 een declaratie van € 4.560,00 heeft ingediend;
- uitgaven in twee Londense stripclubs in de nacht van 7 op 8 januari 2016 van in totaal € 10.664,82;
- [eiser] heeft gedurende de jaren 2014-2016 grote partijen wijn op kosten van DIT Services besteld die op zijn woonadres werden afgeleverd;
- [eiser] heeft vanaf eind 2014 tot medio 2016 ten minste € 16.166,61 gedeclareerd aan diners, lunches en borrels die door hem als zakelijk zijn aangemerkt en heeft (alleen al in 2016) voor € 18.325,25 aan diners en lunches uitgegeven met de zakelijke creditcard van DIT Services;
- [eiser] heeft gedurende de jaren 2013 tot medio 2016 veelvuldig golfuitgaven ten laste van DIT Services laten komen van ruim € 180.000,00;
- [eiser] heeft op 26 oktober 2015 op kosten van DIT Services een hometrainer aangeschaft van € 1.369,90;
- [eiser] heeft op 14 juli 2014 op kosten van DIT Services een luxe fietskoffer gekocht ter waarde van € 629,99.
[eiser] voert in dit verband allereerst aan dat voornoemde uitgaven, die inderdaad soms excessief lijken, allemaal zakelijke uitgaven betroffen en veelal kunnen worden geschaard ofwel onder de noemer ‘netwerken’ ofwel onder de noemer ‘goed zijn voor je personeel’.
De stelling van [eiser] dat hij zijn uitgaven in alle openheid deed en sinds langere tijd, rechtvaardigt zijn handelwijze niet. [eiser] was eindverantwoordelijk voor de financiële administratie binnen DIT Services en was in feite zijn eigen controleur. Hieraan doet de omstandigheid dat de jaarlijkse accountantscontrole blijkbaar geen vragen heeft opgeroepen niet af.
DIT Services heeft gemotiveerd betwist dat de Aandeelhouder op de hoogte was van het buitensporige uitgavenpatroon van [eiser] . Verder heeft DIT Services met cijfers onderbouwd betwist dat de voorgangers van [eiser] eenzelfde uitgavenpatroon als [eiser] kenden en dat het goed ging met de bedrijfsresultaten van DIT Services onder leiding van [eiser] .
De kantonrechter neemt als voldoende vaststaand aan dat het uitgavenpatroon van [eiser] binnen de DIT Groep buitenproportioneel was en niet enkel (puur) zakelijke uitgaven betrof, waarbij mede in aanmerking is genomen de aard en omvang van het bedrijf van DIT Services (een MKB bedrijf opererend op de Nederlandse markt en geen multinational) en de positie van [eiser] binnen DIT Services. Als algemeen directeur was hij de beleidsbepalende figuur, zette hij de toon voor de overige werknemers binnen DIT Services en diende hij het goede voorbeeld te geven.
De door DIT Services geleden schade overschrijdt volgens DIT Services vele malen het bedrag aan loon dat [eiser] vordert. DIT Services doet in dit verband, voor zover nodig, een beroep op verrekening.
Doel treft wel het verweer dat [eiser] bij het verzoek om DIT Services te veroordelen tot betaling van achterstallig salaris over de periode van 20 juni 2016 tot en met 14 juli 2016 is uitgegaan van een onjuist bedrag aan loon. Tussen partijen is niet in geschil dat is overeengekomen dat [eiser] in twee stappen zijn salaris mocht verhogen tot een bedrag gelijk aan het salaris van zijn medebestuurder [naam 1] (2/3 deel in 2014 en 1/3 deel in 2015). Blijkens de berekening die door DIT Services in de procedure is ingebracht (productie 42) blijkt genoegzaam dat in het licht van deze afspraak abusievelijk teveel salaris aan [eiser] is uitgekeerd. Als niet, althans onvoldoende weersproken dient ervan te worden uitgegaan dat het loon van [eiser] per vier weken € 11.330 bruto exclusief 8% vakantiegeld bedraagt.
€ 29.717,92 wegens teveel betaald loon, inclusief vakantiebijslag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 oktober 2016 tot aan de dag van betaling, is eveneens als niet, althans onvoldoende weersproken, toewijsbaar.
€ 1.500,00 wegens een verschuldigde persoonlijke lening is, voor zover nodig gelet op de erkenning van [eiser] van de verschuldigdheid hiervan, eveneens toewijsbaar.