ECLI:NL:RBOBR:2017:68

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
01/879329-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarigen en schadevergoeding

Op 5 januari 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 15 november 2016, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 8 en 22 december 2016. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje, geboren in 1997, in de periode van 1 september 2013 tot en met 30 september 2013, en opnieuw in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij hij seksuele handelingen had verricht met het slachtoffer, die zich als prostituee aanbood.

De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten op basis van de beschikbare bewijsmiddelen wettig en overtuigend. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de impact van de daden op het slachtoffer. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van 1557,30 euro aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 245 en 248b, die betrekking hebben op ontuchtige handelingen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879329-13
Datum uitspraak: 05 januari 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1966] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 en 22 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 november 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 30 september 2013 in de gemeente Vught en/of Sint-Michielsgestel en/of Schijndel, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [1997] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zich (vervolgens) laten pijpen door die [slachtoffer] ;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 in de gemeente Vught en/of Sint-Michielsgestel en/of Schijndel en/of Lommel, in elk geval in Nederland en/of België (telkens) ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [slachtoffer] (geboren op [1997] ), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht (telkens) uit - het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of - het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of het zich (vervolgens) laten pijpen door die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is ten aanzien van het tenlastegelegde in Lommel te België (feit 2), nu niet uit enig geschrift gebleken is dat dit feit ook in België strafbaar is (vereiste van dubbele strafbaarheid).
De rechtbank is van oordeel dat artikel 7 lid 2 onder c van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Blijkens dit wetsartikel is de Nederlandse strafwet toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan één van de misdrijven omschreven in de artikel 240b en 242 tot en met 250. Het vereiste van dubbele strafbaarheid is bij deze artikelen sinds 1 oktober 2002 niet aan de orde. Voorts is onomstreden dat verdachte de Nederlands nationaliteit bezit.
Het openbaar ministerie kan derhalve in zijn vervolging worden ontvangen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. in de periode van 01 september 2013 tot en met 30 september 2013 in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [1997] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en zich vervolgens laten pijpen door die [slachtoffer] ;
2. op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 in Nederland en/of Lommel (België), telkens ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [slachtoffer] (geboren op [1997] ), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren, maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht uit het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en het zich vervolgens laten pijpen door die [slachtoffer] .
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie eist ten aanzien van beide feiten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Voorts eist de officier van justitie hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 1.460,70 euro materiële kosten en een bedrag van 750,-- euro immateriële kosten, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meerdere malen tegen betaling seksueel contact gehad met een minderjarig meisje dat zich als prostituee aanbood, waarbij onder meer sprake was van het seksueel binnendringen van haar lichaam. De eerste keer was kort voor de 16de verjaardag van het slachtoffer, de andere keren was zij (net) 16 jaar oud. De verdachte was zich bewust van haar jonge leeftijd. Ondanks deze wetenschap heeft verdachte opnieuw contact met haar gezocht, en er is sprake geweest van onbeschermde anale en vaginale seks met haar. Zelfs nadat verdachte (toen nog) als getuige was gehoord over een contact met het slachtoffer op 22 oktober 2013, heeft hij nog een afspraak met haar gemaakt om naar een hotel in Lommel te gaan, waar hij opnieuw seks met haar heeft gehad. Verdachte heeft door aldus te handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat dit voor het slachtoffer ingrijpende gebeurtenissen zijn geweest die hun sporen hebben nagelaten. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij ter zitting spijt heeft betuigd. Verder volgt uit het reclasseringsadvies van 23-9-2016 dat de reclassering de recidivekans als laag tot gemiddeld inschat.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn bedrijf heeft verkocht teneinde (mogelijke) schade aan zijn bedrijf als gevolg van de strafzaak tegen hem zoveel mogelijk te beperken. Bij de oplegging van de straf zal de rechtbank er voorts rekening mee houden dat de bewezenverklaarde feiten meer dan drie jaar geleden hebben plaatsgevonden.
Alles overziend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, zal in mindering worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf. Verder is de rechtbank van oordeel dat een hierna te bepalen deel van genoemde gevangenisstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd, enerzijds om de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om, door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte, het door hem opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen te gaan. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd als de verdachte zich gedurende de proeftijd aan de voorwaarden houdt.
De rechtbank zal aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank zal daarmee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De verdachte heeft zich gerefereerd aan de gevorderde materiële en immateriële schade. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebrachte schade een bedrag van 1557.30 euro. Het bedrag bestaat uit een bedrag van 807,30 euro materiële kosten (de posten 1, 2, 3, 5, 6 en 7 en een bedrag van 750,-- euro immateriële kosten (post 10). De rechtbank begrijpt het immateriële deel van de vordering aldus, dat van de door het slachtoffer totaal begrootte immateriële schade van 3.750 euro, een vergoeding van 750 euro van de verdachte in de onderhavige strafzaak wordt gevraagd.
De rechtbank zal verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op een bedrag van 100,-- euro, zijnde 1 punt van het liquidatietarief kanton.
De rechtbank zal de overige gevorderde kosten ter zake van rechtsbijstand afwijzen.
De rechtbank veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 57, 36f, 245, 248b.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. t.a.v. feit 2: Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
t.a.v. feit 1 en feit 2: - een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan een deel, groot 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
t.a.v. feit 1 en feit 2: Maatregel van schadevergoeding van EUR 1557,30 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1557.30 (zegge: vijftienhonderdzevenenvijftig euro en dertig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van 807,30 euro materiële kosten (de posten 1, 2, 3, 5, 6 en 7) en een bedrag van 750,-- euro immateriële kosten (post 10).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] ,
van een bedrag van EUR 1557,30 (zegge: vijftienhonderdzevenenvijftig euro en dertig eurocenten). Het bedrag bestaat uit een bedrag van 807,30 euro materiële kosten (de posten 1, 2, 3, 5, 6 en 7) en een bedrag van 750,-- euro immateriële kosten (post 10).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op een bedrag van 100,-- euro, zijnde 1 punt van het liquidatietarief kanton.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst af de overige gevorderde kosten ter zake van rechtsbijstand.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis, die is geschorst op 7 november 2014, met ingang van heden.