ECLI:NL:RBOBR:2017:866

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
01/865067-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing en diefstal met vrijspraak voor geweld en medeplegen

Op 21 februari 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing en diefstal, gepleegd op 8 juni 2016 in Sint-Oedenrode. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 jaren geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medewerking aan het onderzoek van het Pieter Baan Centrum had geweigerd, maar volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank vond de poging tot afpersing bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de aan de diefstal gekoppelde geweldshandelingen en het medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met een medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer, zijn neef, gedurende bijna een uur blootstelde aan zeer agressief en bedreigend gedrag, wat leidde tot een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 3.969 toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade, en heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/865067-16
Datum uitspraak: 21 februari 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum 1] 1957,
thans gedetineerd in de P.I. HvB Ter Apel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2016, 22 november 2016 en 7 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 augustus 2016. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 7 februari 2017 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 juni 2016 te Sint-Oedenrode, althans in het arrondissement Oost-Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 20.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s),
- ( nadat die [slachtoffer] de (voor)deur van zijn woning opende) de woning van die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] bij de keel heeft/hebben gepakt en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of
- dat mes, althans scherpe en/of puntige voorwerp op/tegen/in de lip van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of gestoken en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de vuist(en) tegen het hoofd/gezicht en/of lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- de polsen van die [slachtoffer] met een veter, althans touw, heeft/hebben vastgebonden en/of
- de enkels van die [slachtoffer] met een veter, althans touw, heeft/hebben vastgebonden en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of rug en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt/geschopt en/of
- een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, tegen de keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet/gehouden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met vastgebonden polsen en/of enkels) vanaf de trap/hal naar de woonkamer gesleept en/of
- een (natte/vochtige) spons in de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt/gedaan/gestopt en/of (vervolgens) een (thee)doek en/of touw/ceintuur om zijn hoofd
heeft/hebben gebonden/geknoopt en/of een pakje drinken/sap voor zijn neus gehouden daarbij heeft/hebben gezegd "eigenlijk moet ik dit nu in jou neus schenken zodat je stikt, ik zou je eigenlijk dood moeten maken, nu direct" en/of
- een kussensloop over het hoofd/gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) deze kussensloop afgebonden met touw en/of een ceintuur en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "ik wil geld, ik wil die 20.000" en/of "ben je van plan dit geld te betalen, ik wil het nu weten" en/of "ik ben een commando, ik ben een huurmoordenaar, wat ik hier doe is een klus, dit is mijn werk, ik snij je keel door" en/of "eigenlijk moet ik jouw penis eraf snijden" en/of "ik moet nu eigenlijk het huis in brand steken want dan sterf jij alleen in dit huis" en/of "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke (dreigende en/of intimiderende) aard of strekking;
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 8 juni 2016 te Sint-Oedenrode, althans in het arrondissement Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen documenten
en/of rijbewijs en/of paspoort en/of ID-kaart en/of autosleutel(s) en/of rugzak en/of huissleutel(s) en/of geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s),
- ( nadat die [slachtoffer] de (voor)deur van zijn woning opende) de woning van die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] bij de keel heeft/hebben gepakt en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of
- dat mes, althans scherpe en/of puntige voorwerp op/tegen/in de lip van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of gestoken en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de vuist(en) tegen het hoofd/gezicht en/of lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- de polsen van die [slachtoffer] met een veter, althans touw, vastgebonden en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt/geschopt en/of
- een (natte/vochtige) spons in de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt/gedaan/gestopt en/of (vervolgens) een (thee)doek om zijn hoofd heeft/hebben gebonden/geknoopt en/of een pakje drinken/sap voor zijn neus
- de polsen van die [slachtoffer] met een veter, althans touw, vastgebonden en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt/geschopt en/of
- een (natte/vochtige) spons in de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt/gedaan/gestopt en/of (vervolgens) een (thee)doek om zijn hoofd heeft/hebben gebonden/geknoopt en/of een pakje drinken/sap voor zijn neus gehouden daarbij heeft/hebben gezegd "eigenlijk moet ik dit nu in jou neus schenken zodat je stikt, ik zou je eigenlijk dood moeten maken, nu direct" en/of
- een kussensloop over het hoofd/gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) deze kussensloop afgebonden met touw en/of een ceintuur en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "ik wil geld, ik wil die 20.000" en/of "ben je van plan dit geld te betalen, ik wil het nu weten" en/of "ik ben een commando, ik ben een huurmoordenaar, wat ik hier doe is een klus, dit is mijn werk, ik snij je keel door" en/of "eigenlijk moet ik jouw penis eraf snijden" en/of "ik moet nu eigenlijk het huis in brand steken want dan sterf jij alleen in dit huis" en/of "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Bronnen.
Een eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, met dossiernummer 2016128049, afgesloten op 21 oktober 2016, in totaal 240 doorgenummerde bladzijden (hierna: eindproces-verbaal).
Een proces-verbaal opgemaakt van de terechtzitting van 7 februari 2017, inhoudende de verklaring van de verdachte.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis (pagina’s 16 tot en met 19).
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat poging tot afpersing kan worden bewezen verklaard, maar niet alle ten laste gelegde geweldshandelingen. Evenmin kan medeplegen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft zij vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft in de inhoud van het dossier geen aanleiding gezien om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [slachtoffer] te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank vindt deze gedetailleerde verklaring op vele punten steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal daarom deze verklaring als uitgangspunt nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de verklaring van de aangever, de verklaring van [medeverdachte] en de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2017, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, zoals aan hem onder feit 1 is ten laste gelegd.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake is geweest van de strafverzwarende omstandigheid medeplegen. Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen acht de rechtbank de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet bewezen. De rechtbank overweegt nog in het bijzonder dat zij het handelen van de medeverdachte bij dit feit kwalificeert als medeplichtigheid. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de verklaring van aangever in combinatie met het opgenomen telefoongesprek van de verdachte van 10 juni 2016 om 11:28:26 uur dat de verdachte de huis- en autosleutels van aangever heeft weggenomen.
De rechtbank acht onvoldoende wettig bewijs voorhanden voor diefstal van de overige ten laste gelegde goederen. Bij de aangifte is geen goederenbijlage opgemaakt en uit de tekst van de verklaring van aangever volgt dat de verdachte weliswaar alles heeft benoemd wat hij aantrof in een plastic tas van aangever en deze goederen in een rugzak heeft gedaan, maar niet staat onomstotelijk vast dat hij deze goederen feitelijk heeft weggenomen. Evenmin is zulks nadrukkelijk door de aangever verklaard. De verklaring van de aangever dat de verdachte zou hebben gezegd “dat zijn denk ik voor jou belangrijke papieren, die neem ik mee”, acht de rechtbank mede in het licht van de stellige ontkenning van de verdachte onvoldoende om ook ten aanzien van die spullen tot het bewijs van diefstal te komen.
De rechtbank acht op basis van het voorliggende bewijs dat voortvloeit uit het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat tussen de diefstal van de huis- en autosleutels en het ten laste gelegde geweld en bedreiging met geweld van aangever een zodanige samenhang bestond dat daardoor sprake is geweest van – kort gezegd – diefstal met geweldpleging. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs dat het door de verdachte toegepaste geweld en bedreigingen met geweld dan wel de forse beperkingen van de aangever in zijn bewegingsvrijheid tot doel hadden de diefstal in de woning mogelijk te maken of te vergemakkelijken. Zijn handelingen en opmerkingen, zoals die naar voren komen in de verklaring van aangever, waren naar het oordeel van de rechtbank gericht op het intimideren van de aangever in het kader van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot afpersing van de
€ 20.000, die aangever beweerdelijk nog verschuldigd zou zijn. Dit betekent dat niet bewezen kan worden dat het handelen van de verdachte als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg met zich bracht dat de diefstal werd voorbereid of vergemakkelijkt of dat het bezit van het gestolene werd verzekerd. De rechtbank zal de verdachte daarom ten aanzien van feit 2 vrijspreken van de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op de geweldsplegingen en de bedreigingen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er bovendien met betrekking tot de ten laste gelegde diefstal onvoldoende bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Ook van dit onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
(1.)
op 8 juni 2016 te Sint-Oedenrode, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 20.000 euro, toebehorende aan die [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, nadat die [slachtoffer] de voordeur van zijn woning opende
- de woning van die [slachtoffer] is binnen gegaan en
- meermalen die [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en
- die [slachtoffer] een mes heeft getoond en
- dat mes tegen/in de lip van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- die [slachtoffer] meermalen met de vuisten tegen het hoofd/gezicht en lichaam heeft geslagen/gestompt en
- de polsen van die [slachtoffer] met een veter heeft vastgebonden en
- de enkels van die [slachtoffer] met een veter heeft vastgebonden en
- meermalen tegen het hoofd en rug en lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt en
- een mes tegen de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gezet/gehouden en
- vervolgens die [slachtoffer] met vastgebonden polsen en enkels vanaf de hal naar de woonkamer gesleept en
- een spons in de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en vervolgens een theedoek en touw/ceintuur om zijn hoofd heeft gebonden/geknoopt en een pakje drinken voor zijn neus gehouden en daarbij heeft gezegd "eigenlijk moet ik dit nu in jouw neus schenken zodat je stikt, ik zou je eigenlijk dood moeten maken, nu direct" en
- een kussensloop over het hoofd/gezicht van die [slachtoffer] heeft getrokken en vervolgens deze kussensloop afgebonden met een ceintuur en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "ik wil geld, ik wil die 20.000" en "ben je van plan dit geld te betalen, ik wil het nu weten" en "ik ben een commando, ik ben een huurmoordenaar, wat ik hier doe is een klus, dit is mijn werk, ik snij je keel door" en "eigenlijk moet ik jouw penis eraf snijden" en "ik moet nu eigenlijk het huis in brand steken want dan sterf jij alleen in dit huis" en "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende en intimiderende aard of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(2.)
hij op 8 juni 2016 te Sint-Oedenrode met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen autosleutels en huissleutels, toebehorende aan [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 en feit 2 gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
In het geval dat de rechtbank tot strafoplegging zou overgaan, heeft de verdediging met verwijzing naar jurisprudentie zich primair op het standpunt gesteld dat aansluiting gezocht moet worden bij vergelijkbare strafzaken, waarin voor soortgelijke feiten gevangenisstraffen van veel kortere duur zijn opgelegd. Subsidiair dient aansluiting gezocht te worden bij de (LOVS) oriëntatiepunten die voor een feit als het onderhavige als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren nemen. Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte weliswaar strafrechtelijke documentatie heeft op het gebied van geweldsfeiten, maar dat hij in de afgelopen jaren niet meer is veroordeeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot afpersing en diefstal. Hij heeft door zijn gedragingen welbewust het slachtoffer, zijn neef, gedurende bijna een uur blootgesteld aan een explosie van zeer agressief en bedreigend gedrag. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij degene is geweest die de ernstige geweldshandelingen en de bedreigingen tegen het slachtoffer heeft gepleegd. Hij heeft op nietsontziende wijze het slachtoffer geschopt, geslagen, vastgebonden, een spons in zijn mond geduwd, een kussensloop over zijn hoofd getrokken, hem in een tapijt gerold, met een mes bedreigd en gedreigd hem te laten stikken of verbranden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte geweten moet hebben dat hij in de familie – waartoe ook het slachtoffer behoorde – bekend stond om zijn strafrechtelijke veroordelingen ter zake levensdelicten, waardoor het slachtoffer zeer bang was dat verdachte aan zijn bedreigingen ook daadwerkelijk uitvoering zou geven. Ook neemt de rechtbank de verdachte kwalijk dat hij de medeverdachte, zijn oom, bij het geweldsincident heeft betrokken. De verdachte heeft een zeer grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast. De doodsbedreigingen en het geweld hebben een grote indruk op het slachtoffer gemaakt zoals naar voren is gekomen uit de schriftelijke inbreng van het slachtoffer. Voorts heeft het gebeuren plaats gevonden in de woning van verdachte, een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen wanen.
Verder weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat de verdachte al eerder voor soortgelijke ernstige geweldsmisdrijven is veroordeeld, met oplegging van langdurige gevangenisstraffen, getuige zijn strafrechtelijke documentatie en het antecedentenonderzoek in Suriname. Ook zijn intimiderende en diskwalificerende gedrag ten opzichte van de onderzoekers gedurende zijn klinische observatie in het PBC, waarop hierna zal worden ingegaan, betrekt de rechtbank in strafverzwarende zin bij haar beoordeling.
De verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek bij het PBC geweigerd. Uit het PBC-rapport van 2 december 2016 volgt dat er in het leven van de verdachte zich duidelijk een antisociaal gedragspatroon aftekent, voornamelijk bestaande uit drugsgerelateerde delicten en (ernstige) geweldsdelicten. Het patroon van agressie van de verdachte dat zich aftekent in zijn leven, sluit aan bij de instrumentele, agressieve en dreigende houding die betrokkene heeft aangenomen in de richting van de onderzoekers gedurende zijn verblijf in het PBC. Op de afdeling weet de verdachte frustratie en prikkelingen wel te verdragen en laat hij ook gezond helpend gedrag zien. De omstandigheid dat dit in de richting van de onderzoekers niet gebeurt, doet vermoeden dat de agressieve en intimiderende benadering vooral instrumenteel is en dat niet zozeer kan worden gesproken van een gebrekkige agressieregulatie of impulscontrole. Aanwijzingen voor de aanwezigheid van ernstige psychiatrische problematiek worden gedurende het onderzoek in ieder geval niet gevonden.
De onderzoekers hebben concluderend gesteld dat niet kan worden bepaald of de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Ook hebben zij zich niet kunnen uitlaten over de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Met de officier van justitie acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, niet alleen als vergelding voor hetgeen hij in deze zaak het slachtoffer heeft aangedaan, maar ook ter bescherming van de maatschappij. Met een andere straf dan een gevangenisstraf van lange duur kan absoluut niet worden volstaan. De rechtbank zal echter een aanzienlijk kortere gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie is gevorderd. Deze lagere straf wordt ingegeven door een andere (mindere) bewezenverklaring en doordat de rechtbank bij bepaling van de strafmaat aansluiting zoekt bij de oriëntatiepunten voor woningovervallen, met dien verstande dat het handelen van verdachte ook raakvlakken heeft met afpersingen met fors geweld in relatie tot het innen van incassoschulden. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de hierna op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden.
De rechtbank zal bevelen dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van deze opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Benadeelde partij [slachtoffer] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 31.916,03, bestaande uit € 21.916,03 voor materiële schade en € 10.000 voor immateriële schade. Bovendien heeft de benadeelde partij de wettelijke rente gevorderd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een deel van de vordering tot een bedrag van € 5.037,03, waarvan € 4.000 voor immateriële schade, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de gevorderde wettelijke rente.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Subsidiair heeft zij afwijzing bepleit en meer subsidiair matiging van de gevorderde materiële en immateriële schadevergoedingen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gezien de onderbouwing van de vordering en naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde nadeel van niet-vermogensrechtelijke aard heeft ondervonden. Uit diens aangifte volgen voldoende redengevende feiten en omstandigheden die toewijzing van een immateriële schadevergoeding tot het na te melden bedrag rechtvaardigen. Het nadeel van de benadeelde partij bestaat onder meer uit de angst en schrik van het moment, de dreiging die van de gedragingen van de verdachte en de medeverdachte uitging en de nadelige en belastende effecten die deze gedragingen – naar ook algemene ervaringsregels leren – hebben gehad (en nog hebben) op het dagelijkse leven en functioneren van betrokkene, een en ander zoals blijkt uit de ter zitting overgelegde schriftelijke toelichtingen.
Deze schade valt naar zijn aard niet exact vast te stellen en dient derhalve te worden begroot. De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op de bedragen die, gelet op de gepubliceerde rechtspraak, door rechtbanken en gerechtshoven plegen te worden toegekend in min of meer vergelijkbare gevallen. De rechtbank begroot de immateriële schade van de benadeelde partij op € 3.000.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank verder genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden. De rechtbank acht toewijsbaar een bedrag van € 969 voor materiële schade, bestaande uit € 292,25 voor huissleutels en € 676,75 voor autosleutels (inbouw nieuw slot Opel). Op deze punten acht de rechtbank de vordering voldoende onderbouwd.
De rechtbank acht aldus, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, een bedrag van € 3.969 toewijsbaar. De toegewezen schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de geleden immateriële schade rechtstreeks het gevolg van dit bewezen verklaarde feit. Omdat verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij ten opzichte van de benadeelde ingevolge artikel 6:102, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk aansprakelijk voor de hiervoor op € 3.000 begrote immateriële schadevergoeding.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank acht het wenselijk dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan de verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het deel van de vordering dat betrekking heeft op de overige materiële schade niet-ontvankelijk verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank kan enkel op basis van de aan dit deel van de vordering ten grondslag liggende stukken de gegrondheid van dat deel van de vordering niet afdoende beoordeeld worden. Door de verdediging is de hoogte van de vordering gemotiveerd betwist. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een nadere behandeling vereisen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering en bepalen dat zij dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.

Motivering met betrekking tot de in beslag genomen goederen.

De rechtbank stelt vast aan de hand van een beslaglijst, een aanvulling daarop van de officier van justitie overgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2017 en een mededeling van de verdediging ter terechtzitting, dat er in de onderhavige zaak nog beslag rust op de volgende goederen:
een telefoon, merk Nokia, en onderdelen van deze telefoon [AAIF8211NL]
een sluiting van een drinkpak (verpakkingsmateriaal) [AAIF8210NL];
onderdelen GSM (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8209NL];
een snoer van een telefoon (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8208NL];
delen van een veter, kleur zwart (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8031NL];
een riem (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8032NL];
een deel van een snoer (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8030NL];
delen van snoer (aangetroffen op kleed) [AAII8260NL];
onderdelen van een GSM Wiko (aangetroffen op kleed) [AAII8261N];
een accu van een GSM (aangetroffen op kleed) [AAII8262NL];
een kussen met sloop (aangetroffen op kleed) [AAII8264NL];
een spons in kussen met bloed (aangetroffen op kleed) [AAII8263N];
een telefoon, merk Nokia (aangetroffen op kleed) [AAIF0843NL];
een GSM Wiko (aangetroffen op kleed bij kussen) [AAIF8042NL];
een ceintuur van een badjas (aangetroffen onder stoel en kussen) [AAIF8041NL];
een broodmes (aangetroffen op eetbar) [AAIF8040NL];
een GSM (aangetroffen op salontafel) [AAIF8039NL];
een drinkpak (aangetroffen in koelkast) [AAIF8038NL];
een knipmes (goednummer PL2100-2016128049-1019303);
een telefoon, merk Samsung, type SM-G130HN (goednummer PL2100-2016128049-1019281);
een telefoon, merk Alcatel, type Onetouch (goednummer PL2100-2016128049-1019275);
een telefoon, merk Nokia, type 101 (goednummer PL2100-2016128049-1019277).
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van het hiervoor onder nummer 19 genoemde knipmes. Verder heeft hij teruggave aan de rechthebbende gevorderd van de goederen hiervoor genoemd onder nummers 1 tot en met 18. De goederen onder nummers 20-22 kunnen worden teruggegeven aan de verdachte, aldus de officier van justitie.
De verdediging heeft teruggave aan de verdachte bepleit van de hiervoor onder nummers 20-22 genoemde telefoons. Met betrekking tot de overige in beslag genomen goederen heeft zij geen standpunt ingenomen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor onder nummer 19 genoemde knipmes vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit een voorwerp is waarmee het onder feit 1 bewezen verklaarde is begaan en het een voorwerp is van een zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal verder de teruggave gelasten aan [slachtoffer] van de goederen hiervoor genoemd onder nummers 1-18. Ten slotte zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de hiervoor onder nummers 20-22 genoemde telefoons. Het belang van de strafvordering verzet zich niet meer tegen de teruggave van deze in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
De rechtbank:
verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1 en feit 2 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde oplevert:
ten aanzien van feit 1: poging tot afpersing;
ten aanzien van feit 2: diefstal;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:

een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden;

beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
legt op de volgende
maatregelen:
maatregel van schadevergoeding van € 3.969, te vervangen door 49 dagen hechtenis;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 3.969, bestaande uit € 969 voor materiële schade en € 3.000 voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 49 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte ten aanzien van de immateriële schadevergoeding (€ 3.000) niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.969, bestaande uit € 969 voor materiële schade en € 3.000 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte ten aanzien van de immateriële schadevergoeding (€ 3.000) niet gehouden is tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald;
bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
verklaart de benadeelde partij in het deel van de vordering dat betrekking heeft op de overige materiële schade niet-ontvankelijk;
wijst de vordering af voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding;
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen knipmes (goednummer PL2100-2016128049-1019303);
gelast de teruggavevan de volgende in beslag genomen goederen, te weten:
1. een telefoon, merk Nokia, en onderdelen van deze telefoon [AAIF8211NL]
2. een sluiting van een drinkpak (verpakkingsmateriaal) [AAIF8210NL];
3. onderdelen GSM (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8209NL];
4. een snoer van een telefoon (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8208NL];
5. delen van een veter, kleur zwart (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8031NL];
6. een riem (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8032NL];
7. een deel van een snoer (aangetroffen bij eettafel) [AAIF8030NL];
8. delen van snoer (aangetroffen op kleed) [AAII8260NL];
9. onderdelen van een GSM Wiko (aangetroffen op kleed) [AAII8261N];
10. een accu van een GSM (aangetroffen op kleed) [AAII8262NL];
11. een kussen met sloop (aangetroffen op kleed) [AAII8264NL];
12. een spons in kussen met bloed (aangetroffen op kleed) [AAII8263N];
13. een telefoon, merk Nokia (aangetroffen op kleed) [AAIF0843NL];
14. een GSM Wiko (aangetroffen op kleed bij kussen) [AAIF8042NL];
15. een ceintuur van een badjas (aangetroffen onder stoel en kussen) [AAIF8041NL];
16. een broodmes (aangetroffen op eetbar) [AAIF8040NL];
17. een GSM (aangetroffen op salontafel) [AAIF8039NL];
18. een drinkpak (aangetroffen in koelkast) [AAIF8038NL],
aan [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , wonende [adresgegevens] ;

gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen goederen, te weten:

1. een telefoon, merk Samsung, type SM-G130HN (goednummer PL2100-2016128049-1019281);
2. een telefoon, merk Alcatel, type Onetouch (goednummer PL2100-2016128049-1019275);
3. een telefoon, merk Nokia, type 101 (goednummer PL2100-2016128049-1019277),
aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 21 februari 2017.
Bijlage A – de bewijsmiddelen (verkort en zakelijk weergegeven).
(…)