ECLI:NL:RBOBR:2017:945

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
01/865125-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen met toepassing van jeugdstrafrecht na woningoverval in Schijndel

Op 24 februari 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval in Schijndel op 5 september 2016. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen. Tijdens de overval, die plaatsvond in de woning van de slachtoffers, werd geweld gebruikt en werden bedreigingen geuit met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten de woning is binnengedrongen, waarbij de bewoners met geweld en bedreiging tot afgifte van geld en autosleutels zijn gedwongen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die twijfels uitte over de betrouwbaarheid van deze verklaringen. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een jeugddetentie op van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bijzondere voorwaarden zijn onder andere intramurale behandeling en toezicht door de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die ook immateriële schadevergoeding vorderden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen in hun geheel toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/865125-16
Datum uitspraak: 24 februari 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte 1] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
thans gedetineerd te: RIJ Den Hey-Acker te Breda.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2016 en 10 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 november 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 februari 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 september 2016 te Schijndel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [plaats delict] ) heeft weggenomen, autosleutels en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van autosleutels en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s): - met bedekte gezichten, althans gemaskeerd met een (mond)masker en/of een capuchon over het hoofd de woning ( [plaats delict] ) is/zijn binnengedrongen en/of - (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een mes heeft/hebben voorgehouden en/of
- een of meerdere steekbeweging(en) in de richting van [slachtoffer 2] heeft/hebben gemaakt en/of - die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft/hebben geduwd en/of - heeft/hebben geroepen 'geld, geld, geld' of 'houd je rustig dan gebeurt er niets' en/of 'kluis' en/of ‘heb je de politie gebeld’, althans woorden van gelijke aard en strekking en/of
- en/of met kracht een mes in een (tussen)deur heeft/hebben gestoken en/of - die [slachtoffer 1] (vervolgens) met kracht meerdere, althans een (karate)trap(pen) tegen zijn lichaam heeft/hebben gegeven en/of
- [slachtoffer 3] een duw gegeven terwijl zij op de trap stond, waardoor zij van de trap viel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het maken van één of meerdere steekbewegingen in de richting van [slachtoffer 2] , het steken van een mes in de deur, het schoppen van [slachtoffer 1] en het duwen van [slachtoffer 3] . Voor deze onderdelen van de tenlastelegging ontbreekt ten aanzien van verdachte het wettig en overtuigend bewijs, waardoor verdachte in zoverre moet worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen. [1]

De aangifte van [slachtoffer 1]
Op 5 september 2016 omstreeks 22:30 was ik in mijn woning gelegen aan de [plaats delict] te Schijndel. Omstreeks 22:30 werd aangebeld. Ik deed de deur open en zag drie a vier personen staan. Ik zag dat er in ieder geval twee een capuchon op hadden en een mondmasker. Ik zag dat één persoon een mes in zijn handen had. Ik zag ook dat de persoon het mes omhoog hield boven het groepje uit. Op het moment dat ik de deur opende en deze personen zo zag staan reageerde ik direct door de deur dicht te doen. Ik kon hem niet meer houden en de deur ging open. Toen de deur open was, sprong er direct één van die personen op mij. Deze zei tegen mij “hou je rustig dan gebeurt er niks”. De anderen zijn langs mij gelopen en de woning ingegaan. Ik zag dat één van die jongens geld uit mijn vrouw haar portemonnee pakte. Ik zag dat ondertussen mijn dochter door één van de mannen van de trap af werd geleid. Ik hoorde hem vragen aan mijn dochter of zij de politie had gebeld. Ze liepen toen allemaal de woning uit. Op dat moment kwam de jongen met het mes terug gelopen. Ik zag dat hij het mes in de deur stak van de hal met de woonkamer. Ik zag dat hij vervolgens op mij af kwam lopen en hij gaf mij een soort karatetrap tegen mijn rechter bovenbeen. [2]

De verklaring van [slachtoffer 2] .
Ik woon op de [plaats delict] te Schijndel. Ik hoorde de deurbel gaan. Ik hoorde ook dat mijn man open ging maken. Ik wist toen meteen dat het mis was. Toen liep ik naar de trap maar er kwam al een jongen met een slank postuur de trap op gerend met een mes. De jongen riep: “geld geld geld.” Ik zei dat ik geen geld in huis had. “Kluis”, riep de man toen. De jongen duwde mij vooruit naar beneden. Ik heb hem 5 euro in zijn hand moeten geven want door de snelheid of de spanning lukte het hem niet. Toen de jongen met de portemonnee bezig was liet hij weer dat mes zien. Hij hield het mes in mijn richting gericht en maakte ook een paar keer een steekbeweging in mijn richting om te dreigen. Toen begon volgens mij de dader met het mes over de autosleutel. Ik heb de autosleutel afgegeven en toen verlieten de daders heel snel de woning. De daders waren al weg maar de man met het mes kwam toen terug. Hij sloeg op de deur met het mes, met het mes er doorheen. Toen viel hij mijn man aan. Hij schopte mijn man. [3]

De aangifte van [slachtoffer 3] .
Ik ben die avond van 5 september 2016 bedreigd door een persoon met een mes. Ik was aan het bellen met de politie op mijn slaapkamer. De persoon opende de deur en ik zag hem daar staan met een mes in zijn handen en een soort skeletmasker. De persoon hield het mes op me gericht, dat was op ongeveer een dertig tot veertig centimeter afstand. Ik moest mee naar beneden lopen. Ik stond op de tweede trede van beneden toen ik nog steeds aan het roepen was dat ik de politie niet had gebeld. Op dit moment knapte er waarschijnlijk iets bij een van de daders. Deze persoon stak met kracht een mes in een deur, zoals ik later gehoord heb. Ik zag later ook wel een soort spleet in de deur Deze persoon begon vervolgens mijn vader te schoppen en te slaan. Nadat mijn vader geslagen en geschopt was zag ik deze persoon op mij af komen rennen. Deze persoon duwde mij waardoor ik ten val kwam op de trap. De volgende dag bemerkte ik pas dat ik over mij hele lichaam stijf was, een soort spierpijn had, ook bij mijn linkerbil. [4]

Het relaas van [verbalisant] .
Op 8 september 2016 werd de mobiele telefoon van verdachte [verdachte 4] voor onderzoek in beslag genomen. Op 13 september 2016 werd de mobiele telefoon van verdachte [verdachte 4] uitgelezen. Het mobiele telefoonnummer dat bij de uitgelezen gegevens vermeld stond betreft: [telefoonnummer3 ] . Door mij werden de uitgelezen WhatsApp gesprekken bekeken rondom de datum waarop de overval in de woning te Schijndel plaats vond.
5-9-2016, vanaf 14.57 uur:
[verdachte 1] ( [telefoonnummer 2] ): Ik ga klapper pakken. Ja man braka.
[verdachte 4] : Zou ik meegaan. (…)
[verdachte 1] : Ik ken ook mensen die kilo’s hebben daar kan ik van kopen en dan doorverkopen. Drm die brak he.
[verdachte 4] : Ik wil sws mee man.
[verdachte 1] : Ik doe mijn best om jou mee te nemen. (…)
[verdachte 4] : Dan moeten wij eerst alles goed uitkiezen.
[verdachte 1] : Ik neem daar nog iemand voor mee.
[verdachte 4] : Een mattie van muj wilt mee.
[verdachte 1] : Wanner.
[verdachte 4] : Ik wil dit weekend doen. (…)
[verdachte 4] : Wij hebben vanaaf auto. Dus zeg maar. (…)
[verdachte 4] : Kga vanaaf denk iemand afpersen moet eerst beetje money hebben.
[verdachte 1] : Ik doe mee.
[verdachte 4] : Maar je moet bivak of iets fixen dan.(…) [5]

Het relaas van [verbslisant 2] .
De mobiele telefoon van [verdachte 2] werd uitgelezen. Ik heb de WhatsApp gesprekken in de mobiele telefoon handmatig bekeken. Ik zag dat er op 5 september 2016 een WhatsApp gesprek geweest is met [verdachte 1] met mobiel telefoonnummer [telefoonnummer4] . Bij het onderzoeksteam is dit mobiele telefoonnummer bekend als zijnde het mobiele telefoonnummer welke in gebruik is bij verdachte [verdachte 1] . In dit WhatsApp gesprek is te zien dat [verdachte 1] een app stuurt met de mededeling dat het vrijdag braka wordt en dat hij vanavond wel wat moet zetten. Er worden vervolgens afspraken gemaakt voor die avond waarop er door de gebruiker van de uitgelezen mobiele telefoon een locatie gestuurd wordt met google maps. [6]

De verklaring van verdachte.
Ik was op 5 september 2016 betrokken bij de overval op de woning gelegen aan de [plaats delict] te Schijndel. Ik droeg daarbij een col over mijn hoofd toen ik naar binnen ging. Ik had het koordje aangetrokken tot aan mijn neus, zodat alleen mijn ogen nog zichtbaar waren. Ik had ook een mes bij me. We zijn met drie personen de woning binnen gegaan. [verdachte 2] en ik hadden allebei een mes vast toen de deur open ging. Ik ging boven kijken of er nog andere mensen in huis waren. Ik deed de eerste de beste deur open en daar zat het meisje. Ik dreigde haar met het mes. Ik liep voor haar naar beneden. [7]

Nadere bewijsoverweging.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er ongerijmdheden zitten in de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] over de steekbewegingen die één van de daders in haar richting zou hebben gemaakt, en over de overige gebeurtenissen tijdens de overval. De rechtbank zou daarom terughoudend met haar verklaringen moeten omgaan. Verder stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] onbetrouwbaar is voor zover deze ziet op het duwen van haar op de trap en het daardoor ontstane letsel. Deze verklaringen kunnen in zoverre niet bijdragen aan het bewijs van deze bestanddelen van de tenlastelegging.
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in twijfel te trekken. De rechtbank acht de verklaringen van beide aangeefsters voldoende consistent en betrouwbaar. Het enkele feit dat bepaalde onderdelen van hun verklaringen niet door andere bewijsmiddelen worden ondersteund, doet daar niet aan af. Dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] op bepaalde onderdelen ongerijmdheden zouden bevatten, heeft de verdediging niet nader onderbouwd. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing. De verdachte heeft daarbij nauw en bewust samengewerkt met de medeverdachten. Verdachte heeft van tevoren contact gehad met beide medeverdachten en zij zijn gezamenlijk de woning binnengedrongen. Wie van de verdachten [slachtoffer 1] heeft getrapt, wie het mes in de tussendeur heeft gestoken, wie [slachtoffer 3] heeft geduwd en wie [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een mes waarbij steekbewegingen zijn gemaakt, kan niet worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is echter voldoende vast komen te staan dat alle drie verdachten een groot aandeel in het geheel hebben gehad. Voor een bewezenverklaring van de bij de afpersing gebruikte (dreiging met) geweldshandelingen is niet van belang wie welke handelingen precies heeft verricht. Verdachte wist dat er een overval ging plaatsvinden, dat er messen mee naar binnen werden genomen en hij moest er rekening mee houden dat de bewoners thuis waren. Door onder die omstandigheden toch deel te nemen aan de woningoverval is hij medeverantwoordelijk voor het gebruikte geweld en bedreiging met geweld. Om die reden verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “de bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 05 september 2016 in/uit een woning ( [plaats delict] )te Schijndel tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van autosleutels en geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en zijn mededaders: - met bedekte gezichten, althans gemaskeerd met een (mond)masker en/of een capuchon over het hoofd de woning ( [plaats delict] ) zijn binnengedrongen en - vervolgens die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een mes hebben voorgehouden en
- steekbewegingen in de richting van [slachtoffer 2] hebben gemaakt en - die [slachtoffer 1] tegen de grond hebben geduwd en - hebben geroepen 'geld, geld, geld' en 'houd je rustig dan gebeurt er niets' en 'kluis' en ‘heb je de politie gebeld’ en
- met kracht een mes in een tussendeur hebben gestoken en - die [slachtoffer 1] met kracht een trap tegen zijn lichaam hebben gegeven en
- [slachtoffer 3] een duw hebben gegeven terwijl zij op de trap stond, waardoor zij van de trap viel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist, met toepassing van het jeugdstrafrecht, een jeugddetentie van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 3 januari 2017. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte te veroordelen met toepassing van het jeugdstrafrecht. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte vooral gebaat is bij behandeling, waardoor een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet in het belang van verdachte wordt geacht. Mocht de rechtbank daar anders over oordelen, dan verzoekt de verdediging om de duur van deze jeugddetentie zo kort mogelijk te houden. Verder moet rekening worden gehouden met de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, met de rol van verdachte tijdens de overval, het feit dat hij als eerste een verklaring heeft afgelegd bij de politie en met de omstandigheid dat verdachte vanaf het eerste moment spijt heeft betuigd aan de slachtoffers. Ten aanzien van de op te leggen bijzondere voorwaarden stelt de verdediging dat een alcoholverbod niet nodig is, en verzoekt de verdediging om verdachte te laten begeleiden door de jeugdreclassering in plaats van door de volwassenen-reclassering.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is samen met twee anderen een woning binnengedrongen. Zij hebben de bewoners bedreigd met messen en daarbij tegen twee van de bewoners fysiek geweld gebruikt. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een woningoverval veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Dit wordt in dit concrete geval ook bevestigd door de ter terechtzitting voorgelezen verklaring van één van de slachtoffers, [slachtoffer 3] . Zij heeft onder meer verklaard dat deze hele gebeurtenis voor haar leven grote gevolgen heeft gehad. Bij onverwachte en harde geluiden vreest zij voor haar leven en beleeft zij de gebeurtenis opnieuw. Het gemak waarmee verdachte hierover voorafgaand aan de overval sprak met één van de medeverdachten acht de rechtbank even kwalijk als zorgwekkend. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank merkt daarbij onder verwijzing naar de bewijsoverwegingen op dat zij alle drie de verdachten het dreigen met geweld en het gebruiken van geweld even zwaar aanrekent.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 3 januari 2017. In dit rapport staat onder meer het volgende.
“Bij verdachte valt op dat hij snel recidiveert en de ernst in de delicten al snel
toeneemt. Er zijn uiteenlopende problemen, die het delict gedrag verklaren. Er is bij hem sprake van een autisme spectrum stoornis en een aandachttekortstoornis, dubieuze vriendschappen, impulsief gedrag, drugsverslaving (om spanningen te dempen), weinig leerbaar, beïnvloedbaar en zeer eigen gereid.
(..) De kans dat hij dakloos wordt, een drugsverslaafde blijft, criminele activiteiten
onderneemt, in een dubieus circuit vertoefd, werkloos blijft e.d. is groot te noemen als
hij er alleen voor komt te staan. De eigengereidheid is dusdanig dat hij zich niet
zomaar laat begeleiden. De aard, ernst en hoeveelheid problemen, die al jarenlang
spelen, zijn dusdanig aanwezig dat intensieve en langdurige intramurale behandeling,
hulp en begeleiding met controle en toezicht sterk aan te raden is. Dat vinden ook de
jeugdreclassering en NIFP.
Daarom is het zaak is dat hij intramuraal wordt behandeld opdat hij leert om te gaan
met zijn stoornissen en heel geleidelijk aan leert om meer zelfstandig te functioneren.
Het is niet ondenkbaar dat hij jarenlang hulp nodig zal hebben. Denk hierbij aan het
leren zelfstandig wonen, realiseren van (vrijwilligers)werk, uitgave van geld, contacten
aangaan. Verdachte is reeds bij de jeugdkliniek Catamaran aangemeld en de kans dat
hij er terecht kan voor een intramurale behandeling is zeer groot te noemen, gelet op
o.a. de bereidheid van verdachte en het ontbreken van een wachtlijst.
Gelet op de onzelfstandigheid van de jongvolwassen verdachte wordt geadviseerd het
jeugdstrafrecht toe te passen. Maar gelet op zijn leeftijd en de langere periode dat hij
stevige begeleiding nodig heeft, is het aan te bevelen de volwassenenreclassering
(Reclassering Nederland) als uitvoeringsverantwoordelijke toezichthouder aan te
wijzen.
Omtrent de geestvermogens van verdachte is een Pro Justitia rapport uitgebracht door GZ-psycholoog drs. G.L.J. Fiddelers van 21 november 2016. Dit rapport houdt kort weergegeven onder meer het volgende in.
“Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Er is sprake van zowel een autisme spectrum stoornis (ASS) als een aandachtstekortstoornis (ADHD) waarbij de impulsiviteit centraal staat. Betrokkene heeft al vanaf de peuterjaren aanpassingsproblemen, affectregulatieproblemen, afstemmingsproblemen, concentratieproblemen en impulscontroleproblemen.
(..) De ontwikkelingsstoornis en ADHD is onomkeerbaar en kleurt het dagelijks functioneren van betrokkene reeds vanaf de vroege kinderjaren. Betrokkene denkt, voelt en handelt vanuit een beperking. Als hetgeen hem ten laste wordt gelegd bewezen wordt geacht, kan men een verband leggen tussen het ten laste gelegde en de tekorten voortkomend uit de ASS en de ADHD.
(..) Betrokkene is weinig zelfkritisch maar ook weinig kritisch naar anderen (ASS kenmerk). Betrokkene is onvoldoende weerbaar om negatieve beïnvloeding te voorkomen. Tevens neigt hij zichzelf wat op te blazen en te doen alsof hij voor niets en niemand bang is en tracht zo de regie te houden in situaties waarin hij meent anderen te slim af te zijn. Verbaal is betrokkene rap bij tong (ontremde spraak) waardoor het lijkt alsof hij het allemaal beter weet. Echter dit is schijn omdat hij eigenlijk gestuurd wordt door impulsen (ADHD) en naïviteit (ASS). Door zijn gebrek aan adequate afstemming (ASS) en kwetsbaarheid, is hij niet opgewassen tegen druk vanuit anderen. Dat betrokkene geen realistische inschatting maakte van de ernst van de situatie (het plan), hangt samen met zijn egocentrische attitude voortkomend uit de ASS (geen goede inschatting maken van de situatie) als met zijn impulsieve aard (ADHD, niet te lang denken, maar doen). Betrokkene stond geheel niet stil bij de gevoelens van de slachtoffers. Dit typeert hem. Gebrek aan een innerlijke gewetensrem maakt dat hij achteraf gaat beredeneren waarom hij iets gedaan heeft maar feitelijk gewoon gedaan heeft wat hij wilde; snel geld ‘ verdienen’. Gezien bovenstaande adviseert rapporteur betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde feit - indien bewezen - als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.”
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies uit voornoemde rapportages over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal conform de gegeven adviezen verdachte het bewezenverklaarde feit in verminderde mate toerekenen en het jeugdstrafrecht toepassen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak specifiek voor het jeugdstrafrecht ontwikkelde oriëntatiepunten, die lager zijn dan de oriëntatiepunten in het strafrecht voor volwassenen. Bij het bepalen van de straf wordt veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdige. Er wordt veel meer dan bij het strafrecht voor volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voor een woningoverval gepleegd door één persoon zonder bijzondere strafverzwarende omstandigheden geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke jeugddetentie vanaf 6 maanden.
Conclusie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie van hierna te noemen duur. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, waaronder de verplichting voor verdachte om zich in een kliniek te laten opnemen voor een behandeling van maximaal anderhalf jaar. Daarna is verdachte aangewezen op een vorm van beschermd wonen. De rechtbank is van oordeel dat het gelet op de persoonlijkheid en de problematiek van verdachte voor hem noodzakelijk is dat hij aansluitend aan zijn verblijf in de justitiële jeugdinrichting wordt opgenomen in een kliniek voor jongvolwassenen met complexe problematiek. Hierdoor wordt niet alleen hulp geboden aan de verdachte maar wordt tegelijkertijd het risico zo goed als mogelijk verkleind dat verdachte na zijn detentie opnieuw overgaat tot het plegen van strafbare feiten.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht de vorderingen van alle benadeelde partijen in hun geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om de door de benadeelden gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen. De benadeelden hebben ter onderbouwing van deze schade allen dezelfde uitspraak gebruikt. Dat bij de woningoverval op 5 september 2016 niet exact dezelfde geweldshandelingen zijn gebruikt of dat niet ten aanzien van alle bewoners geweldshandelingen zijn gebruikt laat onverlet dat er ook in dit geval sprake is geweest van een brutale woningoverval waarbij in ieder gevel door twee verdachten een mes is getoond, waarbij gezinsleden hebben gezien wat de andere gezinsleden door geweld en dreiging met geweld is aangedaan en waarbij op intimiderende wijze een mes met kracht in de deur is gestoken. Dit maakt dat de door de benadeelden aangehaalde uitspraak naar het oordeel van de rechtbank kan dienen ter onderbouwing van de door hen gevorderde immateriële schadevergoeding. Hetgeen door de verdediging in dit kader is aangevoerd wordt verworpen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelden hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen komen te vervallen en andersom, indien verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
27, 33, 33a, 36f, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 312 en 317 van het Wetboek van
Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
Jeugddetentie voor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis moet melden bij Reclassering Nederland. Hij moet zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om zich intramuraal en daarna ambulant te laten behandelen voor zijn stoornissen bij GGzE, Forensische jeugdpsychiatrische Kliniek Catamaran te Eindhoven of soortgelijke forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De intramurale behandeling wordt verplicht voor een periode van anderhalf jaar of zoveel korter als de reclassering dit mogelijk acht;
- gedurende de proeftijd geen drugs en alcohol gebruikt, en ten behoeve van de naleving van dit verbod zal meewerken aan urinecontroles, indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om mee te werken aan een beschermd wonen traject als de intramurale behandeling is voltooid;
- gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde [verdachte 2] , geboren op [geboortedatum verdachte 2] 1998, [verdachte 4] , geboren op [geboortedatum verdachte4] 1998 en [verdachte 3] , geboren op [geboortedatum verdachte 3] 2000;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.504,75 subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 2.504,75 (zegge: tweeduizend vijfhonderdvier euro en vijfenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.360,00 immateriële schadevergoeding en een bedrag van EUR 144,75 materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald. De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 2.504,75 (zegge: tweeduizend vijfhonderdvier euro en vijfenzeventig cent), te weten EUR 2.360,- immateriële schadevergoeding en EUR 144,75 materiële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.360,00 subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , van een bedrag van EUR 2.360,00 (zegge: tweeduizend driehonderdzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat immateriële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 2.360,00 (zegge: tweeduizend driehonderdzestig euro), te weten immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.360,00 subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , van een bedrag van EUR 2.360,00 (zegge: tweeduizend driehonderdzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 2.360,00 (zegge: tweeduizend driehonderdzestig euro), te weten immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de voorwerpen 1,2 en 3 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 13 januari 2017. Deze lijst is in kopie aan dit vonnis gehecht.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. A.M. Bossink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kriekaard, griffier,
en is uitgesproken op 24 februari 2017.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, PL2100-2016199161, onderzoek ‘Bergen’, gesloten op 20 oktober 2016, aantal doorgenummerde pagina’s: 298.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 6 september 2016, pag. 27-29.
3.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 6 september 2016, pag. 142-146.
4.Aanvullend proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 13 december 2016, kenmerk: PL2100-2016199161-101, 6 bladzijden en 1 bijlage.
5.Proces-verbaal van bevindingen gsm [verdachte 4] , pag. 90-109.
6.Proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon [verdachte 2] , inc. bijlagen, pag. 116-126.
7.Afgelegd ter terechtzitting van 10 februari 2017.