ECLI:NL:RBOBR:2017:96
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen griffierecht na splitsing van zaken en doorverwijzing naar meervoudige kamer
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 januari 2017 een beschikking gegeven in het kader van een verzet tegen het griffierecht door Veolia Transport Nederland Holding B.V. en andere vennootschappen (hierna: Veolia c.s.). Het verzoekschrift, ingediend op 29 december 2016, betrof de hoogte van het geheven griffierecht in vijf afzonderlijke procedures die voortvloeiden uit een splitsing door de kantonrechter. Veolia c.s. stelde dat er slechts éénmaal griffierecht geheven diende te worden, omdat zij bij één gemachtigde respectievelijk advocaat was verschenen. De kantonrechter had echter de zaak gesplitst in vijf afzonderlijke zaken, waarvoor elk een griffierecht van € 941,00 was geheven.
De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter om de procedure te splitsen onherroepelijk was, en dat er geen rechtsmiddel tegen deze beslissing was ingesteld. Hierdoor moest worden aangenomen dat er sprake was van vijf afzonderlijke zaken, waarvoor elk griffierecht verschuldigd was. De rechtbank concludeerde dat Veolia c.s. in elk van deze zaken griffierecht verschuldigd was, en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de vorderingen van Veolia c.s. niet alleen verklaringen voor recht en schadevergoeding betroffen, maar ook een vordering tot betaling van een boete, wat het belang van de vordering bepaalde.
De rechtbank verklaarde het verzet van Veolia c.s. ongegrond, en bevestigde daarmee de hoogte van het geheven griffierecht. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang op 6 januari 2017.