ECLI:NL:RBOBR:2017:96

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 januari 2017
Publicatiedatum
9 januari 2017
Zaaknummer
C/01/316367 / EX RK 17-4
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen griffierecht na splitsing van zaken en doorverwijzing naar meervoudige kamer

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 januari 2017 een beschikking gegeven in het kader van een verzet tegen het griffierecht door Veolia Transport Nederland Holding B.V. en andere vennootschappen (hierna: Veolia c.s.). Het verzoekschrift, ingediend op 29 december 2016, betrof de hoogte van het geheven griffierecht in vijf afzonderlijke procedures die voortvloeiden uit een splitsing door de kantonrechter. Veolia c.s. stelde dat er slechts éénmaal griffierecht geheven diende te worden, omdat zij bij één gemachtigde respectievelijk advocaat was verschenen. De kantonrechter had echter de zaak gesplitst in vijf afzonderlijke zaken, waarvoor elk een griffierecht van € 941,00 was geheven.

De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter om de procedure te splitsen onherroepelijk was, en dat er geen rechtsmiddel tegen deze beslissing was ingesteld. Hierdoor moest worden aangenomen dat er sprake was van vijf afzonderlijke zaken, waarvoor elk griffierecht verschuldigd was. De rechtbank concludeerde dat Veolia c.s. in elk van deze zaken griffierecht verschuldigd was, en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de vorderingen van Veolia c.s. niet alleen verklaringen voor recht en schadevergoeding betroffen, maar ook een vordering tot betaling van een boete, wat het belang van de vordering bepaalde.

De rechtbank verklaarde het verzet van Veolia c.s. ongegrond, en bevestigde daarmee de hoogte van het geheven griffierecht. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang op 6 januari 2017.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/316367 / EX RK 17-4
Beschikking van 6 januari 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VEOLIA TRANSPORT NEDERLAND HOLDING B.V.,
gevestigd te Hilversum,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VEOLIA TRANSPORT NEDERLAND OPENBAAR VERVOER B.V.,
gevestigd te Breda,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VEOLIA TRANSPORT LIMBURG B.V.,
gevestigd te Breda,
4. naamloze vennootschap
VEOLIA TRANSPORT BRABANT N.V.,
gevestigd te Breda,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PERSONEELSVOORZIENING BRABANTS BUSVERVOER B.V.,
gevestigd te Breda,
verzoeksters,
advocaat mr. L.E.J. Korsten te Amsterdam.

1.Het verzoek

1.1.
Bij verzoekschrift van 29 december 2016 heeft Veolia c.s. ex artikel 29 lid 1 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) verzet gedaan tegen de hoogte van het geheven griffierecht in de zaken met zaaknummers C/01/314242 HAZA 16-700, C/01/314247 HAZA 16-703, C/01/314248 HAZA 16-704, C/01/314250 HAZA 16-705 en C/01/314255 HAZA 16-708 en tevens tegen de splitsing in vijf aparte procedures c.q. de handhaving daarvan.
1.2.
Veolia c.s. heeft aan haar verzoek samengevat het volgende ten grondslag gelegd.
Voormelde zaken zijn bij één dagvaarding op de rolzitting van 4 augustus 2016 aangebracht bij de kamer voor kantonzaken van de rechtbank Oost-Brabant.
De kantonrechter heeft de zaak gesplitst in vijf zaken met zaaknummers 5270414 \ CV EXPL 16-8715, 5270776 \ CV EXPL 16-8716, 5270961 \ CV EXPL 16-8717, 5271079 \ CV EXPL 16-8718 en 52711394 \ CV EXPL 16-8719.
Voor ieder van de vijf zaken is een bedrag van € 941,00 aan griffierecht conform het hoogste tarief geheven en via doorbelasting in de lopende rekening-courant betaald.
Op basis van het bepaalde in artikel 15 lid 1 Wgbz dient slechts éénmaal griffierecht te worden geheven aangezien Veolia c.s. bij één gemachtigde respectievelijk advocaat is verschenen.
De splitsing, als administratieve maatregel, dient ongedaan gemaakt te worden.
Er is sprake van een zaak van onbepaalde waarde omdat de vorderingen verklaringen voor recht en schadevergoeding op te maken bij staat betreffen. In verband daarmee dient het griffierecht op basis van ‘onbepaalde waarde’ te worden geheven.
Na verwijzing zijn de zaken aanhangig geworden bij de civiele sector van deze rechtbank en is er voor ieder van de vijf zaken € 2.962 aan griffierecht geheven en betaald via doorbelasting in de lopende rekening courant, conform het hoogste tarief. In deze situatie is éénmaal het ‘tarief onbepaalde waarde’ passend.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter heeft de bij dagvaarding door Veolia c.s. ingeleide procedure gesplitst in vijf afzonderlijke zaken. Gesteld noch gebleken is dat tegen die beslissing een rechtsmiddel is ingesteld. Deze beslissing is daarom onherroepelijk. Er moet van worden uitgegaan dat sprake is van vijf afzonderlijke zaken.
In elk van die vijf zaken is griffierecht geheven van € 941,00, conform het hoogste tarief. Gesteld noch gebleken is dat Veolia c.s. tegen de beslissing tot het aldus heffen van griffierecht binnen de termijn van artikel 29 Wgbz in verzet is gekomen, zodat die beslissing vast staat.
2.2.
Bij vonnis van 27 oktober 2016, zaaknummers 5270414 \ CV EXPL 16-8715, 5270776 \ CV EXPL 16-8716, 5270961 \ CV EXPL 16-8717, 5271079 \ CV EXPL 16-8718 en 52711394 \ CV EXPL 16-8719, is de zaak verwezen naar de meervoudige civiele kamer van deze rechtbank. Ook bij de rechtbank zijn vijf zaken ingeschreven.
Van een situatie als bedoeld in artikel 15 Wgbz is geen sprake nu deze bepaling, voor zover thans van belang, ziet op de situatie dat in één zaak meerdere partijen bij één advocaat verschijnen. Door de verwijzing van vijf afzonderlijke zaken is er geen sprake van dat Veolia c.s. in één zaak bij één advocaat verschijnt maar is er sprake van vijf afzonderlijke zaken die bij de meervoudige civiele kamer van deze rechtbank aanhangig zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 8 lid 1 Wgbz is Veolia c.s. in elk van die zaken griffierecht verschuldigd.
2.3.
Anders dan Veolia c.s. heeft gesteld betreffen haar vorderingen niet alleen verklaringen voor recht en schadevergoeding op te maken bij staat maar houden deze ook in de vordering tot veroordeling van gedaagde [naam] tot betaling aan eiseressen van een boete van € 1.825.000,00. Mede hierdoor wordt het belang van de vordering bepaald. In verband daarmee is Veolia c.s. het aan haar in rekening gebrachte griffierecht conform het hoogste tarief, verschuldigd.
2.4.
De slotsom van het voorgaande is dat het verzet van Veolia c.s. ongegrond moet worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank
verklaart het verzet ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2017.