ECLI:NL:RBOBR:2018:1914

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
01/993349-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake het vervoeren van chemicaliën ten behoeve van synthetische drugsproductie

Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van chemicaliën voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 25 augustus 2015 tot en met 11 december 2015, in samenwerking met anderen, meerdere keren grote hoeveelheden chemicaliën heeft vervoerd, waaronder zoutzuur en mierenzuur, die bestemd waren voor de productie van MDMA en amfetamine. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet en heeft daarbij de Wet voorkoming misbruik chemicaliën overtreden. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, en het verweer van de verdediging verworpen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de chemicaliën gebruikt zouden worden voor illegale drugproductie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993349-15
Datum uitspraak: 20 april 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [postcode] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 mei 2016, 21 maart 2018, 22 maart 2018, 23 maart 2018 en 6 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 maart 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 maart 2018 overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is aangepast/gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot en met 11 december 2015
te Luik (België) en/of Hodeige (België), gemeente Remicourt (België), provincie Luik (België), in elk geval in België en/of te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Eindhoven en/of Veldhoven, en/of Urmond, gemeente Stein en/of Eersel, en/of Waalre, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens)
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam
te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot

het plegen van die/dat feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of

- een of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heef/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe
* op of omstreeks 25 augustus 2015
- een voertuig ( [auto 1] met kenteken [kenteken 1] ) gehuurd en/of - (vervolgens) in/met voornoemd voertuig - naar/op de parkeerplaats bij de Mc Donalds te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo 500 kilogram mierenzuur,in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie) vervoerd en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad

(Zaakdossier 0 en uitvoering rechtshulpverzoeken 002 en 004)

en/of
* op of omstreeks 10 november 2015
- een voertuig ( [auto 2] met kenteken [kenteken 5] ) gehuurd en/of - (vervolgens) in/met voornoemd voertuig naar/op de [adres 6] te Eindhoven en/of naar/op de [adres 7] te Veldhoven - (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) zoutzuur en/of mierenzuur en/of caustic soda, in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie) vervoerd en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad

(Zaakdossier 2)

en/of
* op of omstreeks 24 november 2015
- in/met een [bestelbus] (met (vals) kenteken [kenteken 2] ) - naar/op de carpoolplaats te Urmond, gemeente Stein,
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) zoutzuur, in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie) vervoerd en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad

(Zaakdossier 3)

en/of
* op of omstreeks 27 november 2015
- een voertuig ( [auto 2] met kenteken [kenteken 3] ) gehuurd en/of - (vervolgens) in/met voornoemd voertuig naar/op het woonwagenkamp gelegen aan de [adres 2] te Waalre
- 216 kilogram zoutzuur, in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie) vervoerd en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad
(Zaakdossier 5)
en/of
* op of omstreeks 10 december 2015
- een voertuig ( [auto 3] met kenteken [kenteken 4] ) gehuurd en/of - (vervolgens) in/met voornoemd voertuig
- naar/in een perceel gelegen aan [adres 5] te Eersel en/of in/naar een op dat perceel geparkeerde zeecontainer en/of vrachtauto (opschrift ' [opschrift] '),
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) caustic soda en/of zoutzuur en/of mierenzuur, in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie) vervoerd en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad

(Zaakdossier 4)

en/of
* op of omstreeks 11 december 2015
- een voertuig ( [auto 3] met kenteken [kenteken 4] ) gehuurd en/of - (vervolgens) in/met voornoemd voertuig - naar/in Waalre - 20 zakken (van 25 kilogram per zak), althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) caustic soda en/of 15 jerrycans (van 25 liter per stuk), althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) zoutzuur en/of 4 jerrycans (van 30 liter per stuk), althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) methanol en/of 7 jerrycans (6 van 20 liter per stuk en 1 van 30 liter per stuk), althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) zwavelzuur, in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie) vervoerd en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad

(Zaakdossier 5)

2.
hij, als marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 november 2015 tot en met 11 december 2015
te Luik (België) en/of Hodeige (België), gemeente Remicourt (België), provincie Luik (België), in elk geval in België en/of Eindhoven en/of Veldhoven, en/of Urmond, gemeente Stein en/of Eersel, en/of Waalre, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk de bevoegde instanties niet onverwijld in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen als omschreven in bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, die/dat er op wijzen/wijst of kunnen/kan wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk
* op of omstreeks 10 november 2015 een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 2)
en/of
* op of omstreeks 24 november 2015 een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 3)
en/of
* op of omstreeks 27 november 2015 een hoeveelheid van 216 kilogram zoutzuur
(Zaakdossier 5)
en/of
* op of omstreeks 10 december 2015 een hoeveelheid zoutzuur (Zaakdossier 4)
en/of
* op of omstreeks 11 december 2015 (een) hoeveelhe(i)d(en) van 15 jerrycans (van 25 liter per stuk) zoutzuur en/of 7 jerrycans (6 van 20 liter per stuk en 1 van 30 liter per stuk) zwavelzuur
(Zaakdossier 5)
vervoerd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Daartoe heeft hij aangevoerd dat [betrokkene] al vele jaren telkens alle verdachte transacties bij de Belgische politie heeft gemeld. De politie/het openbaar ministerie heeft gedurende vele jaren niet ingegrepen. Zou de politie tijdig haar plicht naar behoren hebben verricht dan zou verdachte nu niet terechtstaan.
Omdat er niet tijdig of althans veel te laat is ingegrepen, moet het openbaar ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen.
Voorop gesteld wordt dat het niet aan de Nederlandse autoriteiten is om verdachte te weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid.
Ten aanzien van het door de verdediging benoemde rechtsgevolg van niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie is verder het volgende van belang. Niet-ontvankelijkverklaring is in slechts zeer uitzonderlijke gevallen aan de orde. Dit kan aan de orde zijn in geval sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekortgedaan. Voorts is een dergelijke sanctie mogelijk indien – ook zonder dat de belangen van de verdachte als hiervoor bedoeld zijn geschonden – sprake is van een handelwijze van de officier van justitie die in strijd is met de grondslagen van het strafproces waardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt, zoals de bevoegdheidsverdeling tussen het Openbaar Ministerie en de onafhankelijke rechter zoals die in het wettelijk systeem ten aanzien van vervolging, berechting en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen is vervat.
Het Nederlandse openbaar ministerie heeft geen strafrechtelijke bevoegdheden in België.
Mocht er al sprake zijn van het doorlaten van transporten met chemicaliën in België dan raakt dit de ontvankelijkheid van de Nederlandse justitie niet.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit het dossier blijkt het navolgende.
Door de federale gerechtelijke politie te Luik is onderzoek gedaan naar de handel in chemicaliën bestemd voor de productie van synthetische drugs in België. Op 21 oktober 2015 is door de FGP Luik politie-informatie gedeeld met de FIOD. Deze informatie kon vervolgens gebruikt worden voor het opstarten van een eigen onderzoek door de FIOD. Op 5 november 2015 werd deze informatie formeel ontvangen en is er vervolgens door de FIOD een onderzoek opgestart. Pas in de loop van dit onderzoek zijn de eerste verdenkingen ontstaan tegen Nederlandse verdachten. Het onderzoek heeft geleid tot een omvangrijk dossier met meerdere strafbare feiten die deels in het buitenland zijn gepleegd en meerdere verdachten. Gegeven de complexiteit van het onderzoek als geheel is het tijdsverloop in deze zaak op zichzelf al niet als onredelijk aan te merken. Bovendien is voor zover mogelijk als er chemicaliën in het verkeer dreigden te komen door de FIOD of de politie ingegrepen.
Gelet op de hiervoor weergegeven situatie kan niet gezegd worden dat de politie en/of het openbaar ministerie niet adequaat heeft/hebben gehandeld. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verweer van de raadsman moet worden verworpen.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die in de weg staan aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.
De officier van justitie kan dan ook in de vervolging worden ontvangen.
Schorsing van de vervolging.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bronnen.

1. een dossier van de Belastingdienst/FIOD kantoor Eindhoven, met dossiernummer Gefisnummer 57516, afgesloten d.d. 24 mei 2016, ordners 1 tot en met 8 en een aanvullende ordner;
(betreft leveringen van chemicaliën 1 januari 2015 tot en met 18 januari 2016 (zk-0) en de zaken ZK-01 tot en met ZK-11; pag. 1 tot en met pag. 4063 (bron 1).
2. de stukken van de rechter-commissaris onder meer inhoudende de getuigenverhoren van [getuige 1] , [betrokkene] en [getuige 2] (bron 2).
3. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2018 afgelegd (bron 3).

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt verweten zich al dan niet in vereniging schuldig te hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet door -kort gezegd- chemicaliën bestemd voor de productie van synthetische drugs te vervoeren en/of af te leveren en/of voorhanden te hebben. Daarbij wordt verdachte verweten dat hij al dan niet in vereniging in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft op de in de pleitnota genoemde gronden vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit. Kort gezegd heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte enige malen chemische transporten heeft verricht. Hij wist echter niet wat hij precies vervoerde en dat het om stoffen ging die wettelijk verboden waren. Verdachte had ook niet het opzet om stoffen te vervoeren die in strijd zijn met de wet.
Ook ten aanzien van feit 2 was er geen sprake van opzet. Verdachte was niet op de hoogte van de vervoerde stoffen en wist niet dat hij een vergunning moest aanvragen voor het vervoer van deze stoffen.

De bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage (pag. 16 tot en met 47) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank.

Nadere bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling.

Op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vaker bestelbussen heeft gehuurd en dat hij wel eens wat chemicaliën heeft vervoerd, omdat hem daarvoor geld is aangeboden. Hij heeft voorts verklaard dat hij niet wist wat hij precies vervoerde.
Voor strafbaarheid op grond van de voorbereidingshandelingen in artikel 10a van de Opiumwet is vereist dat de dader daadwerkelijk wetenschap heeft gehad van de
omstandigheid dat hij met zijn handelingen de productie van harddrugs bevorderde.
Dit opzet, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis en vaste rechtspraak van artikel 10a Opiumwet omvat ook voorwaardelijk opzet, waarvan sprake is indien de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat genoemde omstandigheid zich zal voordoen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen minst genomen het voorwaardelijk opzet op het ten laste gelegde heeft gehad.
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het navolgende:
-verdachte heeft zes keer tegen een geldelijke vergoeding een voertuig gehuurd voor een persoon of personen, van wie hij de na(a)m(en) niet wil noemen;
- met dit door hem gehuurde voertuig heeft hij in opdracht van deze persoon of personen vijf keer bij een woning van een particulier in België en één keer bij een bedrijf in chemicaliën in Luik telkens een grote hoeveelheid chemicaliën opgehaald. Verdachte heeft geen aannemelijke of verifieerbare verklaring gegeven met betrekking tot een eventuele legale bestemming van de chemicaliën.
- de verpakkingen van de chemicaliën die hij op 11 december 2015 vervoerde waren voor het merendeel niet voorzien van etiketten en dat was ook telkens het geval bij de verpakkingen die zijn aangetroffen op de plaatsen waar de lading werd gelost ( [adres 3] in Veldhoven, [adres 4] in Veen en [adres 5] in Eersel);
- de chemicaliën heeft hij telkens met het door hem gehuurde voertuig over de grens naar Nederland gebracht;
- in Nederland heeft er een overdracht van de vracht plaatsgevonden. Op 25 augustus 2015 is verdachte met zijn vracht naar een parkeerplaats bij Mc Donalds gereden. Op 10 november 2015 heeft de overdracht plaatsgevonden in de nabijheid van een woning in Eindhoven en op 24 november 2015 heeft de overdracht plaatsgevonden bij een carpoolplaats in Urmond. Verdachte is toen de laadruimte van de bestelbus in gegaan en droeg hierbij handschoenen. Op 27 november 2015 is verdachte met de vracht naar het woonwagenkamp te Waalre gereden, waarna hij naar Nederweert is gegaan. Op 10 december 2015 is verdachte met zijn voertuig naar een perceel in Eersel gereden, waarbij tijdens observaties is gezien dat verdachte goederen in een zeecontainer laadde.
De rechtbank is van oordeel dat dit geen gebruikelijke plaatsen zijn voor de overdracht van chemicaliën, die een legale bestemming hebben. Verdachte was kennelijk alleen ingehuurd om de chemicaliën over de grens te brengen en op de verpakkingen van een groot aantal van die chemicaliën ontbraken de verplichte etiketten.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat het hier niet om een legale handel van chemicaliën ging.
Het is algemeen bekend dat voor de productie van synthetische drugs grote hoeveelheden chemicaliën nodig zijn, die doorgaans niet makkelijk anoniem zijn te verkrijgen. Aangenomen mag worden dat verdachte dit ook wist.
Door onder de gegeven omstandigheden aan deze transporten van chemicaliën een wezenlijke bijdrage te leveren heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de chemicaliën die hij in België heeft opgehaald, zouden worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs.
Door onder de hiervoor genoemde omstandigheden, zonder de benodigde officiële documenten grote hoeveelheden chemicaliën te vervoeren heeft verdachte eveneens welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarmee in strijd handelt met de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de persoon of personen in opdracht waarvan hij de chemicaliën vervoerde en de personen aan wie hij de voertuigen met de chemicaliën overdroeg en de wezenlijke bijdrage die verdachte heeft geleverd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen heeft gepleegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 25 augustus 2015 tot en met 11 december 2015
in België en in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, telkens
- anderen gelegenheid tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en verschaft, en
- vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededader(s) wisten en/of ernstige redenen hadden om te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers hebbende hij, verdachte, en zijn mededader(s) opzettelijk daartoe
* op 25 augustus 2015
- een voertuig [auto 1] met kenteken [kenteken 1] gehuurd en
- vervolgens met voornoemd voertuig - naar de parkeerplaats bij de Mc Donalds te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo 500 kilogram mierenzuur, ten behoeve van synthetische drugsproductie vervoerd en voorhanden gehad

(Zaakdossier 0 en uitvoering rechtshulpverzoeken 002 en 004)

en
* op 10 november 2015
- een voertuig [auto 2] met kenteken [kenteken 5] gehuurd en - vervolgens met voornoemd voertuig naar de [adres 6] te Eindhoven en naar de [adres 7] te Veldhoven - hoeveelheden zoutzuur en mierenzuur en caustic soda, ten behoeve van synthetische drugsproductie vervoerd en afgeleverd en voorhanden gehad

(Zaakdossier 2)

en
* op 24 november 2015
- met een [bestelbus] met (vals) kenteken [kenteken 2] - naar de carpoolplaats te Urmond, gemeente Stein,
- een grote hoeveelheid zoutzuur, ten behoeve van synthetische drugsproductie vervoerd en voorhanden gehad

(Zaakdossier 3)

en
* op 27 november 2015
- een voertuig [auto 2] met kenteken [kenteken 3] gehuurd en - vervolgens met voornoemd voertuig naar het woonwagenkamp gelegen aan de [adres 2] te Waalre
- 216 kilogram zoutzuur ten behoeve van synthetische drugsproductie vervoerd en voorhanden gehad
(Zaakdossier 5)
en
* op 10 december 2015
- een voertuig [auto 3] met kenteken [kenteken 4] gehuurd en - vervolgens met voornoemd voertuig
- naar een perceel gelegen aan [adres 5] te Eersel en in een op dat perceel geparkeerde zeecontainer en/of vrachtauto (opschrift ' [opschrift] '),
- een grote hoeveelheid zoutzuur ten behoeve van synthetische drugsproductie vervoerd en afgeleverd en voorhanden gehad

(Zaakdossier 4)

en
* op 11 december 2015
- een voertuig [auto 3] met kenteken [kenteken 4] gehuurd en - vervolgens met voornoemd voertuig - naar Waalre - 20 zakken van 25 kilogram per zak, caustic soda en 15 jerrycans van 25 liter per stuk, zoutzuur en 4 jerrycans van 30 liter per stuk methanol en 7 jerrycans (6 van 20 liter per stuk en 1 van 30 liter per stuk) zwavelzuur, ten behoeve van synthetische drugsproductie vervoerd en voorhanden gehad

(Zaakdossier 5)

2.
als marktdeelnemer, op tijdstippen in de periode van 10 november 2015 tot en met 11 december 2015 in België en in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk de bevoegde instanties niet onverwijld in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen als omschreven in bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, die/dat er op wijzen/wijst of kunnen/kan wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk
* op 10 november 2015 een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 2)
en
* op 24 november 2015 een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 3)
en
* op 27 november 2015 een hoeveelheid van 216 kilogram zoutzuur
(Zaakdossier 5)
en
* op 10 december 2015 een hoeveelheid zoutzuur (Zaakdossier 4)
en
* op 11 december 2015 hoeveelheden van 15 jerrycans (van 25 liter per stuk) zoutzuur en 7 jerrycans (6 van 20 liter per stuk en 1 van 30 liter per stuk) zwavelzuur
(Zaakdossier 5)
vervoerd en voorhanden gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten in eendaadse samenloop heeft gepleegd

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
- een gevangenisstraf van twee jaren met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht bij een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte is slechts een tijdelijke schakel geweest, hij heeft geestelijke en lichamelijke problemen, hij heeft lang in voorarrest gezeten en hij zal dergelijke feiten nooit meer plegen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van grote hoeveelheden chemische stoffen die kunnen worden gebruikt voor de productie dan wel de bewerking of verwerking van synthetische drugs. Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer drieënhalve maand in totaal zes keer chemicaliën vervoerd. Verdachte heeft met voornoemd handelen bijgedragen aan de productie van synthetische . Hierdoor heeft hij ook bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de productie en handel van drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de maatschappij.
Conclusie
De bewezen verklaarde feiten betreffen zeer ernstige feiten die zeer ontwrichtend zijn voor de maatschappij.
Gelet op de ernst van deze feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enig passende straf is. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, zoals door de raadsman is voorgesteld, zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank zal zes maanden van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaar om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57
Opiumwet art. 10a
Wet economische delicten art. 2 en 6
Wet voorkoming misbruik chemicaliën art. 2.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: medeplegen van om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij ernstige redenen had om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd in eendaadse samenloop gepleegd met: T.a.v. feit 2: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. A.M. Bossink en mr. A.W.A. Kap-Knippels, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 20 april 2018.
[bewijsbijlage]